ECLI:NL:RBARN:2007:BA5687

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
144277
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Abab bij begeleiding van aankoop optiekzaak

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een verklaring voor recht dat gedaagde, Abab, tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. Deze overeenkomst betrof de begeleiding van eisers bij de mogelijke aankoop van een optiekzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers de optiekzaak Villa Optica in liquidatie hebben en de wens hadden om een tweede optiek te openen. Ze hebben Abab ingeschakeld voor advies en begeleiding bij de aankoop van [betrokkene] Optiek en Contactlenzen BV. De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail besproken, inclusief de rol van Abab en de gemaakte verwijten door eisers. De rechtbank concludeert dat er mogelijk sprake is van een tekortkoming van Abab, maar dat dit niet automatisch leidt tot een verval van de betalingsverplichting van eisers. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering en verdere beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie. De beslissing over de vorderingen is uitgesteld tot na de bewijslevering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 144277 / HA ZA 06-1438
Vonnis van 18 april 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2]
wonende te [woonplaats],
3. de vennootschap onder firma
VILLA OPTICA V.O.F. in liquidatie,
gevestigd te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat en procureur mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen
de stichting
STICHTING ABAB,
h.o.d.n. Van Engelenburg Groep
gevestigd te Tilburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. R.A.C.J. van Kessel te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] en Abab genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] en [eiser 2], echtelieden, hebben tot voor kort de optiekzaak Villa Optica v.o.f. in [woonplaats] gedreven. De onderneming is inmiddels ingebracht in een besloten vennootschap. Om die reden is de vennootschap onder firma thans in liquidatie.
2.2. [eiser 1] en [eiser 2] hebben de wens een tweede optiek te openen en vernemen dat [betrokkene] Optiek en Contactlenzen BV te [woonplaats] te koop is. De adviseur van de verkopers heeft een verkoopmemorandum gedateerd 11 maart 2005 opgesteld waarin de voorwaarden staan vermeld waarop de verkopende partijen bereid zijn te onderhandelen met gegadigden.
Uit het memorandum blijkt dat [betrokkene] Groep BV aandeelhouder is van [betrokkene] Optiek en Contactlenzen BV en dat H.C.G. [betrokkene] Beheer BV en M.J.B.M. [betrokkene] Beheer BV ieder voor 50% eigenaar van [betrokkene] Groep BV zijn. H.C.G. [betrokkene] Beheer en M.J.B.M. [betrokkene] Beheer BV zijn houdstervennootschappen van respectievelijk de heer [betrokkene] en de heer [betrokkene]. In [betrokkene] Groep BV zit het bedrijfspand en in [betrokkene] Optiek en Contactlenzen BV wordt het daadwerkelijke opticienbedrijf uitgeoefend.
2.3. Voorts is in het in rechtsoverweging (r.o) 2.2. bedoelde memorandum te lezen dat bij verkoop onder meer de volgende voorwaarde is gesteld .
1. De hypotheek op de onroerende zaak. De financier zal wellicht eisen dat deze wordt afgelost nu de aandelen worden verkocht. Koper zal derhalve alternatieve financiering dienen te zoeken.
2.4. Verkopers hebben een vraagprijs neergelegd van € 1.000.000,-.
2.5. Partijen bij deze koop zijn vervolgens met elkaar in onderhandeling getreden. Op 8 maart 2005 hebben zij een overeenkomst getekend waarin zij afspraken hebben gemaakt over de perioden waarin wordt onderhandeld onder meer over de vertrouwelijkheid van één en ander.
2.6. De accountant C. [betrokkene] – verder te noemen [betrokkene] – heeft werkzaamheden voor [eiser 1] en [eiser 2] verricht. [betrokkene] was aanvankelijk werkzaam onder de naam Van Engelenburg Groep te Oosterbeek. De activiteiten van Van Engelenburg Groep zijn met ingang van 1 juni 2004 overgenomen door Abab te Tilburg. [betrokkene] is op dat moment al sinds jaar en dag adviseur van de moeder van [eiser 1], mevrouw [betrokkene] en behartigt haar belangen en die van wijlen haar echtgenoot en adviseert hen/haar over hun/haar vermogen.
