ECLI:NL:RBARN:2007:AZ9868

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144834
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van vordering tot betaling tussen De Staat der Nederlanden en Interbed B.V. inzake geleverde diensten en facturen

In deze zaak vordert De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en de Dienst Justitiële Inrichtingen, betaling van openstaande facturen door Interbed B.V. De vordering betreft een bedrag van EUR 33.559,46, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden die zijn verricht door de Penitentiaire Inrichting Rijnmond in de periode van december 2002 tot en met december 2004. Interbed B.V. betwist de vordering en stelt dat er geen bewijs is geleverd van de geleverde diensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betwisting van Interbed niet is gebaseerd op non-conformiteit van de geleverde diensten, maar op het ontbreken van bewijs van leveringen. De rechtbank heeft de argumenten van Interbed in overweging genomen, waaronder de stelling dat er geen ondertekende pakbonnen of ontvangstbewijzen zijn overgelegd die de geleverde diensten bevestigen. De rechtbank heeft ook de betalingsafspraken die op 11 mei 2004 zijn gemaakt, in acht genomen, maar oordeelt dat deze afspraken niet betekenen dat Interbed haar recht op verweer heeft verspeeld. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering door Interbed, waarbij zij de mogelijkheid heeft om getuigen te horen en bewijsstukken over te leggen. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om zich voor te bereiden op de getuigenverhoren en heeft een nieuwe zittingsdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144834 / HA ZA 06-1524
Vonnis van 7 februari 2007
in de zaak van
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Ministerie van Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen,
Penitentiaire Inrichting Rijnmond, locatie De Yssel,
gevestigd te Krimpen aan de IJssel,
eiseres,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERBED B.V.,
gevestigd te Andelst, gemeente Overbetuwe,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. R. Geerars te Amsterdam.
Partijen zullen hierna De Staat of PI en Interbed genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 november 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 15 december 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Penitentiaire Inrichting Rijnmond locatie De Yssel (PI) heeft een werkplaats waar door gedetineerden werkzaamheden worden verricht. Interbed is een onderneming die zich bezig houdt met de fabricage van matrassen, boxsprings en aanverwante artikelen. Bij Interbed zijn thans ongeveer 20 werknemers in dienst. PI verricht in de periode december 2002 tot en met december 2004 in opdracht van Interbed diverse werkzaamheden. PI stuurt daarvoor facturen.
2.2. In de brief van 12 mei 2004 van PI aan Interbed staat dat op 11 mei 2004 een gesprek heeft plaatsgevonden en dat werk- en financiële afspraken zijn gemaakt. In de brief staat onder het kopje: betalingsachterstand 2002 & 2003 de volgende tekst.
Tijdens ons gesprek van afgelopen 21 januari hadden wij afgesproken dat Interbed BV in mei 2004 alle openstaande facturen van 2002 zou hebben afbetaald. Tevens hadden wij afgesproken dat wij eind april en begin mei verdere afspraken zouden maken voor de resterende openstaande facturen van 2003.
Voor wat betreft nieuwe leveringen zouden deze een betalingstermijn van 60 dagen krijgen en op tijd betaald worden.
Evaluatie afbetalen 2002: volgens onze boekhouding dient er nog € 1.585,70 betaald te worden.
Afspraak:
Resterende open bedrag van 2003 wordt voldaan voor 31 december 2004. (Dit komt neer op ± €5.090,00 per maand.)
Daarnaast worden alle nieuwe opdrachten voldaan binnen een termijn van 60 dagen.
Indien er problemen zijn met het halen van een termijn dan zal Interbed BV telefonisch contact opnemen met [voornaam] [betrokkene 2] om een nieuwe concrete afspraak te maken binnen redelijkheid. Blijft Interbed BV in gebreke dan zullen de vorderingen worden overgedragen aan een gerechtsdeurwaarder.
2.3. De heer [betrokkene 1], [functie] van PI zendt de heer [betrokkene 2], business controler Penetentiaire inrichtingen, op 10 juli 2004 het volgende e-mailbericht.
Vrijdag heb ik de eerste betaling kunnen uitvoeren zoals deze week besproken.
Het zal moeilijk worden de zomermaanden dit vol te houden als de verkopen zo blijven als de laatste maanden maar ik doe mijn uiterste best!
(..)
2.4. De heer [voornaam] [betrokkene 2] zendt de heer [betrokkene 1] van PI op 24 augustus 2004 het volgende bericht per e-mail.
