ECLI:NL:RBARN:2004:AS5232

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118875
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd met betrekking tot het gebruik van een handelsnaam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om de opzegging van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen eiseres, GLASRENOVATIE NEDERLAND B.V., en gedaagde, die onder dezelfde handelsnaam opereert. Eiseres heeft gedaagde in kort geding gedagvaard, omdat zij meent dat gedaagde het gebruik van haar handelsnaam, woord- en beeldmerk en logo "Glasrenovatie Nederland" moet staken. Eiseres stelt dat er in 1997 een afspraak is gemaakt dat gedaagde de handelsnaam mocht gebruiken zolang zij exclusief rechthebbenden waren op de Novus techniek. Echter, na wijziging van de licentiecontracten in 2004, is deze exclusiviteit komen te vervallen, waardoor beide partijen nu als concurrenten opereren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van de overeenkomst op 19 november 2002 niet voldoet aan de eisen van redelijkheid en billijkheid, zoals vastgelegd in artikel 6:248 BW. De rechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Bovendien is gebleken dat de partijen in 1997 gezamenlijk hebben besloten om dezelfde handelsnaam te voeren, wat de rechter in zijn overwegingen meeneemt. De rechter concludeert dat de opzegging van de overeenkomst niet zonder meer kan plaatsvinden en dat eiseres een financiële voorziening moet treffen voor gedaagde om de kosten van een naamswijziging te dekken.

Uiteindelijk weigert de voorzieningenrechter de gevorderde voorziening en veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 816,00 voor salaris en € 241,00 voor verschotten. Dit vonnis is uitgesproken op 24 december 2004 door mr. H.Æ. Uniken Venema en mr. R.A. van der Pol, in aanwezigheid van griffier mr. I.A. van Gemert.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118875 / KG ZA 04-655
Datum vonnis: 24 december 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GLASRENOVATIE NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd en zaakdoende te Makkum, gem. Wünseradiel,
eiseres bij dagvaarding van 9 november 2004,
procureur mr. J. van Dijkhuizen,
advocaat mr. C. van der Graaf te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. Glasrenovatie Nederland,
wonende en zaakdoende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.C. Bothof te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Aan het eind van de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot een minnelijke oplossing van het geschil te komen. Partijen zijn hierin niet geslaagd en er is vonnis gevraagd.
De vaststaande feiten
1. Eiseres heeft vanaf 1989 een licentiecontract met een Amerikaanse firma, met een vestiging in Nederland: TCGI. TCGI bezit de intellectuele eigendomsrechten betreffende speciale apparatuur die gebruikt wordt voor het verwijderen/polijsten van krassen, beschadigingen etc. in glas. Deze apparatuur staat bekend als Novus Scratch Removal System (hierna: Novus techniek). Op basis van haar licentiecontract met TCGI had eiseres vanaf 1989 de exclusieve bevoegdheid de Novus techniek te gebruiken in de provincies Noord-Holland en Friesland.
2. Eiseres, voorheen handelend onder de naam Novus Glasrenovatie, heeft in 1995 als beeldmerk “Glasrenovatie Nederland” en haar bedrijfslogo laten registreren bij het Benelux Merkenbureau voor de klasse 40 (het polijsten van krassen en chemische aanslag uit glasoppervlakten).
3. Begin 1997 hebben eiseres en gedaagde ieder met TCGI een (nieuw) licentiecontract gesloten. Op grond daarvan verkreeg eiseres het exclusieve recht om vanaf 1 mei 1997 de apparatuur en de glasrenovatietechniek van TCGI te leasen respectievelijk als licentiehouder te gaan gebruiken voor een onafgebroken periode van vijf jaar in de regio Noord-Nederland en verkreeg gedaagde het exclusieve recht om vanaf 1 mei 1997 de apparatuur en de glasrenovatietechniek van TCGI te leasen respectievelijk als licentiehouder te gaan gebruiken voor een onafgebroken periode van vijf jaar in de regio Zuid-Nederland.
4. Partijen zijn vervolgens mondeling overeengekomen dat gedaagde, net als eiseres, “Glasrenovatie Nederland” als handelsnaam zou gaan gebruiken.
5. TCGI heeft de contracten met eiseres en gedaagde stilzwijgend verlengd, maar nadien zijn er wel opnieuw onderhandelingen gevoerd over de contracten. Per 1 juni 2004 zijn de licentiecontracten van TCGI met eiseres en gedaagde zodanig gewijzigd dat daarin geen exclusiviteit meer is opgenomen. Vanaf 1 juni 2004 zijn eiseres en gedaagde dus gerechtigd om in het gehele land Novus techniek aan te bieden.
6. Eiseres heeft gedaagde bij brieven van 19 november 2002 en 22 juni 2004 gesommeerd het gebruik van de handelsnaam, merk en logo van eiseres te staken en gestaakt te houden. Gedaagde heeft aan deze sommaties geen gevolg gegeven.
Het geschil
1. Eiseres vordert dat gedaagde zal worden veroordeeld - kort
samengevat - ieder gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam, woord- en beeldmerk en logo “Glasrenovatie Nederland” te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van dwangsommen.
2. Eiseres stelt hiertoe dat zij en gedaagde in 1997 de afspraak hebben gemaakt dat zolang zij exclusief rechthebbenden zouden zijn betreffende de Novus techniek, gedaagde gerechtigd zou zijn de handelsnaam van eiseres te voeren. Nu de licentiecontracten non-exclusief zijn geworden dient gedaagde derhalve het gebruik hiervan te staken, aldus eiseres.
