ECLI:NL:RBARN:2005:AT4650

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118393
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele geschil tussen Robben B.V. en gedaagde over de vraag wie de contractspartij is

In deze zaak vorderde Robben B.V. betaling van een bedrag van € 13.172,75 van gedaagde, die volgens Robben B.V. haar contractspartij was. De kern van het geschil was de vraag met wie Robben B.V. daadwerkelijk had gecontracteerd: met gedaagde zelf of met de eenmanszaak van gedaagde's echtgenote. Robben B.V. stelde dat gedaagde in eigen naam handelde, terwijl gedaagde betoogde dat hij namens zijn echtgenote handelde. De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet voldoende had aangetoond dat hij als vertegenwoordiger van zijn echtgenote optrad. De rechtbank concludeerde dat Robben B.V. er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat gedaagde haar contractspartij was en dat er geen aanleiding was voor Robben B.V. om onderzoek te doen naar de daadwerkelijke contractspartij. De rechtbank wees de vordering van Robben B.V. toe, inclusief de wettelijke handelsrente vanaf de dag der dagvaarding. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 30 maart 2005 door mr. M.P.C.J. van Bavel.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118393 / HA ZA 04-1790
Datum vonnis: 30 maart 2005
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WILLY ROBBEN B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eiseres,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. A.J. Aldenhoven te Oss,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. O.N.J. Maatje.
Partijen worden hierna ook aangeduid als Robben B.V. en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 29 december 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
Horecagroothandel Robben B.V. heeft in de periode januari tot juni 2003 horeca-artikelen verkocht aan een van haar afnemers voor een totaal bedrag van € 13.593,27, welke artikelen onbetaald zijn gebleven.
De facturen voor de in rechtsoverweging 2.1. genoemde leverancies zijn geadresseerd aan “Geldermalsense V.V., [adres], het woonadres van de heer en mevrouw [gedaagde]. Als afleveradres is genoemd [adres], het adres van de voetbalvereniging Geldermalsen.
De raadsman van Robben B.V., mr. Aldenhoven, heeft Geldermalsense V.V. / de heer [gedaagde], bij aangetekende brief d.d. 9 september 2003 namens Robben B.V. gesommeerd het bedrag van de facturen vermeerderd met rente en kosten te voldoen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen worden aangekondigd.
Mr. Aldenhoven heeft Geldermalsense V.V. / de heer [gedaagde] in de brief d.d. 25 september 2003 in de gelegenheid gesteld alsnog binnen een gestelde termijn te betalen, ter voorkoming van het inleiden van een civiele procedure middels de in concept meegezonden dagvaarding.
Mr. Aldenhoven heeft in de brief d.d. 8 oktober 2003 gericht aan [gedaagde] bevestigd dat hij met [gedaagde] is overeengekomen dat Robben B.V. haar leverancies hervat tegen contante betaling aan de chauffeur van het bedrag van de leveranties vermeerderd met € 750,- per week ter aflossing van de bestaande schuld ad € 16.299,92. In de brief staat tevens dat de regeling komt te vervallen als [gedaagde] zich niet aan de regeling houdt, in welk geval de aangezegde rechtsmaatregelen worden doorgezet.
In de brief d.d. 30 oktober 2003 gericht aan [gedaagde] schrijft mr. Aldenhoven:
“Geachte heer [gedaagde],
In opgemelde zaak voldeed u tot op heden eenmaal een aflossingstermijn aan cliënte en wel ten bedrage van € 800,00.
Cliënte geeft er de voorkeur aan dat u de termijnbetaling van € 750,- per week voortaan stort op mijn derdenrekening met nummer 68.38.31.496. U dient uiterlijk maandag 3 november 2003 € 750,- over te boeken op mijn derdenrekening en zo vervolgens op 10 november etc tot het door u verschuldigde met rente en kosten geheel is voldaan. Zo u zich hier niet aan mocht houden komt deze regeling te vervallen en (...).
In de brief d.d. 29 december 2003 gericht aan [gedaagde] laat mr. Aldenhoven weten dat sedert 2 december 2003 geen betaling meer is ontvangen en dat tot het indienen van de bij de brief gevoegde dagvaarding zal worden overgegaan indien niet alsnog binnen drie dagen wordt betaald. Nadien hebben geen betalingen plaatsgevonden.
Op grond van de in overweging 2.5 beschreven betalingsregeling is totaal € 3.750,- betaald.
[gedaagde] heeft sedert 2002 telefonisch de bestellingen aan Robben B.V. doorgegeven en heeft ook bestellingen opgehaald en contant betaald.
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister heeft [betrokkene], echtgenote van [gedaagde], een eenmanszaak gedreven van 15 februari 1999 tot 8 april 2004 onder de naam Beheer Albertine, gevestigd op het adres van [gedaagde] en [betrokkene]. De bedrijfsomschrijving van de onderneming is blijkens het uittreksel de exploitatie van een kantine.
Het geschil
Robben B.V. vordert, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan Robben B.V. te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag ad € 13.172,75, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Robben B.V. voert daartoe aan dat zij horeca artikelen aan [gedaagde] heeft geleverd en dat ondanks gemaakte afspraken en beloften van [gedaagde] de facturen te zullen betalen deze facturen grotendeels onbetaald zijn gebleven. Robben B.V. stelt dat [gedaagde] haar contractspartij is. Naast de hoofdsom stelt Robben B.V. recht te hebben op de handelsrente en op contractuele rente bovenop de wettelijke rente.