Vorige week kreeg ik wederom een overzicht van mijn financiële afdeling. Wat mij hierin opviel was dat er sinds wk 28 (5 t/m 11-7) geen betalingen meer zijn geweest.
Wat mij bij staat is dat wij hadden afgesproken dat jij er zorg voor zou dragen in ieder geval kleine betalingen te doen en of mij te berichten dat het niet ging lukken.
Graag zou ik bericht van jou willen ontvangen voordat ik genoodzaakt ben om verdere stappen te ondernemen.
Erop vertrouwende dat jij je zult inzetten om misverstanden te voorkomen, teken ik, (..).
2.5. Op 10 december 2004 stuurt de heer [betrokkene 2] de heer [betrokkene 1] het volgende e-mailbericht.
Direct met de deur in huis vallend. Inmiddels is de tweede week van december voorbij en er staat nog een bedrag open van € 36.516,-. En de belofte was dat jij dit bedrag ingelost zou hebben voor 31-12-2004.
Graag zou ik van jou willen vernemen of dit nog gaat gebeuren. Zo niet, dan zal ik stappen moeten gaan ondernemen.
Alvast bedankt voor je reactie.
2.6. In haar brief van 23 maart 2005 brengt de incassogemachtigde van De Staat Interbed op de hoogte van de vordering van PI op Interbed ten bedrage van EUR 44.602,82 inclusief rente en kosten. Onder meer in haar brieven van 18 april 2005 en 27 april 2005 verzoekt Interbed om een nadere toelichting op de door PI geclaimde bedragen.
2.7. Op 2 mei 2005 ontvangt Interbed een specificatie van de vordering van PI op Interbed. Er wordt melding gemaakt van een vordering van EUR 44.884,08.
2.8. Op 3 mei 2005 verzoekt Interbed om de bijbehorende pakbonnen waaruit blijkt dat daadwerkelijk aan Interbed is geleverd.
2.9. In haar brief van 26 mei 2005 bedankt Interbed de incassogemachtigde voor toezending van de stukken, die zij op 25 mei 2005 heeft ontvangen, en kondigt aan dat zij de stukken zal bestuderen en in de loop van de volgende week zal reageren.
2.10. Op 2 juni 2005 geeft Interbed in haar per fax verzonden brief aan de in 2.6. bedoelde incassogemachtigde aan dat voor betaling van facturen waarover geen vragen of opmerkingen zijn, wordt zorggedragen. Voorts geeft Interbed aan dat de openstaande facturen moeten worden gezien tegen de achtergond van miscommunicatie van beide bedrijven, van ondeugdelijke door PI geproduceerde halfproducten en van kinderziektes waarover veel is gepraat tussen partijen. Voorts geeft zij in de brief per factuur aan wat aan betaling ervan in de weg staat. Zo vraagt zij tevens om toezending van facturen en verzendnota’s uit de door De Staat opgestelde openstaande postenlijst.
2.11. In haar brief van 2 juni 2005 laat de incassogemachtigde van De Staat Interbed weten dat indien de achterstallige bedragen niet worden voldaan, Interbed in een procedure zal worden betrokken. In de brief wordt aanspraak gemaakt op betaling van EUR 45.102,02.
2.12. Op 17 augustus 2006 betrekt De Staat Interbed in de onderhavige procedure door het uitbrengen van een dagvaarding.
3. Het geschil
3.1. De Staat vordert samengevat - veroordeling van Interbed tot betaling van EUR 33.559,46, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. De Staat vordert nakoming en wel betaling van de openstaande facturen in verband met door haar verrichte werkzaamheden.
