ECLI:NL:RBAMS:2025:9335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
13/196291-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor beroving met geweld in een parkeergarage te Amsterdam

Op 20 november 2025 heeft de politierechter te Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van beroving met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voor het stelen van de autosleutels en mobiele telefoon van een vrouw in een ondergrondse parkeergarage op 27 juni 2025. Het slachtoffer werd van achteren vastgegrepen, ten val gebracht en haar autosleutel werd afgenomen. De politierechter hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die psychische problemen vertoonde. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, waarbij de politierechter de immateriële schade begrootte op € 500,-. De verdachte had een strafblad en was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De politierechter concludeerde dat de verdachte strafbaar was, ondanks zijn psychische toestand, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/196291-25
Datum uitspraak: 20 november 2025
Vonnis van de politierechter te Amsterdam in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland ,
thans gedetineerd in het [detentieadres 1]
hierna te noemen: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2025.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.T.C Bouhuijzen, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. B.J.T Opstal naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 27 juni 2025 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen autosleutels en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij/aangeefster] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij/aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij/aangeefster] met kracht aan haar haar en/of haar tas te trekken (waardoor die [benadeelde partij/aangeefster] op de grond viel) en/of tegen die [benadeelde partij/aangeefster] te schreeuwen en/of zijn vuist op te heffen en/of haar telefoon uit haar handen te trekken.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De politierechter stelt op grond van de bewijsmiddelen, kort en zakelijk weergegeven, het volgende vast.
Mevrouw [benadeelde partij/aangeefster] (hierna: aangeefster) heeft aangifte gedaan van een diefstal met geweld die is gepleegd in de parkeergarage van het Rokin op 27 juni 2025, waarbij onder meer aan haar haar is getrokken, ze is gevallen en eerst haar autosleutel - van haar auto, met kenteken [kenteken] - werd afgepakt en vervolgens, toen ze achter verdachte aan ging, haar mobiele telefoon uit haar hand werd getrokken.
De aangifte wordt deels bevestigd door camerabeelden, die aan het dossier zijn toegevoegd en die worden beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. Aangeefster heeft verklaard dat ze haar tas over haar rechter schouder droeg toen iemand aan haar tas en hard aan haar haren trok en dat dat verschrikkelijk pijn deed. Op de camerabeelden en stills is te zien dat aangeefster lang blond haar heeft dat als een mantel over haar schouders, bovenarmen en tot halverwege over haar rug uitwaaiert. Te zien is dat aangeefster in de parkeergarage loopt en dat ze opeens van achteren wordt benaderd en vastgepakt. Op pagina 1 van het pvb camerabeelden staat onder meer als waarneming beschreven:
“Ik zie links in beeld dat aangever een stukje in beeld komt, wegdraait en dat zij vervolgens aan haar rechter wordt getrokken.” Hier ontbreekt vervolgens evident een woord, namelijk het woord dat aangeeft waar aangeefster wordt vastgepakt. Op de camerabeelden zelf is te zien is dat aangeefster, terwijl ze het beeld van de camera inloopt, van achteren door iemand aan haar rechter arm/schouder en/of haar (schouder)tas wordt vastgegrepen en meteen met snelheid achterwaarts uit het beeld van de camera wordt getrokken. In de spiegeling van de glazen wand is te zien dat aangeefster vervolgens vrijwel direct ten val komt.
Op grond van het voorgaande stelt de politierechter vast dat verdachte aangeefster bij haar rechter bovenarm en tas vastgreep en daarmee ook meteen een deel van haar haren in zijn greep had en haar in één voortgaande beweging, met dezelfde kracht, zowel aan haar haren als haar arm met de tas achterwaarts heeft getrokken waardoor ze ten val kwam.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij, nadat haar autosleutel is afgepakt, achter verdachte aan is gelopen, met haar telefoon in de hand om de politie te bellen. Verdachte draait zich dan om en rukt de telefoon uit haar hand. Ook dit wordt ondersteund door de camerabeelden.
