ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9558

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143736
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot eigendomsoverdracht en inroepen van bankgarantie in het kader van een koopovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, staat de eigendomsoverdracht van een woning centraal. De eisers, twee kopers, hebben op 13 februari 2006 een koopovereenkomst gesloten met de gedaagde, mevrouw [gedaagde in conventie], voor een perceel grond met een woning. De eigendomsoverdracht zou plaatsvinden op 1 mei 2006, maar de gedaagde was niet in staat om de eigendom te leveren omdat zij niet de enige eigenaar was. Dit leidde tot een geschil over de vraag of het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004, waarin was bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de andere eigenaar, voldoende was voor de eigendomsoverdracht. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet met succes kunnen stellen dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank wijst de vorderingen van de eisers af en oordeelt dat de gedaagde gerechtigd was om de bankgarantie in te roepen, omdat de eisers tekort zijn geschoten in hun medewerking aan de eigendomsoverdracht. De rechtbank veroordeelt de eisers tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 143736 / HA ZA 06-1370
Vonnis van 24 januari 2007
in de zaak van
1. [eiser in conventie],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser in conventie],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. R.J. Verweij,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.W.C. Giebels.
Partijen zullen hierna ook [eiser in conventie] en [eiser in conventie] of kopers en mevrouw [gedaagde in conventie] of verkoper genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 oktober 2006
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] (als kopers) enerzijds en mevrouw [gedaagde in conventie] (als verkoper) anderzijds sluiten op 13 februari 2006 een koopovereenkomst ter zake van een perceel grond met woonhuis en toebehoren te [woonplaats] voor een bedrag van EUR 248.500,-.
2.2. De volgende artikelen van de koopovereenkomst zijn in deze procedure van belang.
artikel 3 Eigendomsoverdracht
3.1 De akte van levering zal gepasseerd worden op 01 mei 2006 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van notaris…. of diens plaatsvervanger, verbonden aan kantoor… , hierna verder te noemen notaris.
3.2 Verkoper staat in voor zijn bevoegdheid tot verkoop en tot eigendomsoverdracht ten tijde van het passeren van de akte van levering.
artikel 4 Bankgarantie/waarborgsom
4.1 Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 10 maart 2006 een schriftelijke door een in Nederland gevestigde bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 24.850,- zegge (..). Deze bankgarantie moet onvoorwaardelijk zijn, voortduren tot tenminste één maand na de overeengekomen datum van eigendomsoverdracht, en de clausule bevatten dat de desbetreffende bankinstelling op eerste verzoek van de notaris het bedrag van de garantie aan de notaris zal uitkeren. Indien het bedrag van de garantie aan de notaris wordt uitgekeerd, zal deze daarmee handelen als in artikel 10 is bepaald. Indien zich het gestelde in artikel 10.5 sub d voordoet, dient de bankgarantie te worden verlengd bij gebreke waarvan partijen de notaris ingevolge deze overeenkomst verplichten de bankgarantie te innen.
artikel 10 Ingebrekestelling, ontbinding
10.1 Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
10.2 Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 24.850, - zegge (..) verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
(..)
10.5 De notaris wordt bij deze verplicht, en voor zover nodig door partijen onherroepelijk gemachtigd, om:
a. indien de koper een boete is verschuldigd, het bedrag van deze boete uit het aan de notaris uitgekeerde bedrag van de garantie dan wel uit de bij de notaris gestorte waarborgsom, aan verkoper te betalen;
b. indien verkoper een boete is verschuldigd, de aan de notaris ter hand gestelde garantie aan de bankinstelling terug te zenden dan wel de door koper bij de notaris gestorte waarborgsom aan de koper te betalen;
(..)
d. indien beide partijen tekortschieten of de notaris onvoldoende kan beoordelen wie van beide partijen tekortschiet, de bankgarantie of waarborgsom onder zich te houden totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak of uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis is beslist aan wie hij het bedrag moet afdragen.
2.3. Op 11 maart 2006 geven kopers een bankgarantie af ter voldoening aan het hiervoor geciteerde artikel 4.1 tot een maximum van EUR 24.850,-.
2.4. Partijen komen overeen dat de akte van levering wordt gepasseerd op 1 mei 2006 om 16.00 uur ten overstaande van notaris [betrokkene 1] te [woonplaats] (verder ook te noemen: de notaris).