3.3. Interbed voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 11 mei 2004 hebben gesproken over de op dat moment openstaande facturen. De Staat stelt dat afspraken zijn gemaakt over de betaling en dat Interbed de facturen niet inhoudelijk heeft betwist. Zij verwijst naar de in rechtsoverweging 2.2 geciteerde passage van de brief van 12 mei 2004. Interbed betwist niet dat er op 11 mei 2004 betalingsafspraken zijn gemaakt. Zij erkent dat op dat moment sprake was van nog niet betaalde facturen. Zij stelt echter dat er discussie was over de door PI geleverde zaken en dat de hoogte van de totale vordering van PI op Interbed geenszins vast stond. Interbed heeft ter comparitie toegelicht dat de vordering en het verweer moeten worden gezien tegen de achtergrond van het volgende. Zij stelt dat partijen in 2001 met elkaar in contact zijn gekomen en dat toen mondeling is overeengekomen dat PI voor Interbed onderdelen zou maken welke onderdelen zouden worden verwerkt in de eindproducten van Interbed, zoals onder meer stalen onderdelen voor boxsprings en slaapbanken. Zij stelt voorts dat de halffabrikaten veel kinderziektes had en dat eerst na het sluiten van de overeenkomst bleek dat PI niet kon ‘moffelen’. Dit moffelen is vervolgens uitbesteed aan PI Breda. Het heen en weer sturen van de onderdelen tussen de PI ’s zorgde – zo stelt Interbed – voor veel onduidelijkheden, fouten en onjuiste en daardoor openstaande facturen. Om die reden heeft Interbed met PI afgesproken dat zij alleen betaalt voor leveranties waarvoor een factuur en een door Interbed ondertekende pakbon of vrachtbrief voor handen is. Voorts stelt Interbed dat zij zich eerst na de eerste aanmaning op 23 maart 2005 in de hele financiële kant van de kwestie heeft verdiept en dat zij na ontvangst van een toelichting en onderliggende stukken de onregelmatigheden ontdekte die zij vervolgens – zie hierna – aan PI heeft kenbaar gemaakt. Interbed geeft voorts aan dat de contacten met de heer [betrokkene 2] steeds in goede harmonie zijn verlopen. Toen de heer [betrokkene 2] is opgevolgd door en collega veranderde alles en was van goede harmonie geen sprake meer.
4.2. Uit de processtukken maakt de rechtbank op dat niet is voldaan aan de door partijen op 11 mei 2004 gemaakte betalingsafspraken en dat nadien kennelijk nadere afspraken zijn gemaakt tussen partijen. In de in rechtsoverweging 2.4 geciteerde brief van 24 augustus 2004 is te lezen dat PI stelt dat niet is voldaan aan de afspraak dat in ieder geval kleine betalingen worden gedaan. PI maakt vervolgens op 23 maart 2005 via haar incassogemachtigde aanspraak op betaling van facturen. In de brief van 8 april 2005 vraagt Interbed een toelichting op de facturen, die zij ontvangt op 25 mei 2005. In haar brief van 2 juni 2005 formuleert Interbed haar inhoudelijke verweren, die er in de kern op neer komen dat Interbed voor de in de facturen bedoelde zaken geen door haar – Interbed – ondertekende ontvangstbewijzen/pakbonnen heeft ontvangen, zodat zij niet kan nagaan of zij de zaken heeft ontvangen, wat zij dan ook betwist.
4.3. In reactie op de betwisting van de facturen stelt PI dat Interbed eerder had moeten reclameren en beroept PI zich op artikel 9 lid 5 van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden waarin is bepaald dat afnemer – in dit geval Interbed – er geen beroep meer op kan doen dat het geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt indien afnemer PI daarvan niet schriftelijk kennis heeft gegeven a) binnen een week nadat zij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had kunnen ontdekken en b) binnen een jaar na de aflevering. In dit verband legt PI een offerte over waarin onderaan is vermeld dat op elke offerte en overeenkomst de algemene leveringsvoorwaarden voor het verrichten van werk door de Penitentiaire Inrichtingen van toepassing zijn. Interbed betwist de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en beroept zich op de vernietigbaarheid van de voorwaarden nu ze niet ter hand zijn gesteld. Meer subsidiair stelt Interbed dat deels sprake is van een onredelijk bezwarend beding.
4.4. De rechtbank stelt vast dat niet de non conformiteit van het geleverde maar het ontbreken van bewijzen van leveringen de – belangrijkste – grond voor betwisting van de vordering is. De rechtbank verwerpt het beroep van De Staat op het hiervoor bedoelde artikel 9 lid 5 van de algemene voorwaarden, omdat dit artikel niet ziet op dergelijke klachten. Dit artikel ziet op klachten over non-conformiteit. De door Interbed gevoerde verweren met betrekking tot de algemene voorwaarde behoeven gelet op voorgaande geen bespreking.
Voor zover De Staat zich ook heeft willen beroepen op artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat een schuldeiser zich niet op een gebrek in de prestatie kan beroepen indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar terzake heeft geprotesteerd, overweegt de rechtbank het volgende. Het verweer van Interbed is gericht op de facturen waarvan betaling wordt gevorderd. Op grond van vaste jurisprudentie geldt het opstellen en toezenden van een factuur niet als prestatie in de zin van dit artikel. Van rechtsverlies op grond van dit artikel is derhalve evenmin sprake.