Verdachte heeft hier een alternatief scenario tegenover gesteld. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat de auto een jaar eerder van hem is gestolen. Desgevraagd weet hij te vertellen dat de auto lichtroze is maar dat hij het merk van de auto niet weet omdat hij wel drieduizend auto’s heeft. Hij lag uit te rusten en de auto stond op de parkeerplaats, op de plek waar de autosleutels zijn aangetroffen. De autosleutel is zijn eigendom, hij heeft het van aangeefster teruggepakt. Hij zegt dat de telefoon door aangeefster eerder van hem is afgepakt, in het park.
Ter terechtzitting heeft verdachte, anders dan bij de rechter commissaris, onder meer verklaard dat de autosleutel in het Westerpark van hem is afgepakt. Over de auto heeft hij verklaard dat hij deze als cadeau heeft gekregen en dat het een roze Landrover betreft. Hij heeft de autosleutel uit de hand van aangeefster gerukt waardoor ze is gevallen. Hij heeft haar niet aangeraakt.
Dit scenario en de gestelde eigendom van de autosleutel en de telefoon zijn op geen enkele manier door verdachte aannemelijk gemaakt en het scenario wordt grotendeels weersproken door de beelden. Het alternatieve scenario wordt door de politierechter dan ook als onaannemelijk terzijde geschoven.
De politierechter acht bewezen dat verdachte:
op 27 juni 2025 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel en een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde partij/aangeefster] , welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij/aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij/aangeefster] met kracht aan haar en haar tas te trekken (waardoor die [benadeelde partij/aangeefster] op de grond viel) en tegen die [benadeelde partij/aangeefster] te schreeuwen en zijn vuist op te heffen en haar telefoon uit haar handen te trekken;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie concludeert het op basis van de stukken in het dossier dat het feit aan verdachte kan worden toegerekend.
De verdediging heeft bepleit dat het bewezenverklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De politierechter overweegt omtrent de strafbaarheid van verdachte als volgt.
Uit het proces-verbaal van verhoor van 28 juni 2025 komt naar voren dat verdachte aan één stuk door praat en dat hij zo verward en onsamenhangend praat dat hij voor de tolk niet te volgen is. In overleg met zijn advocaat wordt besloten het verhoor te beperken tot 2 vragen over het tenlastegelegde. Na korte tijd wordt het verhoor afgebroken omdat verdachte dusdanig verward is dat een normaal verhoor niet mogelijk is.
E.C.A.L. Visser , als psychiater verbonden aan het NIFP , heeft bij brief van 4 augustus 2025 aan de officier van justitie gerapporteerd in het kader van een trajectconsult aangaande verdachte. De rapporteur heeft daarvoor diverse rapporten en de stukken van het strafdossier geraadpleegd en op 04-08-2025 verdachte gesproken in de P.I. te [detentieadres 2] .
Uit dit briefrapport komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene heeft volgens de stukken in PPC Scheveningen gezeten en momenteel heeft hij ook psychiatrische begeleiding.
Hij geeft redelijk rustig antwoord op de vragen maar is daarin niet makkelijk te volgen, ook voor de tolk is het regelmatig verwarrend. Het bewustzijn en de aandacht is ongestoord, de oriëntatie en het geheugen is moeilijk te testen. De intelligentie lijkt behoorlijk onder gemiddeld. Het denken is incoherent, vol met wanen en fantasieën. Het is niet duidelijk of betrokkene de bizarre verhalen ook deels functioneel inzet als manier om niet steeds op zijn gedrag aangesproken te kunnen worden. Hij komt ook wel enigszins streetwise en antisociaal over. Er lijkt ook wel enig besef van het niet geslaagd zijn in het leven wat gecompenseerd wordt door grootheidsfantasieën of wanen.