2.5. Op 1 mei 2006 verschijnen kopers en verkoper op het kantoor van de notaris, doch de akte van levering wordt niet gepasseerd. De notaris maakt een akte non-comparitie op waarin onder meer de volgende passage is opgenomen.
Vervolgens is door mij, notaris, op verzoek van koper geconstateerd.
1. de koper is op een mei tweeduizend zes om zestien uur, in mijn kantoor verschenen en heeft zich in principe bereid verklaard aan het verlijden van de akte van levering van het verkochte mee te werken en deze te ondertekenen;
2. genoemde verkoper is op een mei tweeduizend zes om zestien uur wel verschenen, maar was niet in staat de eigendom van het verkochte aan koper te leveren omdat zij blijkens de openbare registers op gemeld tijdstip niet de enige eigenaar van het verkochte was, terwijl bovendien de andere eigenaar van het verkochte niet in persoon of middels een gevolmachtigde aanwezig was of zich op enige wijze aan mij, notaris, bereid verklaard heeft om aan de door verkoper overeengekomen levering van het verkochte mee te werken.
De koper verklaarde dat, overeenkomstig het bepaalde in het koopcontract, de verkoper nu nalatig is in het nakomen van de op grond van het koopcontract op koper rustende verplichting tot levering.
2.6. In de concept notariële akte staat onder het kopje “bepalingen koopovereenkomst” onder meer artikel 2 lid 1 onder a dat luidt als volgt.
Artikel 2
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat.
1. Verkoper levert aan koper eigendom van het verkochte die:
a. onvoorwaardelijk is en niet is onderworpen aan inkorting, ontbinding of aan welke vernietiging dan ook;
(..)
2.7. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] stellen mevrouw [gedaagde in conventie] in hun brief van 3 mei 2006 in gebreke. In de brief stellen zij tevens dat mevrouw [gedaagde in conventie] niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het leveren van het verkochte en geven haar op grond van het hiervoor geciteerde artikel 10.1 van de koopovereenkomst een termijn van acht dagen om alsnog na te komen.
2.8. In de brief van 4 mei 2006 van de makelaar van mevrouw [gedaagde in conventie], [betrokkene 2], van [naam] te Nijmegen, aan Van Aarssen en [eiser in conventie], wordt namens mevrouw [gedaagde in conventie] gesteld dat [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in gebreke zijn en worden zij tot 16 mei 2006 in de gelegenheid gesteld alsnog aan hun verplichting tot afnemen te voldoen.
2.9. De Stichting Rechtsbijstand te Tilburg ontbindt de koopovereenkomst namens [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in zijn brief van 11 mei 2006. In de brief wordt tevens aanspraak gemaakt op de contractuele boete van artikel 10.2 ten bedrage van EUR 24.850,-.
2.10. De in 2.8 genoemde makelaar sommeert namens mevrouw [gedaagde in conventie] in zijn brief van 18 mei 2006 de notaris de koopovereenkomst te ontbinden en de gestelde waarborgsom uit te keren.
2.11. Een medewerker van het kantoor van de notaris laat [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in haar brief van 22 mei 2006 in reactie op de in 2.10 bedoelde brief het volgende weten.
Vanwege deze sommatie ben ik verplicht om de door u gestelde bankgarantie in te roepen en het bedrag van de garantie als waarborgsom in deze zaak te boeken.
Ik heb inmiddels van u bericht ontvangen dat u niet akkoord bent met uitbetaling van de waarborgsom aan verkoper en zal dit te zijner tijd aan verkoper melden.
2.12. De raadsman van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] stelt mevrouw [gedaagde in conventie] in zijn brief van 24 mei 2006 in de gelegenheid alsnog de boete te voldoen en stelt mevrouw [gedaagde in conventie] aansprakelijk voor de door [eiser in conventie] en [eiser in conventie] geleden schade.
