ECLI:NL:RBAMS:2025:9362

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2025
Publicatiedatum
2 december 2025
Zaaknummer
13/065851-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse toetsing en voortzetting van de ISD-maatregel

Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een ISD-maatregel opgelegd aan een veroordeelde, geboren in 1979, voor de duur van twee jaren. Op 22 oktober 2025 vond een tussentijdse toetsing plaats, waarbij de rechtbank de officier van justitie, de veroordeelde, haar raadsvrouw en deskundigen hoorde. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder eerdere vonnissen en rapporten over de voortgang van de behandeling van de veroordeelde. De behandeling op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) is nog niet afgerond, en er zijn zorgen over het recidiverisico bij beëindiging van de ISD-maatregel. De deskundige adviseert om de maatregel voort te zetten, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde pleit voor beëindiging, omdat er geen vooruitgang zou zijn. De officier van justitie benadrukt de noodzaak van de maatregel voor de bescherming van de maatschappij. De rechtbank concludeert dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om onveiligheid en drugsoverlast te voorkomen. De rechtbank vertrouwt op de motivatie van de veroordeelde om de volgende stappen in haar behandeling te zetten.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/065851-24 (tussentijdse toetsing ISD-maatregel)

Deze rechtbank heeft op 12 juni 2024 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

Procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 12 juni 2024;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2025, waarbij na een tussentijdse toetsing is beslist dat de ISD-maatregel dient te worden voorgezet;
  • het verzoek ex artikel 6:6:14 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering van de veroordeelde en haar toenmalige raadsman, mr. M.L. van Gaalen, om een tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 20 augustus 2025;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 25 september 2025;
  • het voortgangsverslag van 1 juli 2025, opgesteld door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij GGZ Fivoor Heerhugowaard;
  • het rapport ten behoeve van deze tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van 6 oktober 2025, opgesteld door [plaatsvervangend vestigingsdirecteur] (plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Zwolle) en [senior casemanager] (senior casemanager ISD van de Penitentiaire Inrichting Zwolle).
De rechtbank heeft op 22 oktober 2025 de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, de veroordeelde, de raadsvrouw van veroordeelde, mr. L. Schouten, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [senior casemanager] , verbonden aan de Penitentiaire Inrichting Zwolle, op de openbare terechtzitting gehoord.

Beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Het rapport van 6 oktober 2025 bevat een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen tijdens het verloop van de ISD-maatregel, waaronder de periode na de eerdere tussentijdse toetsing van 3 januari 2025. Daaruit blijkt onder meer dat het psychologisch onderzoek (hierna: PO) van veroordeelde in februari 2025 is afgerond. De bevindingen van het PO hebben geleid tot een vervolgtraject binnen een klinische setting. Eerst intramuraal via de externe zorgaanbieder Tactus en vervolgens, per 26 mei 2025, extramuraal binnen de Forensisch Psychiatrische Afdeling De Hooge Venne te Heiloo (hierna: FPA).
Bij aanvang van de opname op de forensisch psychiatrische afdeling (FPA) laat veroordeelde een zeer positieve insteek zien met betrekking tot haar behandeling. Zij is blij met haar opname en wil er het beste van maken. Snel daarna verandert deze positieve houding in een passieve houding met actieve weerstand. Veroordeelde ervaart veel hindernissen op deze FPA en wil worden verplaatst naar de kliniek in Bergen op Zoom (de rechtbank begrijpt: GGZ Westelijk Noord-Brabant in Halsteren), waar veroordeelde eerder opgenomen is geweest. Naar aanleiding hiervan wordt overwogen om op zoek te gaan naar een andere plek. Vanuit de familie (de zus van veroordeelde) en de ISD-casemanager komt echter het beeld naar voren dat veroordeelde vaak veel tijd nodig heeft om te acclimatiseren en dat dit ook het geval was in de kliniek in Halsteren. Daarom wordt de opname op de huidige FPA voortgezet.
Binnen de FPA volgt veroordeelde drie therapieën, te weten verslavingstherapie, therapie negatief zelfbeeld en beeldende therapie. De behandeling wordt enerzijds gekenmerkt door het feit dat veroordeelde continu aangeeft niet op de FPA te willen verblijven. Anderzijds lukt het haar zich te conformeren aan de behandeling. Tijdens haar verblijf op de FPA is veroordeelde eenmaal overgegaan van Unit. Zij is blij van de vorige Unit weg te zijn, maar op de nieuwe Unit loopt zij aan tegen andere locatiegebonden tegenslagen. In het vervolg wordt een verandering waargenomen in het klinische beeld. Hoewel veroordeelde onverminderd aangeeft weg te willen, lijkt dit een uiting van haar ongenoegen als copingmechanisme om deze gevoelens te ventileren en een plek te geven. Deze negatieve gevoelens lijken haar behandeling evenwel niet in de weg te staan. Dit wordt geduid als een uiting van de inzet van veroordeelde, passend bij haar motivatie om het maximale uit de behandeling te halen.
Op dit moment is de behandeling van veroordeelde nog niet afgerond. In het ISD-traject van veroordeelde zijn nog enkele belangrijke stappen te zetten, waaronder een opknipmoment zodra veroordeelde overgaat naar een instelling voor begeleid wonen. Indien de ISD-maatregel van veroordeelde nu wordt beëindigd, is het recidiverisico hoog. Gelet op het voorgaande is het advies van de deskundige om de ISD-maatregel voort te zetten.
De deskundige heeft dit advies op de openbare zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. De deskundige heeft verklaard dat veroordeelde inmiddels is aangemeld voor een instelling voor begeleid wonen, en dat dit een aantal dagen voor de zitting heeft geleid tot een verwijzing naar HVO Querido in Amsterdam. Het is nu aan HVO Querido om het dossier van veroordeelde op te pakken en te beoordelen. Bij een positieve beoordeling zal een intakegesprek met veroordeelde worden gepland. De deskundige kan geen uitspraken doen over de daarbij behorende termijnen.
Verder heeft de deskundige verklaard dat er nog diagnostiek zal volgen en dat de verloven van veroordeelde nog verder kunnen worden uitgebreid. Tot slot heeft de deskundige verklaard dat voor veroordeelde een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz-indicatie) is afgegeven, maar dat deze te laag is om na de beëindiging van de ISD-maatregel te kunnen blijven wonen bij HVO Querido. Om die reden is contact opgenomen met het Centrum Indicatiestelling Zorg (hierna: CIZ) met het doel de Wlz-indicatie te verhogen. De deskundige heeft goede hoop dat dit zal slagen. Mocht dat niet het geval zijn, dan zal worden gezocht naar een andere geschikte instelling voor begeleid wonen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen vooruitgang zit in de behandeling van veroordeelde, terwijl de ISD-maatregel inmiddels zestien maanden geleden is aangevangen. Veroordeelde is gemotiveerd en staat open voor hulp en behandeling, maar gebleken is dat dit binnen de FPA niet gaat lukken. Dat zou volgens de verdediging wel het geval zijn geweest als naar veroordeelde was geluisterd en zij in de kliniek in Halsteren was geplaatst. Bovendien is er geen vertrouwen dat veroordeelde op korte termijn zal uitstromen naar een instelling voor begeleid wonen. Uit een gesprek met de deskundige, enkele dagen voorafgaand aan de zitting, is namelijk gebleken dat dit mogelijk pas in de laatste maand van de ISD-maatregel zal plaatsvinden. De raadsvrouw heeft daarom verzocht de ISD-maatregel te beëindigen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de ISD-maatregel op dit moment nog steeds nodig is om de maatschappij te beschermen tegen veroordeelde. Zonder de behandeling en de uitstroom naar een instelling voor begeleid wonen zijn de risico’s te groot. De officier van justitie heeft daarom gevorderd de ISD-maatregel voort te zetten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient eerst te beoordelen of veroordeelde ontvankelijk is in haar verzoek. Dat is het geval, nu er zes maanden zijn verstreken tussen het onherroepelijk worden van de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2025 en het verzoekschrift van veroordeelde. De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure vervolgens te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank zal beëindiging van de ISD-maatregel naar verwachting leiden tot onveiligheid, ernstige drugsoverlast en verloedering van het publieke domein. De rechtbank is daarom van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
Veroordeelde heeft in de afgelopen periode goede stappen gezet. Niettemin moeten er nog verschillende stappen worden gezet, waarbij veroordeelde nog steeds hulp en begeleiding nodig heeft. De rechtbank acht dat noodzakelijk. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat veroordeelde vanuit de FPA naar een gepaste instelling voor begeleid wonen gaat.
De rechtbank vertrouwt erop dat veroordeelde, met haar motivatie en inzet, de volgende stappen in het ISD-traject met goed gevolg zal zetten. Daarbij acht de rechtbank het van belang dat zij haar geduld probeert te bewaren.
Aan de voorwaarden voor voortzetting van de ISD-maatregel is voldaan.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 oktober 2025.