Voorlopige diagnostiek:
Een 30-jarige chronisch psychotische [nationaliteit] man, met een verstandelijke beperking en al jaren bekend met middelenmisbruik en overlast gevend crimineel gedrag, die onrechtmatig in Nederland verblijft. Betrokkene lijkt niet in staat te zijn om een zelfstandig leven te leiden, lijkt ook niet leerbaar. In Nederland zou zo’n iemand mogelijk in een gesloten setting voor mensen met een gemengde problematiek zoals ernstige gedragsproblemen, middelmisbruik en een verstandelijke beperking worden geplaatst.
J.M. Oudejans , als GZ-psycholoog verbonden aan het NIFP , heeft bij brief van 16 augustus 2025 aan de officier van justitie gerapporteerd over het consult strafrechtspleging aangaande verdachte. De rapporteur heeft daarvoor diverse eerder opgemaakte rapporten aangaande verdachte en de stukken van het strafdossier geraadpleegd en met verdachte gesproken op 30 juni 2025.
Psycholoog Oudejans rapporteert onder meer het volgende.
“Voorlopige conclusie en advies.
Betr. is een 30-jarige man, die bij het politieverhoor zo verward en onsamenhangend was dat het verhoor moest worden afgebroken, die bij de rechter-commissaris verklaart dat hij wel 3000 auto’s heeft en wiens actuele psychische conditie vanwege zijn extreme agitatie en woede niet goed beoordeeld kan worden. Net als in 2021 (ISD-consult, d.d. 12 oktober 2021) is het niet mogelijk om eventuele psychiatrische pathologie aan te tonen, maar is er, gegeven zijn verwardheid en incoherentie (bij het politieverhoor) ook geen aanleiding om pathologie in het psychotische spectrum uit te sluiten. Ook middelenproblematiek en pathologie op het vlak van de persoonlijkheid kan niet worden uitgesloten. Gegeven de actuele labiele psychische conditie en extreme agitatie en boosheid over zijn detentie en de bejegening, wordt geadviseerd om betr. te plaatsen in een EZV, waar hij de benodigde extra zorg en begeleiding kan krijgen.
Gegeven de ernst en het impulsieve, oninvoelbare karakter van het tenlastegelegde, de actuele wankele psychische conditie en de aanwijzingen voor mogelijke pathologie in het psychotische spectrum, is er een evidente indicatie voor Pro Justitia rapportage, met als doel tot een solide diagnostische beoordeling te komen, de toerekeningsvatbaarheid en delictgevaarlijkheid te beoordelen, en op basis daarvan te bepalen of er gronden zijn voor een begeleiding en/of behandeling in een strafrechtelijk kader. Gelet op het actuele toestandsbeeld wordt de haalbaarheid van een dergelijk onderzoek echter gering geacht, aangezien de kans klein is dat betr. zal meewerken aan een onderzoek Pro Justitia . Daarnaast is de vraag hoe zinvol het is om een man die vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling na een eventuele detentie hoogstwaarschijnlijk zal worden uitgezet, Pro Justitia te laten onderzoeken.”
De politierechter neemt de bevindingen en conclusies van de psychiater en de psycholoog over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft ter zitting op een vraag van zijn raadsman bevestigd dat hij momenteel, in [plaats] , antipsychotica krijgt, welk medicijngebruik ook wordt genoemd in het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 28 oktober 2025.
De politierechter acht het op grond van vorenstaande feiten en omstandigheden, net als de raadsman, aannemelijk dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in de zin van de wet.
De vraag of verdachte ten tijde van het plegen van het bewezen geachte feit vanwege zijn stoornis volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht beantwoordt de politierechter echter ontkennend. De politierechter acht geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Het is met name niet duidelijk of, zoals hierboven weergeven onder het rapport van de psychiater, verdachte ‘de bizarre verhalen ook deels functioneel inzet als manier om niet steeds op zijn gedrag aangesproken te kunnen worden. Hij komt ook wel enigszins streetwise en antisociaal over. Er lijkt ook wel enig besef van niet geslaagd zijn in het leven wat gecompenseerd wordt door grootheidsfantasieën of wanen.’
