ECLI:NL:RBARN:2005:AT3646

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
113121
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder van een dierenbeschermingsvereniging voor onbehoorlijk financieel beheer

In deze zaak stond de vraag centraal of de gedaagde, als bestuurder van de Vereniging, haar taken naar behoren had vervuld. De Vereniging, een afdeling van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die als penningmeester verantwoordelijk was voor de financiële administratie. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen, omdat zij geen deugdelijke boekhouding had kunnen overleggen en niet tijdig rekening en verantwoording had afgelegd over de financiën van de Vereniging. Dit leidde tot onduidelijkheid over de besteding van een aanzienlijk bedrag van € 26.795,27, dat in de jaren 2000 tot en met 2003 was opgenomen en uitgegeven zonder dat de gedaagde kon aantonen dat deze uitgaven in het belang van de Vereniging waren gedaan.

De rechtbank concludeerde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade die de Vereniging had geleden als gevolg van haar onbehoorlijke taakvervulling. De rechtbank stelde de gedaagde in de gelegenheid om tegenbewijs te leveren dat de uitgaven ten behoeve van de Vereniging waren gedaan. De zaak werd verwezen naar een rolzitting voor het opgeven van getuigen en hun verhinderdagen, waarna een getuigenverhoor zou plaatsvinden. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, afhankelijk van de uitkomsten van het getuigenverhoor en de aanvullende informatie die van de Vereniging werd verlangd.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 113121 / HA ZA 04-847
Datum vonnis: 9 maart 2005
Vonnis
in de zaak van
De vereniging
AFDELING RHEDEN EN OMSTREKEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING TOT BESCHERMING VAN DIEREN,
gevestigd te Rheden,
eiseres,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. K.T.B. Salomons te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.F. Schouwenaar.
Partijen worden hierna ook aangeduid als de Vereniging en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 14 juli 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Zijdens de Vereniging is ten behoeve van de comparitie bij brief d.d. 16 augustus 2004 een negental producties aan de wederpartij en de rechtbank toegezonden. Ook deze stukken maken deel uit van het dossier. Verder zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
* een conclusie na comparitie van de zijde van [gedaagde];
* een conclusie na comparitie van de zijde van de Vereniging.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
De Vereniging is een afdeling van de te ’s-Gravenhage gevestigde Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, hierna ook aangeduid als de Landelijke Vereniging.
[gedaagde] heeft vanaf 3 december 1992 deel uitgemaakt van het bestuur van de Vereniging en heeft de functie van penningmeester vervuld. In die hoedanigheid was [gedaagde] met uitsluiting van anderen gemachtigd tot de bankrekeningen van de Vereniging bij de Rabobank.
Het Convenant CBF Keurmerk is een privaatrechtelijke overeenkomst waarin alle rechtspersonen handelend onder de (deel)namen “Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren” en “Dierenbescherming” zich tegenover elkaar verplichten handelingen te verrichten, respectievelijk na te laten teneinde het Keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) te mogen benutten.
Op grond van het convenant CBF-Keurmerk dient het bestuur van de Vereniging jaarlijks aan het verenigingsbureau van de Landelijke Vereniging (hierna ook aan te duiden als het verenigingsbureau) de jaarstukken, het jaarverslag, de begroting en de accountantsverklaring over te leggen. De controle op de naleving hiervan berust bij de Commissie van Toezicht, een onafhankelijk orgaan.
Artikel 17 van de statuten van de Vereniging luidt voor zover van belang als volgt:
(....)
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de Vereniging zodanige aantekening te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.
3. Het bestuur brengt op de jaarvergadering bedoeld in artikel 18 lid 2 zijn jaarverslag uit, waarin vervat het verslag van de bestuursleden die namens de Vereniging in stichtingsbesturen zitting hebben en doet, onder overlegging van een balans en een staat van baten en lasten, rekening en verantwoording over zijn in het afgelopen verenigingsjaar gevoerd beleid. Na afloop van de termijn kan ieder lid deze rekening en verantwoording van het bestuur vorderen.
Het goedgekeurde jaarverslag, met de balans en de staat van baten en lasten, wordt voor vijftien mei bij het hoofdbestuur ingediend.