In het kader van de wens van [eiser 1] en [eiser 2] tot aankoop van de optiek in [woonplaats] heeft Abab/[betrokkene] een rapport opgesteld gedateerd 15 mei 2005, waarin de waarde van de onderneming op grond van onder meer de ‘discount cash flow’ is bepaald op € 954.000,-. In het rapport is het volgende over de “opdracht” en de “gebruikte informatie” opgenomen.
1.1 Opdracht
De directie van V.O.F. Villa Optica (hierna: Optica), (..) heeft ons verzocht een analyse te maken van de waarde van de onderneming “[betrokkene] Groep BV” te [woonplaats] in verband met de verkoop van de aandelen.(…)
1.2 Gebruikte informatie.
Bij onze oordeelsvorming omtrent de financiële kenmerken van de operationele activiteiten van [betrokkene] hebben wij ons gebaseerd op:
• de jaarrekening over 2003, welke voorzien is van een samenstellingsverklaring, afgegeven respectievelijk Vorwerk en Co belastingadviseurs;
• de concept jaarrekening 2004, samengesteld eveneens door Van Meerwijk Accountants waarop geen accountantscontrole is toegepast;
• de door ons opgestelde geprognotiseerde winst- en verliesrekeningen over de jaren 2004 tot en met 2008;
• marktinformatie.
Tevens hebben wij ons bij onze oordeelsvorming gebaseerd op aanvullende mondelinge en schriftelijke informatie van de heer G. [eiser 1], onder wiens verantwoordelijkheid de prognoses, met inbegrip van de veronderstellingen waarop deze zijn gebaseerd, zijn opgesteld.
Uitdrukkelijk moet worden gesteld dat de Van Engelen Groep geen zelfstandig onderzoek heeft verricht naar de juistheid of volledigheid van de verstrekte informatie. Onze werkzaamheden bestonden in hoofdzaak uit het inwinnen van inlichtingen bij functionarissen van de huishouding, het uitvoeren van cijferanalyses en het vaststellen dat de veronderstellingen op de juiste wijze zijn verwerkt. De berekende waarden zijn dan ook afhankelijk van de mogelijkheden van het management van [betrokkene] om de prognoses uiteindelijk te realiseren. (…).
2.7. In mei 2005 heeft Abab een financieringsaanvraag ten behoeve van de aankoop opgesteld voor een bedrag van € 950.000,-. Op 25 mei 2005 is een eerste financieringsaanvraag ingediend en op 16 juni 2005 een aangepaste tweede.
2.8. Op 26 mei 2005 hebben [eiser 1] en [eiser 2] een overeenkomst gedateerd 17 mei 2005 getekend met als opschrift ‘Intentie-overenkomst verkoop aandelen’, nadat partijen tijdens een bespreking onder meer overeenstemming hadden bereikt over de koopprijs. De overeenkomst is opgesteld aan de kant van verkopers. Alvorens de overeenkomst te ondertekenen hebben [eiser 1] en [eiser 2] [betrokkene] geraadpleegd. De overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
In aanmerking nemende dat:
(..)
dat kopers, die een soortgelijke onderneming drijven in [woonplaats], op 17 mei 2005 tijdens een gezamenlijke bespreking in [woonplaats], hun wens hebben geuit om het gehele geplaatste aandelenkapitaal in [betrokkene] Groep BV te kopen van verkopers;
dat verkopers op 17 mei 2005, tijdens dezelfde bespreking in [woonplaats], hebben ingestemd met de verkoop van het gehele geplaatste aandelenkapitaal in [betrokkene] Groep BV aan kopers.