2.13. Mevrouw [gedaagde in conventie] heeft van 1996 tot medio februari 2004 samengewoond met de heer [betrokkene 3] (verder te noemen [betrokkene 3]). De relatie is begin 2004 geëindigd.Vanaf februari 2001 hebben zij gezamenlijk een woning bewoond te [woonplaats], namelijk de woning die mevrouw [gedaagde in conventie] op 13 februari 2006 heeft verkocht aan [eiser in conventie] en [eiser in conventie]. Mevrouw [gedaagde in conventie] en [betrokkene 3] zijn beiden voor de helft eigenaar van de woning.
2.14. In een door mevrouw [gedaagde in conventie] aangespannen kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem, waarvan de behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2004, heeft mevrouw [gedaagde in conventie] gevorderd [betrokkene 3] te veroordelen mee te werken aan de verkoop van de gezamenlijke woning. Ter zitting van dit kort geding zijn partijen (onder meer) het volgende overeengekomen.
1. Partijen verklaren ieder voor zich hun medewerking te geven aan de onderhandse verkoop van de woning in kwestie door bemiddeling van makelaardij [naam] te Nijmegen, St. Annastraat.
2. Partijen komen overeen dat zij ieder bij helfte de kosten van de verkoop zullen dragen en dat zij eveneens ieder bij helfte de opbrengst zullen delen.
2.15. Omdat [betrokkene 3] geen medewerking verleende aan de op 12 mei 2004 gemaakte afspraken zag mevrouw [gedaagde in conventie] zich genoodzaakt [betrokkene 3] opnieuw in kort geding te betrekken. Mevrouw [gedaagde in conventie] heeft onder meer het volgende gevorderd.
1. Primair dat wordt uitgesproken dat de woning dient te worden verkocht, met de bepaling dat dit vonnis in de plaats komt van de wilsverklaring van gedaagde tot het in verkoop geven van de woning bij de makelaar;
Subsidiair dat een vertegenwoordiger zal worden benoemd die namens gedaagde optreedt inzake de verkoop van de woning (..);
2. Primair dat dit vonnis in de plaats komt van de handtekening van gedaagde bij de eigendomsoverdracht van de woning;
Subsidiair dat eisers wordt gemachtigd alles te doen wat noodzakelijk is voor verkoop van de woning;
3. Dat wordt uitgesproken dat de opbrengst van de verkoop van de woning bij helfte zal worden gedeeld;
(..)
2.16. De voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem heeft in zijn vonnis van 14 oktober 2004 onder meer overwogen dat [betrokkene 3] zich onder meer niet verzet tegen toewijzing van het onder 1 primair en het onder 2 primair gevorderde en dat partijen het onder 3 gevorderde reeds ter zitting van 12 mei 2004 zijn overeengekomen.
Het voor onderhavige procedure van belang zijnde deel van het dictum van voorbedoeld vonnis luidt als volgt.
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt gedaagde om binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis mee te werken aan de verkoop van de woning (..) te [woonplaats], gemeente Nijmegen, waaronder het in verkoop geven van de woning bij de makelaar;
2. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de hiervoor onder 1 bedoelde te verlenen medewerking, indien gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
3. veroordeelt gedaagde om binnen veertien (14) dagen na verkoop van de woning mee te werken aan het plaatsen van zijn handtekening bij de eigendomsoverdracht van de woning;
4. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de hiervoor onder 3 bedoelde te verlenen medewerking, indien gedaagde in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
5. verstaat dat de (netto) opbrengst van de verkoop van de woning bij helfte wordt verdeeld tussen eiseres en gedaagde;
(..).
11. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Het vonnis is op 1 november 2004 in persoon aan [betrokkene 3] betekend. Van dit vonnis is [betrokkene 3] niet in hoger beroep gekomen.
2.17. Blijkens een “bewijs van inschrijving” van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn is op 22 juni 2006 om 11.40 uur een stuk ingeschreven met nummer OZ3 50129/58. Volgens dit bewijs van inschrijving gaat het om de inschrijving van een digitaal stuk met nummer L2060957.pdf, het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004. Het bewijs van inschrijving is ondertekend door de bewaarder van het Kadaster en de Openbare Registers.
2.18. Op verzoek van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] is op 22 juni 2006 – na op 21 juni 2006 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem verkregen toestemming – beslag gelegd ten laste van mevrouw [gedaagde in conventie] op de aan haar toebehorende onverdeelde helft van de woning te [woonplaats].
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] vorderen – samengevat – het volgende.