4. De algemene vergadering benoemt jaarlijks uit de leden een commissie van tenminste twee personen tezamen met een reservelid, die geen deel uitmaken van het bestuur, noch met bestuursleden nauwer dan in de vijfde graad van bloed- of aanverwantschap verwant mogen zijn. De commissie onderzoekt de rekening en verantwoording van het bestuur en brengt aan de algemene vergadering verslag uit van haar bevindingen.
(.....)
6. In geval geen leden voor een commissie als bedoeld in lid 4 gevonden kunnen worden, kan de algemen vergadering besluiten een accountant opdracht te geven tot het onderzoek bedoeld in lid 4, die alsdan zijn rapport uitbrengt aan de algemene vergadering.
7. Het bestuur is verplicht, de bescheiden bedoeld in lid 2 en lid 3 tien jaar te bewaren.”
Op 16 mei 2003 zijn [gedaagde] en twee andere leden van het bestuur van de Vereniging geschorst, omdat het bestuur ondanks herhaald verzoek van en aanmaning door de Commissie van Toezicht in gebreke bleef aan de in 1.4 genoemde verplichting te voldoen. Op grond van het Convenant CBF-Keurmerk en de statuten van de Vereniging heeft het bestuur van de Landelijke Vereniging vervolgens de leiding van de Vereniging overgenomen.
[gedaagde] heeft desgevraagd de voor het opstellen van de in rechtsoverweging 1.4 genoemde financiële stukken benodigde administratie niet ter beschikking kunnen stellen. Zij heeft aangegeven een kasboek te hebben bijgehouden (op dezelfde - door de Vereniging nimmer ter discussie gestelde - wijze waarop al haar voorgangers een kasboek bijhielden), dat zij niet ter beschikking heeft kunnen stellen omdat haar toenmalige echtgenoot - met wie zij op dat moment in een echtscheidingsprocedure verwikkeld was - dit kasboek heeft weggegooid. [gedaagde] heeft een aantal stukken ter beschikking gesteld. Deze stukken zijn als productie 9 bij akte in het geding gebracht.
Uit de door het verenigingsbureau bij de Rabobank opgevraagde afschriften van de bankrekeningen van de Vereniging bleek het verenigingsbureau dat sprake was van opnamen en uitgaven in de jaren 2000 tot en met 2003 voor een totaalbedrag van € 26.795,27, ten aanzien waarvan niet duidelijk was of deze opnamen en uitgaven in het belang van de Vereniging waren gedaan.
[gedaagde] heeft op 15 oktober 2003 een mondelinge toelichting gegeven.
Op 11 februari 2004 heeft de raadsman van de Vereniging [gedaagde] een overzicht van de onverklaarbare uitgaven en opnamen gezonden met het verzoek om uitleg. Tevens heeft de raadsman [gedaagde] gesommeerd het bedrag ad € 26.795,27 te voldoen, voor het geval [gedaagde] in gebreke zou blijven. [gedaagde] heeft noch aan het verzoek noch aan de sommatie voldaan.
De Vereniging had geen eigen kantoor.
Het geschil
De Vereniging vordert, na wijziging van eis bij conclusie van antwoord na comparitie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan de Vereniging te betalen een bedrag van € 24.956,47, vermeerderd met rente vanaf 25 februari 2004 alsmede haar te veroordelen in de proceskosten.
De Vereniging stelt daartoe dat tussen partijen een rechtsverhouding bestond krachtens welke [gedaagde] jegens de Vereniging verplicht was om zich omtrent de behoorlijkheid van het vermogensrechtelijke beheer en/of beleid te verantwoorden. Aldus - zo stelt de Vereniging - is [gedaagde] verplicht tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de Vereniging. De Vereniging stelt voorts dat nu [gedaagde] tot de rekeningen van de Vereniging was gemachtigd, zij een verantwoordingsplicht heeft over de besteding daarvan, zeker omdat de indruk was ontstaan dat de gelden niet ten gunste van de Vereniging, maar voor privé doeleinden zijn besteed. De Vereniging concludeert dat [gedaagde] daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Vereniging. De Vereniging stelt hierdoor schade te hebben geleden.
