ECLI:NL:RBAMS:2025:9240

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
13-194061-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 26 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Landgericht Bielefeld in Duitsland. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Duitsland is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier jaar en drie maanden voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied is gepleegd, maar heeft besloten om de overlevering niet te weigeren op basis van de relevante weigeringsgronden in de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon heeft tijdens de zitting verklaard dat hij zijn straf in Duitsland wil ondergaan, wat heeft geleid tot het intrekken van het beroep op artikel 6a OLW. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-194061-25
Datum uitspraak: 26 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 23 september 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2024 door het
Landgericht Bielefeld, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] (Turkije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 5 november 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 november 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Yilmaz, advocaat in ’s-Gravenhage, en door een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en medegedeeld dat op 19 november 2025 uitspraak zal worden gedaan.
Het e-mailbericht van de raadsman van 18 november 2025
Na sluiting van het onderzoek op 5 november 2025 heeft de rechtbank op 18 november 2025 een e-mailbericht van mr. T. Yilmaz ontvangen. De raadsman heeft namens de opgeëiste persoon verzocht om van het op de zitting van 5 november 2025 gedane beroep op artikel 6a OLW af te zien. De opgeëiste persoon heeft namelijk aan de raadsman laten weten zijn straf in Duitsland te willen ondergaan, gelet op het feit dat hij aldaar mogelijk in aanmerking komt voor een kortere detentieperiode. De officier van justitie heeft zich per e-mailbericht van 18 november 2025 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De zitting van 19 november 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op de uitspraakzitting van 19 november 2025 – na toestemming van partijen – enkelvoudig heropend en weer gesloten. De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat op 26 november 2025 uitspraak wordt gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting van 5 november 2025 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf (opgelegd door het Landgericht (de rechtbank) in Bielefeld van 12 mei 2022 en rechtsgeldig geworden op 10 november 2022, met dossiernummer: 02 KLs 1/22 336 Js 3899/21) uitgevaardigd door het openbaar ministerie in Bielefeld op 13 juni 2023 met dossiernummer: 336 Js 3899/21 V.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar en drie maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1488 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van het Landgericht (de rechtbank) in Bielefeld van 12 mei 2022 (02 KLs 1/22 336 Js 3899/21).
Dit vonnis betreft een feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

De rechtbank stelt, gelet op het e-mailbericht van de raadsman van 18 november 2025, vast dat het op de zitting van 5 november 2025 gedane beroep op artikel 6a OLW als ingetrokken moet worden beschouwd. De opgeëiste persoon wenst zijn straf in Duitsland te ondergaan, gelet op het feit dat hij in Duitsland mogelijk in aanmerking komt voor een kortere detentieperiode. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling of zij de overlevering op grond van die bepaling zal weigeren.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat de verdovende middelen op Duits grondgebied zijn ingevoerd, de bewijsmiddelen zich in Duitsland bevinden, dat de verdovende middelen aldaar in beslag zijn genomen en dat reeds een onherroepelijk vonnis in Duitsland is gewezen. In dat licht vormt het gegeven dat het feit geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.
.

7. Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is er geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 van de Overleveringswet.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Landgericht Bielefeld, Duitsland voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.M. de Bie en J.J.M. Graat, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L. Kole, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.