Verklaren hierdoor het volgende te zijn overeengekomen:
1. (…)
2. Verkopers verkopen ieder het in hun bezit zijnde 50% pakket aandelen in [betrokkene] Groep BV aan kopers, gelijk kopers deze aandelen kopen van verkopers voor de overeengekomen prijs van € 950.000,-.
3. De aandelen welke [betrokkene] Groep BV bezit in [betrokkene] Optiek en Contactlenzen BV zijn in deze prijs inbegrepen.
4. (...)
5. Verkopers garanderen bij overname een zichtbare eigen-vermogenpositie bij [betrokkene] Groep BV van € 185.142.
6. (…)
7. (…)
8. (…)
9. (…)
10. De rekening-courant verhoudingen met de besloten vennootschappen van de verkopers dienen te worden afgelost voor de levering van de aandelen.
11. De dividenduitkering, welke benodigd is om het zichtbare eigen vermogen van [betrokkene] Groep BV op het afgesproken bedrag van € 185.142 te brengen zal voor de levering van de aandelen plaatsvinden.
Indien de liquidatie van [betrokkene] Groep BV onvoldoende is, om deze dividenduitkering te doen, zal deze door kopers worden gefinancierd.
12. tot en met 18 (…).
Aldus overeengekomen te [woonplaats] op 17 mei 2005.
2.9. Op pagina 11 van de toelichting op het concept geconsolideerde balans over 2004 van [betrokkene]s Groep BV blijkt dat het pand waarin de optiek te [woonplaats] wordt gedreven is belast met een door Staalbankiers verstrekte hypotheek van € 425.000,-.
2.10. De heer [betrokkene], in dienst als jurist bij Abab, heeft vervolgens een concept overeenkomst opgesteld. In de concept overeenkomst wordt onder meer en in afwijking van de intentieovereenkomst opgenomen dat op verkopers de verplichting rust voor aflossing van de op dat moment op de onroerende zaak rustende hypotheek zorg te dragen.
2.11. Verkopers geven te kennen vast te houden aan de overeenkomst d.d. 17 mei 2005 op het punt van de in 2.10 bedoelde verplichting. Vervolgens worden [eiser 1] en [eiser 2] door [betrokkene] en [betrokkene] in kort geding betrokken en worden [eiser 1] en [eiser 2] door de voorzieningenrechter op straffe van een dwangsom veroordeeld om de intentieovereenkomst na te komen.
2.12. [eiser 1] en [eiser 2] zijn met verkopers nader in overleg getreden en zijn met hen gunstiger bedingen overeengekomen, waarna zij de overeenkomst d.d. 17 mei 2005 zijn nagekomen.
2.13. In de brief van 15 juli 2005 wordt namens [eiser 1] en [eiser 2] aan de raadsman van [betrokkene] kenbaar gemaakt welke verwijten zij [betrokkene] maken. Dit nadat [eiser 1] en [eiser 2] een second opinion hebben gevraagd en – op 7 juli 2005 mondeling – verkregen van de heer J. [betrokkene] van [betrokkene] Wibbens Accountants en Belastingadviseurs. Voorts wordt aangekondigd dat de betaling van de door [betrokkene]/Abab verzonden en nog niet betaalde facturen vooralsnog door [eiser 1] en [eiser 2] wordt opgeschort.
2.14. De raadsman van Abab heeft in een brief van 28 juli 2005 gereageerd op de aan het adres van Abab gemaakte verwijten met een verwijzing naar een bij de brief gevoegde schriftelijke reactie van [betrokkene].