- Veroordeling van mevrouw [gedaagde in conventie] tot betaling van EUR 24.850,-, vermeerderd met rente en kosten.
- Een verklaring voor recht dat mevrouw [gedaagde in conventie] niet bevoegd was tot inroeping van de bankgarantie.
- Veroordeling van mevrouw [gedaagde in conventie] tot terugbetaling van de bankgarantie ten bedrage van EUR 24.850,- vermeerderd met rente.
- Veroordeling van mevrouw [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2. Mevrouw [gedaagde in conventie] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Mevrouw [gedaagde in conventie] vordert samengevat – het volgende.
- Een verklaring voor recht dat mevrouw [gedaagde in conventie] bevoegd was over te gaan tot het inroepen van de bankgarantie,
- Veroordeling van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] tot betaling van alle lasten verbonden aan de woning vanaf 1 mei 2006 tot aan de datum van levering aan een derde.
- Veroordeling van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in de proceskosten.
3.4. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Of ter zake van het gelegde beslag aan de wettelijke vereisten en termijnen is voldaan, kan niet worden beoordeeld nu niet alle beslagstukken zijn overgelegd.
4.2. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] stellen dat mevrouw [gedaagde in conventie] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst. Zij stellen daartoe het volgende. Mevrouw [gedaagde in conventie] diende op grond van de koopovereenkomst aan hen, [eiser in conventie] en [eiser in conventie], onvoorwaardelijk de eigendom van het verkochte te leveren, derhalve eigendom die niet onderworpen is aan een korting, ontbinding of welke vernietiging dan ook. Zij stellen voorts dat op basis van het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004 geen onvoorwaardelijk eigendomsrecht kan worden gevestigd, aangezien een dergelijk vonnis naar zijn aard niet declaratoir is. Op grond hiervan – zo stellen [eiser in conventie] en [eiser in conventie] – kon de notaris de eigendomsoverdracht niet tot stand brengen en kon de notaris de gebruikelijke notarisverklaring onder de hypotheekakte niet afgeven, waardoor geen hypothecaire financiering kon worden verkregen.
4.3. Mevrouw [gedaagde in conventie] heeft dit betwist en stelt zich op het standpunt dat zij wel degelijk in staat was de eigendom van het verkochte aan kopers te leveren en stelt dat als kopers hadden meegewerkt aan de overdracht, zij ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zouden zijn geworden van de woning. Zij stelt daartoe het volgende. Op grond van het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004 was (en is) zij als mede-eigenaar van de woning bevoegd de eigendom van de woning over te dragen zonder medewerking van haar voormalige partner, nu hij heeft geweigerd binnen veertien dagen na verkoop van de woning zijn handtekening te plaatsen voor de overdracht van de woning. In dat geval immers treedt het vonnis in de plaats van zijn medewerking. Mevrouw [gedaagde in conventie] stelt hiermee aan haar verplichtingen op grond van de koopovereenkomst te hebben voldaan. Zij voert voorts aan dat in theorie [betrokkene 3] de mogelijkheid had een bodemprocedure te starten teneinde alsnog te bewerkstelligen dat zij niet zonder zijn persoonlijke medewerking bevoegd zou zijn de eigendom van de woning over te dragen. Een dergelijke mogelijkheid bestaat volgens mevrouw [gedaagde in conventie] slechts in theorie omdat – zo stelt zij – een procedure nimmer met succes gevoerd had kunnen worden. Zij voert daarvoor diverse argumenten aan.
4.4. De kern van het geschil is de vraag of het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004 waarin onder 4 van het dictum is bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van de andere eigenaar van de woning aan het plaatsen van de handtekening bij de eigendomsoverdracht, voldoende is voor het bewerkstelligen van de eigendomsoverdracht van de woning, zoals overeengekomen in de koopovereenkomst van 13 februari 2006.