[gedaagde] heeft zich verweerd met de stelling dat alle uitgaven zijn gedaan in het belang van de Vereniging. Op het verweer van [gedaagde] zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
In de kern genomen houdt partijen verdeeld de vraag of Conelissen haar taak van bestuurder van de Vereniging naar behoren heeft vervuld. Indien die vraag ontkennend zou worden beantwoord, dan rijst de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de daaruit ontstane schade en de vraag welke schade de Vereniging als gevolg van dit handelen (nalaten) van [gedaagde] heeft geleden.
Heeft [gedaagde] haar taak naar behoren vervuld?
De Vereniging heeft aangevoerd dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de uitoefening van haar taak als lid van het bestuur van de Vereniging door niet een zodanige boekhouding te voeren als de wet en de statuten voorschrijven en door geen (afdoende) rekening en verantwoording af te leggen over het verloop van de financiën van de Vereniging. De Vereniging heeft concluderend gesteld - zo begrijpt de rechtbank - dat een groot deel van de uitgaven niet strookt met het doel van de Vereniging, kort samengevat: de bescherming van dieren. Een en ander rechtvaardigt volgens de Vereniging de conclusie dat [gedaagde] haar taak niet naar behoren heeft vervuld. Zo heeft de Vereniging het volgende gesteld.
- Bedacht moet worden dat de Vereniging geen kantoor heeft. Bij de andere afdelingen worden de bestuurlijke kosten betaald uit het verschil tussen de diergerelateerde uitgaven en de vaste kosten. Bij afdelingen zoals de Vereniging, vormen de bestuurskosten en de algemene kosten maximaal ¼ van de diergerelateerde uitgaven. Dit is bij de Vereniging met name de laatste jaren volstrekt anders. De algemene kosten en de bestuurskosten zijn veel hoger dan de diergerelateerde uitgaven.
- Tijdens het gesprek op 25 juli 2003 heeft de Landelijke Vereniging de bestuursleden, waaronder [gedaagde], gevraagd of zij een mobiele telefoon, een fax, een pc en dergelijke hebben. Zij hebben dit ontkend. In de door [gedaagde] wel ter beschikking gestelde stukken worden aankoopfacturen overgelegd van onder meer een webcam, een cameratas, cd recordables, printers, pc’s, twee scanners, een monitor (met ivory front), computersoftware, waaronder Power point, een Flightsimulator, een bureau met stoel, een computerkast, terwijl slechts een oude scanner en computer door de bestuursleden zijn ingeleverd.
- Er zijn autokosten (onder meer brandstof- en reparatiekosten, kosten van een autoverzekering en CJIB boete) en internetkosten door de bestuursleden gedeclareerd en bouwmaterialen betaald voor zodanig hoge bedragen dat deze niet ten behoeve van de Vereniging kunnen zijn gemaakt, gelet op de omvang van de Vereniging en haar activiteiten.
[gedaagde] heeft concluderend gesteld dat alle opnamen en uitgaven zijn gerechtvaardigd en dat zij met de toelichting in de conclusie na comparitie heeft voldaan aan de op haar rustende verantwoordingsverplichting.
Vast staat dat [gedaagde] desgevraagd geen deugdelijke boekhouding heeft kunnen overhandigen aan de Landelijke Vereniging waartoe zij op grond van de statuten van de Vereniging en op grond van het Convenant CBF- Keurmerk was gehouden. Voorts staat vast dat zij eerst in de conclusie na comparitie - naar het oordeel van de rechtbank niet tijdig - slechts ten aanzien van een deel van de onverklaarbare opnamen en uitgaven rekening en verantwoording heeft afgelegd. De rechtbank is op basis van de processtukken waaronder de in het geding gebrachte producties en hetgeen ter comparitie is verhandeld van oordeel dat [gedaagde] hiermee is tekortgeschoten in haar taakvervulling en dat zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend bestuurder in dezelfde positie kan worden verwacht. De omstandigheid dat de ex-echtgenoot van [gedaagde] het kasboek zou hebben weggegooid is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde] komt en moet blijven. De omstandigheid dat [gedaagde] aanvankelijk geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek rekening en verantwoording af te leggen omdat zij het idee had dat men haar toch niet zou geloven en de omstandigheid dat [gedaagde] alsnog - na daartoe door de rechtbank uitdrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld - heeft gereageerd op het op 11 februari 2004 aan haar toegezonden overzicht met onverklaarbare opnamen en uitgaven, doen daaraan niet af.
