ECLI:NL:RBAMS:2025:9876

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
13/315721-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van afpersing met geweld door een groep

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die beschuldigd werd van het medeplegen van afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 21 mei 2024, waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer in Amsterdam onder bedreiging met geweld dwong om zijn persoonlijke bezittingen af te geven. Tijdens de zitting op 2 oktober 2025 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd, maar de verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie, waaronder camerabeelden en aangiften, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing, maar sprak hem vrij van het onderdeel dat betrekking had op geweld dat na de afgifte van de spullen plaatsvond. De rechtbank legde een werkstraf van 170 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer. De rechtbank achtte het toepassen van het jeugdstrafrecht passend, gezien de leeftijd van de verdachte en zijn beperkte verstandelijke vermogens. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/315721-24
Datum uitspraak: 16 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.I.P. Hofstee en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. N. Bevelander naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 21 mei 2024 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing door met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van zijn spullen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het medeplegen van afpersing door bedreiging met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de camerabeelden. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de autosleutels zijn weggenomen, zodat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. Daarnaast kan afpersing door geweld worden bewezen, ondanks het feit dat sommige geweldshandelingen pas na de afgifte van de spullen plaatsvonden. De officier merkt daarbij op dat alle geweldshandelingen kunnen worden gezien als één samenhangend geheel in het kader van de afpersing.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Aangever heeft geld, een portemonnee met bankpassen en een telefoon aan verdachte en medeverdachten afgestaan nadat ze hem hadden gedreigd iets aan te doen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan afpersing van aangever,
door bedreiging met geweld. Weliswaar is er ook geweld gepleegd, maar dit werd uitgevoerd nadat aangever zijn spullen had afgestaan en de afpersing dus al was voltooid.
De rechtbank komt daarom niet tot een bewezenverklaring van afpersing
door geweld.
Omdat verdachte het feit heeft bekend en de raadsvouw hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 2 oktober 2025 heeft afgelegd, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2. Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] met nummer PL1300-2024119236-3 van 22 mei 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [opsporingsambtenaar 1] , doorgenummerde pag. 106-112 (Einddossier p. 1-430 deel 1).
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024119236-5 van 23 mei 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 113-115 (Einddossier p. 1-430 deel 1).