4.5. De rechtbank is op basis van de in rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.12 opgenomen feiten en hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de omstandigheid dat partijen op 11 mei 2004 een betalingsregeling zijn overeengekomen met betrekking tot facturen uit 2002 en 2003, niet meebrengt dat Interbed daarmee haar recht heeft verspeeld verweer te voeren tegen de facturen, zoals zij in onderhavige procedure voert. De rechtbank heeft in dit verband vooral van belang geacht dat uit de in rechtsoverweging 2.4 geciteerde e-mail van 24 augustus blijkt dat kennelijk na 11 mei 2004 andere afspraken zijn gemaakt en dat uit niets blijkt dat PI nakoming heeft gevorderd van de op 11 mei 2004 dan wel daarna gemaakt betalingsafspr(a)ak(en). Voorts staat tussen partijen vast dat in het begin helemaal geen facturen zijn verzonden. Kennelijk waren de omstandigheden er op dat moment niet naar Interbed aan de gemaakte afspraken te houden.
4.6. Interbed heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de facturen waarvan thans betaling wordt gevorderd. Onder meer uit de bij akte overgelegde productie 2 blijkt dat PI bij acht van de zestien facturen stelt dat zij de gefactureerde onderdelen niet heeft ontvangen. Zij stelt in die gevallen niet te beschikken over een ondertekend ontvangstbewijs dan wel te beschikken over een ontvangstbewijs getekend door een voor Interbed onbekend persoon. Bij vijf van de zestien facturen stelt PI dat bedragen ten onrechte zijn gefactureerd, omdat de in rekening gebrachte bedragen kosten zijn verbonden aan het maken van een vervanging voor eerder geleverde ondeugdelijke onderdelen of kosten voor het maken van een onderdeel in verband met het kunnen verwerken van een eerder geleverd onderdeel. Bij één factuur stelt Interbed de levering te hebben geweigerd omdat de onderdelen niet juist gemonteerd waren. Interbed stelt twee van de facturen per kas per vooruitbetaling betaald te hebben, omdat ze anders niet geleverd kreeg.
4.7. De rechtbank is van oordeel dat Interbed op grond van de hoofdregel van bewijsrecht bewijs dient te leveren van haar stelling dat zij met PI heeft afgesproken dat facturen eerst worden betaald wanneer Interbed beschikt over een door Interbed getekende pakbon of ontvangstbewijs. Indien dit komt vast te staan, dan wist De Staat dat er iets haperde aan de facturen en kon zij niet overgaan tot incasso van die nog niet betaalde facturen. Voorts dient Interbed bewijs te leveren van de overige in rechtsoverweging 4.6 samengevatte stellingen een en ander zoals in het dictum wordt verwoord. Dit omdat Interbed zich op voor haar bevrijdende feiten beroept dan wel stelt dat PI niet goed heeft gepresteerd.
4.8. Interbed heeft ter gelegenheid van de comparitie naar voren gebracht dat zij niet inziet op grond waarvan PI bevoegd is als civiele partij op te treden. De rechtbank laat deze stelling verder onbesproken, nu Interbed aan de stelling geen consequenties heeft verbonden.
4.9. De rechtbank houdt in afwachting van de bewijslevering iedere beslissing aan.
4.10. Indien wordt gekozen voor het leveren van bewijs door getuigen dan moet er bij het oproepen van de getuigen rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.11. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5. De beslissing
De rechtbank
laat Interbed toe bewijs te leveren van haar stelling dat zij met PI heeft afgesproken dat facturen eerst worden betaald wanneer Interbed in het bezit is van een door Interbed getekende pakbon of ontvangstbewijs,
laat Interbed toe bewijs te leveren van haar stelling dat bedragen ten onrechte zijn gefactureerd, omdat de in rekening gebrachte bedragen kosten zijn verbonden aan het maken van een vervanging voor eerder geleverde ondeugdelijke onderdelen of kosten voor het maken van een onderdeel in verband met het kunnen verwerken van een eerder geleverd onderdeel,
laat Interbed toe bewijs te leveren van haar stelling dat de facturen gedateerd 29 juli 2004 en 31 december 2004 door Interbed zijn betaald,
laat Interbed toe bewijs te leveren van haar stelling dat zij de in de factuur van 9 september 2003 met nummer 90072372 in rekening gebrachte zaken niet hoeft te betalen omdat bedoelde zaken niet goed gemonteerd waren,
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 februari 2007 voor uitlating door Interbed of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bepaalt dat Interbed, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
bepaalt dat Interbed, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden maart tot en met mei 2007 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.P.C.J. van Bavel in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.