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser 1] c.s. vordert – samengevat – het volgende.
a. Een verklaring voor recht dat gedaagde niets meer te vorderen heeft van eisers terzake van welke werkzaamheid dan ook.
b. Gedaagde te veroordelen om aan eisers te betalen en bedrag van € 18.635,63 inclusief BTW (te weten de kosten van de second opinion van [betrokkene] ten bedrage van € 4.792,95 ex BTW en de kosten van juridische bijstand € 12.932,02 ex BTW).
c. Voorwaardelijk, namelijk voor zover de vordering sub a geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, te verklaren voor recht, dat de (resterende) vordering van Abab is voldaan door verrekening met de aanspraak van eisers op schadevergoeding.
d. Gedaagde te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [eiser 1] en [eiser 2] stellen daartoe dat [betrokkene] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, als gevolg waarvan zij schade hebben geleden. Hij is volgens [eiser 1] en [eiser 2] niet alleen tekortgeschoten in zijn waarschuwingsplicht, maar is zelf te optimistisch geweest als gevolg waarvan hij [eiser 1] en [eiser 2] heeft aangezet tot een zekere roekeloosheid bij het aangaan van verplichtingen. Zij maken [betrokkene] diverse verwijten .
[eiser 1] en [eiser 2] maken aanspraak op vergoeding van de onnodige respectievelijk extra werkzaamheden die door de accountant en de advocaat zijn gemaakt in verband met de door [betrokkene]/Abab gemaakte fouten. Ter onderbouwing van deze verwijten wordt onder meer verwezen naar een door de heer [betrokkene] van [betrokkene] Wibbens Accountants en Belastingadviseurs gegeven second opinion.
3.3. Abab voert verweer. Op dit verweer en op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. Abab vordert – samengevat – veroordeling van [eiser 1] c.s.[eiser 1] en [eiser 2] tot betaling van EUR 10.028,43 te vermeerderen met rente en kosten.
3.5. Abab stelt daartoe dat zij werkzaamheden voor [eiser 1] en [eiser 2] heeft verricht en daarvoor facturen heeft gestuurd, die voor een deel onbetaald zijn gebleven.
3.6. [eiser 1] en [eiser 2] voeren [eiser 1] c.s.verweer. Zij stellen onder meer dat zij een bedrag van
€ 606,- exclusief BTW op de facturen hebben betaald en dat uit niets blijkt dat met deze betaling is rekening gehouden. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
4.1. Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of Abab is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht inhoudende begeleiding van [eiser 1] en [eiser 2] bij de mogelijke aankoop van de optiek in [woonplaats]. Uit hetgeen door Abab ter comparitie is aangevoerd concludeert de rechtbank dat de omvang van de opdracht partijen niet (meer) verdeeld houdt. [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming en stellen vervolgens dat Abab op grond daarvan aansprakelijk is en de door hen geleden schade zal moeten vergoeden. [eiser 1] en [eiser 2] stellen daarnaast dat zij om voornoemde reden de door Abab – voor door haar werknemer(s) verrichte werkzaamheden – verzonden facturen niet behoeven te voldoen. Abab heeft deze stellingen van [eiser 1] en [eiser 2] gemotiveerd betwist.
4.2. Ook indien komt vast te staan dat Abab is tekort geschoten brengt dit naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat daarmee de verplichting van [eiser 1] en [eiser 2] tot betaling van de facturen van Abab komt te vervallen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben immers de overeenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden en evenmin is ontbinding van de overeenkomst van opdracht gevorderd. De betalingsverplichting van [eiser 1] en [eiser 2] kan wel vervallen door verrekening indien komt vast te staan dat Abab is tekortgeschoten en dat zij gehouden is de daardoor door [eiser 1] en [eiser 2] geleden schade te vergoeden waarbij het bedrag van de te betalen schadevergoeding hoger is dan het bedrag van de facturen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben zich immers op verrekening beroepen. Om die reden zal de rechtbank de beslissing in reconventie aanhouden tot over de vordering in conventie is beslist.
Overigens is evenmin tussen partijen in geschil dat het door Abab gevorderde totaalbedrag van de facturen moet worden verminderd met een bedrag van € 700,- inclusief BTW. Abab heeft erkend dat [eiser 1] en [eiser 2] dit bedrag hebben betaald en dat dit bedrag in mindering dient te worden gebracht op het totaal van de openstaande facturen. [eiser 1] en [eiser 2] stellen met deze betaling het onbetwiste deel van de facturen te hebben voldaan.