Is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade?
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een tekortkoming en dat niets is gesteld of gebleken waaruit volgt dat de tekortkoming [gedaagde] niet kan worden toegerekend. Voorgaande brengt mee dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die de Vereniging heeft geleden als gevolg van haar niet behoorlijk handelen.
Welke schade komt voor vergoeding in aanmerking?
De Vereniging stelt dat zij schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde], welke schade bestaat uit de gedane uitgaven en opnamen in de periode 2000 tot en met 2003 ten aanzien waarvan [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze uitgaven en opnamen zijn gedaan ten behoeve van de Vereniging. [gedaagde] heeft dit betwist.
In de conclusie na comparitie en het daarbij gevoegde - aan de stellingen van [gedaagde] in de conclusie na comparitie aangepaste - overzicht van onverklaarbare opnamen en uitgaven heeft de Vereniging uitvoerig gemotiveerd betoogd dat en waarom hetgeen [gedaagde] als verweer ter verdediging stelt, niet juist is. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 3.4 al overwogen dat [gedaagde] niet alle uitgaven kan verklaren en daarmee onvoldoende rekening en verantwoording heeft afgelegd. De rechtbank gaat op grond van voorgaande voorshands uit van de juistheid van de stelling van de Vereniging dat zij als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagde] schade heeft geleden bestaande uit het totaal van alle opnamen en uitgaven in de jaren 2000 tot en met 2003, waarvoor [gedaagde] geen (afdoende) verklaring heeft gegeven waaruit blijkt dat de opnamen en uitgaven ten behoeve van de Vereniging zijn gemaakt. De rechtbank zal [gedaagde] in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren, namelijk bewijs dat de uitgaven zoals gedeclareerd ten behoeve van de Vereniging zijn gedaan. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde [gedaagde] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag op welke wijze zij bewijs wenst te leveren.
De rechtbank maakt uit de stukken op dat het door de Vereniging opgestelde overzicht van onverklaarbare opnamen en uitgaven in de periode 2000 tot en met 2003 is opgesteld op basis van de van [gedaagde] wel verkregen administratie en dat [gedaagde] eerst omstreeks oktober 2003 met dit overzicht is geconfronteerd. De rechtbank stelt vast dat [gedaagde] jaarlijks diende te voldoen aan de verplichting tot het produceren en het overleggen van stukken. Uit de statuten en uit het Convenant CBF Keurmerk maakt de rechtbank op dat er in theorie diverse controlemechanismen bestaan. Niet is gesteld of gebleken dat ook daadwerkelijk toezicht op de verplichting van de penningmeester is uitgeoefend. De rechtbank wenst op dit punt nadere informatie van de Vereniging. Deze informatie kan mondeling tijdens een na de getuigenverhoren te plannen comparitie van partijen worden verstrekt. Indien geen getuigenverhoren plaatsvinden, kan de Vereniging zich op dit punt bij akte uitlaten.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
De rechtbank, recht doende:
laat [gedaagde] toe tegenbewijs te leveren, namelijk bewijs dat dat de opnamen en uitgaven zoals opgenomen in het overzicht, overgelegd als productie bij de conclusie na comparitie, ten behoeve van de Vereniging zijn gedaan;
bepaalt dat, voor zover [gedaagde] wenst dat zij dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getuigen door de rechtbank (mr. M.P.C.J. van Bavel) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijdstip;
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van de getuigen en hun verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2005, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip voor het getuigenverhoor in beginsel niet zal worden gewijzigd;
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde], waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis. De Vereniging zal zich in dat geval bij akte kunnen uitlaten, zoals in rechtsoverweging 3.8 is overwogen;
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, partijen op de laatste dag van de getuigenverhoren tijdens of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven, zoals in rechtsoverweging 3.8 is overwogen en deze te laten onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van schriftelijke stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2005.
de griffier de rechter