6.De eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 2 oktober 2025van camerabeelden, met bestandsnamen IMG_1238, IMG_1243.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 21 mei 2024 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag en goederen, te weten een portemonnee en meerdere bankpassen en een smartphone, door
- voornoemde [slachtoffer] te omsingelen en
- vervolgens tegen [slachtoffer] te zeggen: “Jij komt uit België toch?" en tegen [slachtoffer] te zeggen dat hij zijn telefoon en autosleutels en portemonnee af moest geven en
- vervolgens een mes te tonen en
- vervolgens [slachtoffer] de volgende dreigende woorden toe te voegen: "Ik ga je steken" en "Ik ga je bossen", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. In dat licht heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen van drie maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte en werkstraf van 170 uren wordt opgelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Verder verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de strafmaat.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan afpersing van een man uit België die onder valse voorwendselen naar Amsterdam is gelokt. Het slachtoffer was in de veronderstelling dat hij een afspraakje had met een meisje. Verdachte wist dat er een plan was gemaakt om het slachtoffer te beroven. Verdachte was met vijf andere medeverdachten. Verdachte had een mes bij zich, die door een van zijn medeverdachten is gebruikt om te dreigen. Verdachte heeft ook actief meegedaan met het dreigen. Nadat het slachtoffer zijn spullen had afgegeven, bleef de groep tegen hem schreeuwen en duwen en ging over tot slaan. Het slachtoffer is ook met het mes verwond. Verdachte heeft het slachtoffer, toen die in de bosjes was geduwd, zelfs nog geslagen met een kabelslot. Het geweld stopte pas toen het slachtoffer hard om hulp riep. Verdachte is toen met zijn groep weggerend. Eén van de medeverdachten heeft het nodig gevonden deze voor het slachtoffer vernederende en intimiderende ervaring te filmen. Hoewel verdachte voor de geweldshandelingen na de afpersing wordt vrijgesproken om de juridische reden dat de afpersing toen al was voltooid, kunnen deze geweldshandelingen niet los worden gezien van de gebeurtenissen waarvoor verdachte wel wordt veroordeeld. De rechtbank weegt dit dan ook mee bij het bepalen van de hoogte van de strafoplegging.
Dat de gebeurtenissen een grote impact hebben gehad op het slachtoffer volgt ook uit de aangifte.
Ter terechtzitting van 2 oktober 2025 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft daarbij wel gezegd dat hij dit onder druk van zijn medeverdachten heeft gedaan, waarvan overigens verder niets is gebleken. Toch heeft hij met zijn bekennende verklaring voor het eerst een bepaalde mate van verantwoordelijkheid genomen en laten merken dat ook hij zijn eigen handelen afkeurt. De rechtbank houdt hier enigszins rekening mee bij de strafoplegging.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 25 september 2025. Verdachte is na zijn aanhouding geschorst uit voorlopige hechtenis en onder toezicht van de reclassering gesteld. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte zich gedurende het schorsingstoezicht heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden en dat over het algemeen goed in contact was met de betrokken toezichthouder. Naast de begeleiding vanuit de reclassering is ook de woonbegeleiding van [zorgorganisatie] bij verdachte betrokken. Verdachte is ook hier goed in contact en zoekt ondersteuning wanneer nodig. De reclassering acht verdachte voldoende ingebed in de hulpverlening en ziet in dit stadium geen indicaties meer voor bemoeienis. De reclassering adviseert bij veroordeling dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden. Daarnaast adviseert de reclassering het jeugdstrafrecht toe te passen.
In een e-mail van 30 september 2025 gericht aan de officier van justitie geeft de betrokken medewerkster van Reclassering Nederland, nog een nadere toelichting over de toepassing van het jeugdstrafrecht ten aanzien van verdachte. Verdachte heeft in zijn dagelijks leven veel ondersteuning nodig, zowel op praktisch gebied als met betrekking tot het psychosociaal functioneren. Hij toont zich ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding, die wordt geboden door de woonbegeleiding van [zorgorganisatie] . Omdat de behandeling om met agressiegevoelen om te gaan tijdens het toezicht positief is afgerond en er daarna geen nieuwe justitiecontacten zijn ontstaan, hoeft verplichte behandeling niet als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 21 jaar oud en dus meerderjarig. Bij een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd die daartoe aanleiding geven.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er sprake is van beperkte verstandelijke vermogen en het lijkt dat verdachte de gevolgen van zijn handelen niet altijd goed kan inschatten. Daarnaast volgt uit het reclasseringsrapport dat er sprake is van impulsiviteit, beïnvloedbaarheid en beperkte organisatievaardigheden. Verdachte heeft in zijn dagelijks leven veel ondersteuning nodig zowel op praktisch gebied als met betrekking tot het psychosociaal functioneren en hij toont zich ontvankelijk voor hulpverlening. Verdachte krijgt hiervoor dagelijkse ondersteuning van [zorgorganisatie] . Er is geen sprake van een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en er lijkt geen sprake van een pro-criminele houding.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte baat heeft gehad bij zijn behandeling nu deze positief is afgerond en er sindsdien geen nieuwe justitiële contacten zijn.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte na het plegen van het strafbare feit vatbaar is geweest voor pedagogische beïnvloeding en ook nu nog steeds open staat voor hulp.
In dat licht oordeelt de rechtbank dat het toepassen van het jeugdstrafrecht van belang is voor een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte en daarmee ook in het belang is van de maatschappij, omdat het zal bijdragen aan het verminderen van het recidiverisico.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezenverklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor afpersing door een jeugdige verdachte is het uitgangspunt een werkstraf vanaf 60 uren, dan wel jeugddetentie, maar in de toelichting staat opgenomen dat dit zou moeten gelden voor de lichtste variant van dit feit. Onderhavige zaak gaat om een ernstige variant zoals hiervoor is beschreven. De rechtbank acht daarom in beginsel een jeugddetentie passend en geboden. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken, zal de rechtbank de jeugddetentie als voorwaardelijk strafdeel opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte zich ook door de hoogte van de werkstraf realiseert hoe ernstig het feit is en dat dit niet meer mag gebeuren.
Vanwege de strafbeschikking die op 15 november 2024 aan verdachte is opgelegd is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest met een proeftijd van twee jaar passend. Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf op van 170 uren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek vier is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
werkstraf van 170 (honderdzeventig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
85 (vijfentachtig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maandenmet bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van
deze jeugddetentie niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later iets anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Loots, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en J.J.M. Graat, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Eisses, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2025.
[...]