Verdachte is dan ook strafbaar.
Gelet op genoemde feiten en omstandigheden gaat de politierechter uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de persoonlijke omstandigheden en de volgens de verdediging aanwezige stoornis in strafmatigende zin moeten meewegen en dat dit zou moeten leiden tot het opleggen van een straf die in duur gelijk is aan het voorarrest.
7.3.
Het oordeel van de politierechter
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een beroving van een vrouw in een parkeergarage. Dat is een ernstig feit met nadelige gevolgen voor het slachtoffer. Het slachtoffer is van achteren onverhoeds vastgegrepen, onder meer aan haar lange haar, is ten val gekomen en daarna is haar autosleutel afgepakt. Vervolgens, toen het slachtoffer impulsief achter verdachte aan rende met haar telefoon in de hand en met de bedoeling de politie ondertussen te bellen, heeft verdachte haar vastgegrepen bij haar arm en de telefoon uit haar hand gerukt. Verdachte heeft aangeefster pijn gedaan door haar aan de haren te trekken.
Dit soort feiten, gepleegd in een ondergrondse parkeergarage, hebben grote impact op het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en degenen die daar getuige van zijn of daarover horen.
Verdachte is niet aanspreekbaar gebleken op zijn gedrag.
De politierechter heeft rekening gehouden met de persoon van verdachte en daarbij acht geslagen op het rapport van de reclassering Leger des Heils van 23 oktober 2025, waarin onder meer het volgende wordt gerapporteerd.
Het risico op recidive, op letsel en op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Er is sinds 2020 sprake van een onrechtmatige verblijfsstatus. Er zijn problemen op nagenoeg alle leefgebieden; betrokkene is dakloos, zonder werk en/of inkomen en beschikt niet over een steunend netwerk in Nederland. Daarbij zijn er problemen aangaande middelengebruik en op het gebied van psychosociaal functioneren. Bij een veroordeling adviseren wij een straf zonder bijzondere voorwaarden. Wij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Uit het uittreksel van het justitieel documentatieregister aangaande verdachte blijkt dat verdachte al vele malen eerder met de politie in aanraking is gekomen en meerdere keren is veroordeeld. De veroordelingen laten een delictpatroon zien aangaande vermogensdelicten. Daarnaast is sprake geweest van wederspannigheid.
De politierechter ziet thans geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Als oriëntatiepunt voor de hoogte van de gevangenisstraf hanteert de politierechter het uitgangspunt voor straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, waarbij ze strafverzwarend meeweegt dat er sprake is van een strafblad met veel recidive voor vermogensdelicten. In deze zaak zou het feit, het recidivegevaar en het strafblad naar het oordeel van de politierechter een gevangenisstraf rechtvaardigen voor de duur van 8 maanden.
Alles overwegende en gelet op de aangenomen verminderde toerekeningsvatbaarheid, legt de politierechter aan verdachte op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij, mevrouw [benadeelde partij/aangeefster] , vordert € 4.906,12 aan vergoeding van materiële schade en € 2.500 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede € 5.000 aan proceskosten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de vordering grotendeels kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de gevorderde bedragen zijn redelijk en billijk. De schadeposten met betrekking tot een zonnebril, kosten fysiotherapie en gederfde inkomsten van haar partner dienen niet ontvankelijk te worden verklaard.
Dat geldt ook met betrekking tot de advocatenkosten.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de door de benadeelde partijen gevorderde schade ten aanzien van een aantal schadeposten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat het toe te kennen bedrag dient te worden gematigd.
Voor wat betreft de gestelde immateriële schade verzoekt de verdediging dit bedrag aanzienlijk te matigen. Bij bewezenverklaring van het aan de haren trekken kan enkel haarverlies worden vastgesteld. Van aantasting van de persoon ‘op andere wijze’ is alleen sprake bij aantoonbaar geestelijk letsel. De vordering bevat op dat punt slechts een summiere toelichting die onvoldoende is.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding van materiële schade betwist de verdediging, kort weergegeven, de ontvankelijkheid dan wel de gestelde hoogte van de schade ten aanzien van: de gemiste vakantie, de tas, de parfumfles, de zonnebril, de kosten van de EMDR-therapie (voor zover deze toekomstige kosten betreffen), de fysiotherapiekosten, de inkomstenderving partner, de reiskosten en de advocatenkosten.