[gedaagde] heeft de vorderingen weersproken. Daarop zal,
voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
De rechtbank stelt vast dat geen verweer is gevoerd tegen de hoogte van de vordering.
De kern van het geschil is de vraag met wie Robben B.V. heeft gecontracteerd. Heeft zij - zoals Robben B.V. stelt - gecontracteerd met [gedaagde] of – zoals [gedaagde] stelt - met (de eenmanszaak van) [betrokkene] middels [gedaagde].
[gedaagde] verweert zich met de stelling dat hij steeds namens zijn echtgenote heeft gehandeld. Hij voert aan dat zijn echtgenote in de periode oktober 2002 tot januari 2004 de kantine van de Geldermalsense voetbalvereniging heeft geëxploiteerd op basis van een met de voetbalvereniging gesloten pachtovereenkomst. [gedaagde] verklaart dat hij sedert 2002 telefonisch de bestellingen aan Robben B.V. heeft doorgegeven, dat hij ook bestellingen heeft opgehaald bij Robben B.V. tegen contante betaling, dat hij het aanspreekpunt was voor alle leveranciers, waaronder Robben B.V., dat hij een betalingsregeling met Robben B.V. en later met haar raadsman heeft getroffen, welke regelingen om financiële redenen na enige niet niet meer konden worden nagekomen.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij nimmer aan Robben B.V. heeft aangegeven dat hij niet op eigen naam, maar namens zijn echtgenote, dan wel haar eenmanszaak handelde. [gedaagde] heeft gesteld dat Robben B.V. onzorgvuldig heeft gehandeld door geen onderzoek te doen naar haar daadwerkelijke contractspartij.
Voor een vertegenwoordigend handelen, zoals [gedaagde] stelt, is vereist dat de handelend persoon zich als vertegenwoordiger voordoet. Dit “zich voordoen” kan plaatsvinden door een uitdrukkelijke verklaring, doch ook door mededelingen, zoals de opgave van de persoon aan wie geleverd moet worden, aan wie de rekening moet worden gezonden. Voor de wederpartij moet kenbaar zijn dat de handelend persoon als vertegenwoordiger optreedt.
De rechtbank stelt vast dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] uitdrukkelijk aan Robben B.V. heeft verklaard dat hij zijn echtgenote dan wel haar eenmanszaak vertegenwoordigde. Ter comparitie heeft [gedaagde] verklaard dat hij meent dat het op de weg van Robben B.V. lag een onderzoek in te stellen naar de daadwerkelijke contractspartij.
Daarnaast is evenmin gesteld of gebleken dat sprake is van andere mededelingen waaruit Robben B.V. heeft of had moeten opmaken dat [gedaagde] zijn echtgenote dan wel haar eenmanszaak vertegenwoordigde. Eerst in de conclusie van antwoord heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat niet hij maar (de eenmanszaak van) zijn echtgenote partij is bij de gesloten overeenkomsten.
Evenmin is gesteld of gebleken dat het voor Robben B.V, kenbaar was of had moeten zijn dat [gedaagde] als vertegenwoordiger optrad.
De facturen staan op naam van “Geldermalsense V.V.”, steeds verzonden naar het adres waar [gedaagde] en [betrokkene] wonen. De correspondentie is gericht aan Geldermalsense V.V. en [gedaagde] samen, op het adres waar de echtelieden woonachtig zijn. Als afleveradres is steeds de kantine van de voetbalvereniging vermeld. De naam van de eenmanszaak en/of [betrokkene] is noch in de facturen, noch in de correspondentie terug te vinden.
De rechtbank is alles - overziend - van oordeel dat Robben B.V.
er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat [gedaagde] in eigen naam als haar wederpartij handelde en derhalve haar contractspartij was. Naar het oordeel van de rechtbank behoefde Robben B.V. in de gegeven omstandigheden geen onderzoek in te stellen naar haar daadwerkelijke contractspartij, omdat daartoe geen enkele aanleiding bestond. De rechtbank heeft bij haar oordeel naast hetgeen hiervoor is overwogen betekenis toegekend aan de omstandigheid dat de door [gedaagde] met de raadsman van Robben B.V. overeengekomen betalingsregeling aanvankelijk is nagekomen. Hiermee heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank (op z’n minst)
de indruk bevestigd dat [gedaagde] handelde in eigen naam.
Voorgaande brengt mee dat voor de stelling van [gedaagde] dat hij namens zijn echtgenote handelde naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten zijn. De rechtbank verwerpt derhalve het door [gedaagde] opgeworpen verweer.
Robben B.V. heeft naast betaling van de hoofdsom wettelijke handelsrente gevorderd vanaf de dag der dagvaarding. De rechtbank zal de rente ex artikel 6:119a BW toewijzen, nu de verschuldigdheid van deze rente niet is betwist. De in de dagvaarding genoemde invorderingskosten en buitengerechtelijke kosten zullen niet worden toegewezen, omdat deze niet in het petitum zijn gevorderd.
De rechtbank zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank recht doende,
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Robben B.V., tegen behoorlijk bewijs van kwijting, € 13.172,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure tot aan deze uitspraak begroot op € 1.266,40, te weten € 361,40 voor verschotten en € 905,- voor salaris procureur,
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2005.
de griffier de rechter