4.5. De rechtbank stelt voorop dat als twee partijen verplicht zijn samen een onderhandse of notariële akte op te maken en één partij weigert medewerking, de ander op grond van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de rechter kan verzoeken te bepalen dat de uitspraak van de rechter in de plaats treedt van de akte of een deel daarvan. Op grond van vaste jurisprudentie kan de voorziening omschreven in artikel 3:300 lid 2 BW ook in kort geding worden verleend. In de parlementaire geschiedenis bij de Invoeringswet van de boeken 3, 5 en 6 BW is weliswaar te lezen dat de omstandigheid dat een levering die uit hoofde van een zodanige veroordeling plaatsvindt, niet waarborgt dat een gewone rechter over de verweren van gedaagde hetzelfde zal oordelen en dat dus niet is uitgesloten dat de levering achteraf alsnog ongeldig zal blijken, niet opweegt tegen het belang van de eisen van de praktijk.
4.6. De stelling van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] dat op basis van het kort gedingvonnis van 14 oktober 2004 geen onvoorwaardelijk eigendomsrecht kan worden gevestigd, aangezien een dergelijk vonnis naar zijn aard niet declaratoir is, kan naar het oordeel van de rechtbank gelet op de – hierna te noemen – omstandigheid en de eisen van de praktijk niet leiden tot de conclusie dat mevrouw [gedaagde in conventie] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. De rechtbank kent daarbij waarde toe aan de ter comparitie gebleken omstandigheid dat [eiser in conventie] en [eiser in conventie] al voor het tekenen van de koopovereenkomst ervan op de hoogte waren dat feitelijk sprake was van één verkoper, mevrouw [gedaagde in conventie], terwijl uit de gegevens bij het kadaster bleek dat sprake was van twee verkopers en dat een vonnis bestond op grond waarvan de woning namens de twee eigenaren kon worden geleverd. Het had op de weg van kopers gelegen na te gaan wat het vonnis precies inhield en wat de consequenties van een dergelijk vonnis waren. Door dit na te laten kunnen [eiser in conventie] en [eiser in conventie] zich na het tekenen van de koopovereenkomst niet meer met succes beroepen op deze omstandigheid en de eventuele implicaties daarvan.
Voorts overweegt de rechtbank dat partijen van mening verschillen over de vraag of notaris [betrokkene 1] de eigendomsoverdracht nu wel of niet tot stand kon brengen en of hij nu wel of niet de gebruikelijke notarisverklaring onder de hypotheekakte kon afgeven. Nu tussen partijen niet in geschil is dat een andere notaris zich wel bereid heeft getoond mee te werken aan de eigendomsoverdracht, is de beantwoording van voorbedoelde vraag voor de beslissing in onderhavig geschil niet relevant.
4.7. Uit voorgaande volgt dat geen sprake is van een tekortkoming in nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst aan de zijde van mevrouw [gedaagde in conventie], zodat de in artikel 10.2 van de overeenkomst bedoelde boete niet is verbeurd. De vordering van [eiser in conventie] en [eiser in conventie] strekkende tot veroordeling van mevrouw [gedaagde in conventie] tot betaling van de boete en de vordering strekkende tot terugbetaling van de door de notaris aan mevrouw [gedaagde in conventie] uitbetaalde boete onder de door [eiser in conventie] en [eiser in conventie] afgegeven bankgarantie worden op die grond afgewezen.
4.8. Tot slot behoeft in conventie beantwoording de vraag of mevrouw [gedaagde in conventie] bevoegd was tot inroeping van de bankgarantie. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen overweegt de rechtbank ten aanzien van deze vraag dat [eiser in conventie] en [eiser in conventie] geen gegronde reden hadden niet mee te werken aan de overdracht op 1 mei 2006 al dan niet tegenover een andere notaris, zodat sprake is van een tekortkoming aan hun zijde. Nu aan de overige in artikel 10 opgenomen eisen is voldaan, zijn [eiser in conventie] en [eiser in conventie] de in artikel 10.2 van de koopovereenkomst bedoelde boete verschuldigd. Mevrouw [gedaagde in conventie] was op grond van artikel 10.5 sub a van de koopovereenkomst gerechtigd de bankgarantie in te roepen. De door [eiser in conventie] en [eiser in conventie] gevorderde verklaring voor recht zal derhalve worden afgewezen.