4.3. Ter onderbouwing van hun stelling dat Abab is tekortgeschoten maken [eiser 1] en [eiser 2] Abab/[betrokkene] diverse verwijten. Deze verwijten komen er in de kern op neer dat [eiser 1] en [eiser 2] er – op basis van hetgeen Abab heeft geadviseerd en opgesteld – van uit zijn gegaan dat zij met de investering van een bedrag van € 950.000,- eigenaar zouden zijn van de in r.o. 2.2 bedoelde optiek met – onbezwaard – pand te [woonplaats]. Zij stellen dat Abab/[betrokkene] in haar begeleiding van de koop onder meer is tekortgeschoten door hen niet te wijzen op de bedragen die boven op voorbedoelde € 950.000,- nodig zouden zijn, namelijk een bedrag voor herfinanciering van het pand en een bedrag voor betaling van het dividend minus liquide middelen en rekening-courant schulden van de persoonlijke holdings bedoeld in r.o. 2.2.
4.4. De rechtbank zal de door [eiser 1] en [eiser 2] gemaakte verwijten en het verweer van Abab hierna achtereenvolgens bespreken. Bij de beoordeling van de verwijten geldt steeds als criterium dat Abab moet hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht.
4.5. [eiser 1] en [eiser 2] verwijten Abab dat zij – in de persoon van [betrokkene] – hen ten onrechte heeft geadviseerd in te stemmen met ondertekening van de intentie overeenkomst. Zij stellen dat Abab er met hen – ten onrechte zo later blijkt – vanuit ging dat de intentieovereenkomst geen definitieve overeenkomst was en dat een en ander dus nog onderhandelbaar was. Abab betwist dat zij [eiser 1] en [eiser 2] heeft geadviseerd of gedwongen de intentieverklaring te tekenen en stelt [eiser 1] en [eiser 2] te hebben gewezen op de mogelijkheid van het opnemen van een financieringsvoorbehoud. Abab stelt tevens dat verkopers hebben aangegeven ook met andere geïnteresseerden te gaan praten als kopers een financieringsvoorbehoud willen maken. Abab stelt dat [eiser 1] en [eiser 2] niet het risico wilden lopen dat de optiek aan een ander zou worden verkocht. [eiser 1] en [eiser 2] hebben – zo stelt Abab – op enig moment zelf besloten de intentie overeenkomst te ondertekenen en hebben dienaangaande ook overleg gehad met derden.
4.6. Vast staat dat [eiser 1] en [eiser 2] het memorandum en de overeenkomst d.d. 17 mei 2005 aan Abab ter beoordeling hebben toegezonden en dat partijen daarover vervolgens (telefonisch) overleg hebben gevoerd. Over de inhoud van die gesprekken lopen de lezingen van partijen uiteen. De rechtbank is van oordeel dat als de in r.o 4.5 bedoelde stellingen van [eiser 1] en [eiser 2] komen vast te staan, Abab een verwijt kan worden gemaakt.Volgens de hoofdregel van bewijsrecht, neergelegd in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het – gelet op de betwisting door Abab – aan [eiser 1] en [eiser 2] bewijs te leveren van hun stellingen dat Abab er bij haar advisering aan [eiser 1] en [eiser 2] van uit is gegaan dat de overeenkomt d.d. 17 mei 2005 na ondertekening nog onderhandelbaar was op essentiële punten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben bewijs aangeboden en de rechtbank zal hen toelaten dit bewijs te leveren en verwijst de zaak naar de rol zoals in het dictum is verwoord.
De stelling van [eiser 1] en [eiser 2] dat Abab hen heeft afgeraden een financieringsvoorbehoud te bedingen is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feitelijk onderbouwd bezien in het licht van het verweer van Abab. Dit verwijt zal de rechtbank verder onbesproken laten.