Het oordeel van de politierechter
Verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld, van welk feit de benadeelde partij slachtoffer is geworden. De benadeelde partij verzoekt vergoeding van de schade waarvan zij stelt dat die haar door dit feit rechtstreeks is toegebracht.
Immateriële schade.
De politierechter begroot de omvang van de immateriële schade, naar maatstaven van billijkheid, op € 500,-.
Vast staat dat de benadeelde partij hard aan haar haren is getrokken en dat daardoor pijn aan de hoofdhuid is veroorzaakt.
De vordering is voor het overige onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden
hetgeen een onevenredige belasting van de strafgeding zou opleveren.
De benadeelde partij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Materiële schade
De politierechter beoordeelt het verzoek tegen de achtergrond van het dossier, waaruit blijkt dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen feit ten val is gekomen, dat haar schoudertas op de grond is gevallen en open is gesprongen, dat de autosleutels uit haar tas zijn gevallen en van de grond zijn opgepakt door de dader, dat haar telefoon door hem uit haar handen is gerukt, dat verdachte is achtervolgd en korte tijd later door burgers is aangehouden en dat hij door hen naar de grond is gewerkt. De telefoon is door hen uit zijn handen gepakt en terug gegeven aan de benadeelde partij. De gearriveerde politie trof bij verdachte de autosleutel na enig zoeken aan in zijn trainingsbroek, die hij onder zijn broek aan had. Niet is onderbouwd of uit het dossier gebleken hoe de autosleutel schade heeft opgelopen of waar deze schade uit bestaat, noch hoe de schade aan (beide zijden van) de telefoon kan zijn ontstaan. Datzelfde geldt voor de zonnebril.
Telefoon, autosleutels, tas, zonnebril, parfumfles
Tegen de weergegeven achtergrond is de hoogte van de gestelde schade onvoldoende onderbouwd en het verzoek op dit punt niet-ontvankelijk.
De politierechter ziet geen aanknopingspunten voor een schatting van de schade.
Gemiste vakantie
Deze schade is onvoldoende onderbouwd en het verzoek is op dit punt niet-ontvankelijk. Niet kan worden vastgesteld dat aangeefster als rechtsreeks gevolg van het gepleegde feit in een dusdanige psychische toestand verkeerde, dat het niet verantwoord was om de dag na het gepleegde feit nog met vakantie te gaan.
Kosten EMDR-therapie en fysiotherapie
Dit betreffen toekomstige kosten. Het verzoek is op deze onderdelen niet ontvankelijk.
Inkomstenderving partner
Onvoldoende is onderbouwd dat de gestelde inkomstenderving van de partner van het slachtoffer tevens schade van het slachtoffer betreft. Het verzoek is op dit onderdeel niet ontvankelijk.
Reiskosten
In het geval van bijstand door een gemachtigde komen de reis- en verblijfskosten die de benadeelde partij zelf heeft gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking op grond van het wettelijk stelsel van de artikelen 237 tot en met 240 Rv.
Het verzoek wordt op dit punt afgewezen.
Advocatenkosten
Het verzoek is op dit onderdeel niet ontvankelijk.
De hoogte van de (toekomstige) kosten is in het geheel niet onderbouwd en bovendien is een toevoeging aangevraagd waar nog niet op is beslist.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 maanden gevangenisstraf.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij/aangeefster] toe tot een bedrag € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 augustus 2025) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij/aangeefster] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Wijst een deel van de vordering, te weten de gevorderde reis- en verblijfkosten, af.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij/aangeefster] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, politierechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Peverelli, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2025.