4.9. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien mevrouw [gedaagde in conventie] op basis van een toevoeging procedeert, is een deel van het vast recht in debet gesteld, welk deel aan de griffier van de rechtbank moet worden betaald. Bij het bepalen van het procureursalaris gaat de rechtbank uit van tarief III van het liquidatietarief, omdat het immers gaat om een vordering strekkende tot de betaling en terugbetaling van dezelfde boete van EUR 24.850.- en strikt genomen niet om een vordering van EUR 49.700,--. De kosten aan de zijde van
mevrouw [gedaagde in conventie] worden begroot op:
- betaald vast recht 112,00
- in debet gesteld vast recht 438,00
- salaris procureur 1.158,00 (2 punten × tarief II EUR 579,-)
Totaal EUR 1.708,00
in reconventie
4.10. Mevrouw [gedaagde in conventie] vordert in reconventie onder meer een verklaring voor recht dat zij bevoegd was over te gaan tot het inroepen van de bankgarantie. Deze vordering is het spiegelbeeld van een van de vorderingen in conventie. In de conclusie van antwoord in reconventie is betoogd dat mevrouw [gedaagde in conventie] in verband daarmee geen belang heeft bij die vordering. Daarop heeft mevrouw [gedaagde in conventie] niet meer gereageerd. De rechtbank wijst de vordering af, nu niet is gesteld of gebleken welk belang mevrouw [gedaagde in conventie] bij haar vordering heeft.
4.11. Mevrouw [gedaagde in conventie] vordert voorts [eiser in conventie] en [eiser in conventie] te veroordelen tot betaling van alle lasten verbonden aan de woning vanaf 1 mei 2006 tot aan de datum van levering aan een derde. Mevrouw [gedaagde in conventie] maakt melding van de bruto hypotheeklasten, kosten van nutsvoorzieningen en water, gemeentelijke belastingen en waterschapsbelasting. Zij stelt dat zij deze kosten niet gehad zou hebben als de woning op 1 mei 2006 aan [eiser in conventie] en [eiser in conventie] zou zijn overgedragen. [eiser in conventie] en [eiser in conventie] hebben gesteld dat geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming en dat op die grond de reconventionele vordering moet worden afgewezen. Zij hebben geen subsidiair standpunt ingenomen.
4.12. Mevrouw [gedaagde in conventie] is op grond van de koopovereenkomst gerechtigd naast de in artikel 10.2 opgenomen boete aanvullende schadevergoeding te eisen. Nu sprake is van een tekortkoming waarvan niet is gesteld of gebleken dat zij niet aan [eiser in conventie] en [eiser in conventie] kan worden toegerekend, zijn [eiser in conventie] en [eiser in conventie] aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade. De rechtbank stelt voorts vast dat [eiser in conventie] en [eiser in conventie] geen inhoudelijk verweer tegen de vordering hebben gevoerd. De rechtbank zal de vordering als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijzen, met dien verstande dat de vordering zal worden toegewezen voor wat betreft de genoemde lasten nu niet is gesteld of gebleken dat er nog meer lasten aan de woning zijn verbonden.
4.13. Ten aanzien van de proceskosten in reconventie overweegt de rechtbank het volgende. Van de Aarssen en [eiser in conventie] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Bij het bepalen van het procureursalaris laat de rechtbank de comparitie buiten beschouwing omdat daaraan reeds een punt is toegekend in conventie en de reconventionele vordering ter comparitie geen onderwerp van het debat is geweest. De rechtbank gaat voorts uit van een half punt volgens tarief I van het liquidatietarief (EUR 384,- per punt), gelet op de hoogte van de tot op heden verschuldigde hoofdsom, de samenhang van de vorderingen in conventie en reconventie en de veroordeling in de proceskosten in conventie alsmede rekening houdend met de eenvoud van de reconventionele vordering.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van mevrouw [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op EUR 1.708,-, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.752 ten name van Arrondissement 533 Arnhem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. veroordeelt [eiser in conventie] en [eiser in conventie] aan mevrouw [gedaagde in conventie] te voldoen alle lasten verband houdende met de woning aan de Colmarstraat 112 te [woonplaats], te weten de hypothecaire verplichtingen, de gemeentelijke belastingen, de waterschapslasten en de kosten van Nuon en Vitens vanaf 1 mei 2006 tot aan het moment van levering van de woning aan een derde,
5.5. veroordeelt [eiser in conventie] en [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van mevrouw [gedaagde in conventie] tot op heden begroot op EUR 192,- ,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.