4.7. [eiser 1] en [eiser 2] verwijten Abab/[betrokkene] dat zij bij [eiser 1] en [eiser 2] ten onrechte het vertrouwen heeft gewekt dat de koopsom van € 950.000,00 gemakkelijk financierbaar was. De door [eiser 1] en [eiser 2] geleden schade bestaat volgens hen hieruit dat zij geen kosten voor een second opinion of advocaat hadden behoeven te maken als zij een beroep hadden kunnen doen op het financieringsbeding.
Abab betwist te hebben gezegd of gesuggereerd dat de financiering gemakkelijk was. Er is volgens haar steeds gehamerd op het investeren van eigen geld. Dit is ook erkend. Overigens is volgens Abab niet duidelijk tot welke schade dit feit heeft geleid.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat [eiser 1] en [eiser 2] hun stellingen met betrekking tot dit verwijt onvoldoende feitelijk hebben onderbouwd bezien in het licht van het verweer van Abab. [eiser 1] en [eiser 2] hebben onder meer niet feitelijk onderbouwd waaruit zij hebben opgemaakt dat bedoelde koopsom gemakkelijk financierbaar is. De enkele stelling dat [betrokkene] dat al dan niet herhaaldelijk heeft gezegd, zonder dit feitelijk in te vullen bijvoorbeeld door de mededeling in de tijd te plaatsen aan te geven tegen wie en in aanwezigheid van wie een en ander is gezegd, is daarvoor onvoldoende. Aan het opdragen van bewijs komt de rechtbank niet toe. Voor wat betreft het beroep op het financieringbeding wordt verwezen naar hetgeen in r.o. 4.6 is overwogen.
4.9. [eiser 1] en [eiser 2] verwijten Abab dat zij ten onrechte heeft nagelaten [eiser 1] en [eiser 2] te wijzen op het feit dat de te financieren investering meer bedroeg dan de koopprijs, namelijk ook het bedrag van de af te lossen hypotheek en het verschil tussen het uit te keren dividend enerzijds en de beschikbare liquide middelen en rekening-courant schulden van de persoonlijke holdings anderzijds. [eiser 1] en [eiser 2] hebben gesteld dat [betrokkene] in aanwezigheid van zijn collega Van den Boogaart [eiser 1] en [eiser 2] desgevraagd heeft bevestigd dat de hypothecaire lening verstrekt door Staalbankiers kan worden afgelost met het bedrag € 950.000,-. Bij dit verwijt hoort naar het oordeel van de rechtbank min of meer het verwijt dat Abab heeft nagelaten de maximale koopsom dan wel een maximaal bancair te financieren som te becijferen dan wel heeft nagelaten er bij [eiser 1] en [eiser 2] op aan te dringen dit te doen becijferen.
4.10. Volgens Abab wisten [eiser 1] en [eiser 2] dat er meer geïnvesteerd diende te worden dan die € 950.000,-. Zij hebben inzage gehad in jaarcijfers, de concept jaarrekening 2004 en het financiële verslag tot en met 31 juli 2005. Een en ander blijkt volgens Abab tevens uit de financieringsaanvragen. Het was [eiser 1] en [eiser 2] duidelijk dat de onroerende zaak mee zou worden verkocht, dat daarop een hypotheek rustte en dat de financier waarschijnlijk zou eisen dat de hypotheek afgelost moest worden. Dit blijkt volgens Abab immers uit het verkoopmemorandum.
4.11. De rechtbank acht voorshands juist dat Abab in strijd met de op haar rustende verplichting zoals weergegeven in r.o. 4.4 heeft nagelaten inzichtelijk te maken welk bedrag [eiser 1] en [eiser 2] op basis van de door verkopers opgestelde concept overeenkomst d.d. 17 mei 2005 dienden te investeren en voor welk bedrag externe financiering nodig was en waarom. De rechtbank mist in dit verband een door Abab opgesteld schriftelijk stuk, desnoods cijfermatig schematisch, waaruit een niet in de materie van jaarrekeningen en dergelijke ingevoerd persoon kan opmaken wat een en ander financieel voor hem betekent. De rechtbank acht in dit verband van doorslaggend belang dat [eiser 1] en [eiser 2] Abab juist hebben ingeschakeld vanwege haar kennis op het gebied van jaarcijfers, prognoses en dergelijke. De omstandigheid dat [eiser 1] en [eiser 2] zelf ervaren ondernemers zijn maakt dat niet anders. Ook de financieringsaanvragen zijn in dat verband naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk en daardoor niet dan wel onvoldoende informatief. De rechtbank zal Abab in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren zoals in het dictum is verwoord.