Voor het geval niet vast komt te staan dat gedaagde de naam van eiseres niet meer mag gebruiken op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken, stelt eiseres dat er sprake is van een duurovereenkomst tussen haar en gedaagde, inhoudende dat eiseres toestaat dat gedaagde haar naam mag gebruiken en dat deze overeenkomst rechtsgeldig is opgezegd op 19 november 2002.
Eiseres stelt dat haar belang bij het staken van het gebruik van haar naam door gedaagde is gelegen in het feit dat zij en gedaagde nu concurrenten zijn op de Nederlandse markt en dat het gebruik van dezelfde handelsnamen verwarring schept en zij daardoor schade lijdt.
3. Gedaagde stelt dat partijen in 1997 zijn overeengekomen dat gedaagde de naam van eiseres zou gaan gebruiken zolang beide partijen een licentieovereenkomst met TCGI zouden hebben. Gedaagde betwist dat tussen partijen een afspraak is gemaakt dat aan het gebruik van de naam de voorwaarde zou zijn gesteld dat zij krachtens die licentieovereenkomst exclusiviteit zouden hebben voor een bepaald gebied.
De beoordeling van het geschil
1. De voorzieningenrechter is op grond van het bepaalde in artikel 37 A van de eenvormige Beneluxwet op de merken (BMW) bevoegd van onderhavig geschil kennis te nemen.
2. Gelet op de standpunten van beide partijen is het uitgangspunt dat gedaagde in 1997 krachtens een overeenkomst met eiseres (ook) gebruik is gaan maken van de handelsnaam “Glasrenovatie Nederland” en dat haar dat gebruik (toen) dus is toegestaan.
3. Analoog aan het bepaalde in artikel 150 Rv dient eiseres in deze procedure aannemelijk te maken dat aan de overeenkomst een einde is gekomen.
Nu de afspraken mondeling zijn gemaakt en gedaagde gemotiveerd de zienswijze van eiseres heeft weersproken, terwijl zijn zienswijze op voorhand niet onlogisch of ongeloofwaardig voorkomt, leidt dit voorshands tot de conclusie dat eiseres onvoldoende het bestaan van de afspraak zoals door haar is geformuleerd aannemelijk heeft gemaakt. Derhalve kan gedaagde niet op grond van die afspraak gehouden worden het gebruik van de handelsnaam van eiseres te staken.
4. Het bovenstaande leidt eveneens tot de conclusie dat gedaagde, die stelt dat tussen partijen een overeenkomst voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de licentiecontracten van ieder van partijen, bestaat, dit aannemelijk zal moeten maken en daarin voorshands geoordeeld niet is geslaagd. Gelet hierop moet het er in deze procedure voor worden gehouden dat tussen partijen terzake het gebruik van de handelsnaam van eiseres door gedaagde een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten en geen bepaling over de opzegging van de overeenkomst is overeengekomen.
5. Een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden opgezegd, maar met inachtneming van de redelijkheid en de billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval en met inachtneming van een redelijke opzegtermijn (artikel 6:248 BW). Nagegaan moet worden of de opzegging van 19 november 2002 aan deze eisen voldoet.
6. Ter zitting is aannemelijk geworden dat eiseres en gedaagde in 1997 vanuit een gemeenschappelijk belang hebben besloten dezelfde handelsnaam te gaan voeren. Zij waren beiden startende ondernemers en hadden baat bij samenwerking. Zo konden zij bijvoorbeeld voor gezamenlijke rekening een brochure ontwikkelen.
Partijen hebben ter zitting verklaard dat zij samen tot de conclusie zijn gekomen dat de handelsnaam van eiseres een betere naam was dan de naam die gedaagde op dat moment gebruikte, zodat zij hebben gekozen voor die naam. Gedaagde heeft daarmee toen afstand gedaan van het gebruik van zijn eigen handelsnaam.
Partijen hebben vervolgens jaren geïnvesteerd in hun ondernemingen en het verkrijgen van naamsbekendheid. Ter zitting is voldoende komen vast te staan dat die naamsbekendheid is verkregen door de investeringen daarin zowel door eiseres als door gedaagde. De stelling van eiseres dat zij zonder meer het alleenrecht kan doen gelden op het gebruik van die, inmiddels door gezamenlijk gebruik binnen de betrokken kring van leveranciers en opdrachtgevers bekend geworden handelsnaam, kan gelet op het bovenstaande voorshands geoordeeld niet worden gevolgd.
7. Vast staat dat eiseres de oudste rechten op de handelsnaam kan doen gelden. Hoewel gedaagde zich op het standpunt stelt dat de kans klein is dat partijen in elkaars vaarwater zullen zitten door het gebruik van dezelfde handelsnamen, wil hij wel meewerken aan het wijzigen van de handelsnaam van zijn onderneming. Gedaagde heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat wijziging van zijn handelsnaam belangrijke investeringen vergt en dat de financiële gevolgen daarvan redelijkerwijs, gelet op alle omstandigheden van het geval, niet alleen door hem gedragen zouden moeten worden.
8. Derhalve leidt het bovenstaande tot het voorlopig oordeel dat eiseres de overeenkomst met gedaagde naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet zonder meer kan opzeggen. Gelet op de omstandigheden van het geval kan de opzegging slechts geëffectueerd worden indien zij ten behoeve van gedaagde een financiële voorziening treft ter (gedeeltelijke) vergoeding van de door gedaagde te maken kosten.
9. De gevraagde voorziening zal daarom worden geweigerd. Eiseres zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. weigert de gevorderde voorziening,
2. veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op € 816,00 voor salaris en op € 241,00 voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.Æ. Uniken Venema en in het openbaar uitgesproken door mr. R.A. van der Pol in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A. van Gemert op 24 december 2004.
de griffier de rechter