4.12. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] heeft [betrokkene] ten onrechte nagelaten tijdig voldoende duidelijke afspraken tot stand te brengen tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en [betrokkene], de moeder van [eiser 1] anderzijds. [betrokkene] heeft een bedrag van € 500.000,- genoemd als bedrag dat de moeder van [eiser 1] zou kunnen investeren.
Abab stelt dat [eiser 1] heeft aangegeven dat zijn moeder € 500.000,- kan investeren en Abab gaat er dan vanuit dat dit met zijn moeder is afgesproken. De mededeling van [eiser 1] was volgens Abab voldoende duidelijk en behoefde geen nadere bespreking.
4.13. De rechtbank stelt vast dat partijen van mening verschillen over de vraag wie van hen heeft aangegeven dat de moeder van [eiser 1] bereid is een bedrag van € 500.000,- te investeren. Naar het oordeel van de rechtbank lag het hoe dan ook op de weg van [eiser 1] en [eiser 2] – alvorens over te gaan tot ondertekening van de overeenkomst d.d. 17 mei 2005 – bij de moeder van [eiser 1] na te gaan of zij inderdaad bereid was een bedrag van € 500.000,- te investeren. Door dit na te laten kan [eiser 1] vervolgens Abab niet het verwijt maken dat zij geen duidelijke afspraken heeft gemaakt omtrent het door de moeder van [eiser 1] te investeren bedrag. De rechtbank stelt voorts vast dat niet is gesteld of gebleken dat dit handelen – als dit al vast komt te staan – [eiser 1] en [eiser 2] schade heeft toegebracht. Ook om die reden passeert de rechtbank dit verwijt.
4.14. [eiser 1] en [eiser 2] verwijten Abab dat zij ten onrechte een concept overeenkomst heeft laten opstellen uitgaande van de onjuiste veronderstelling dat na ondertekening van de intentieovereenkomst nog een materieel ander voorstel kon worden gedaan.
In de concept overeenkomst is in feite een verlaging van de koopprijs voorgesteld van
€ 400.000,- . Abab stelt dat zij [eiser 1] en [eiser 2] daarop hebben gewezen, maar dat [eiser 1] wilde dat dit voorstel zo werd gedaan.
4.15. De rechtbank is van oordeel dat dit verwijt een nadere invulling is van het in r.o 4.6 bedoelde verwijt en dat [eiser 1] en [eiser 2] onvoldoende hebben onderbouwd waarom aan het in 4.14 opgenomen verwijt zelfstandige betekenis toekomt. De rechtbank laat dit verwijt verder onbesproken.
4.16. [eiser 1] en [eiser 2] voeren aan dat Abab een onjuiste waardeberekening heeft gemaakt.
Abab betwist dat haar een verwijt te maken is voor wat betreft het opstellen van de waardevaststelling. Bij het maken van de berekening is uitgegaan van van [eiser 1] verkregen info en steeds is duidelijk gemaakt dat geen eigen onderzoek is gedaan. Abab stelt dat zij/[betrokkene] heeft gezegd dat er eigen geld geïnvesteerd dient te worden. [eiser 1] gaf aan dat dat geen probleen is. Desgevraagd heeft [eiser 1] bedragen genoemd van € 100.000,- (kon hij zelf kon investeren) en van € 500.000,- (kon zijn moeder investeren).
4.17. [eiser 1] en [eiser 2] hebben naar het oordeel van de rechtbank op dit punt niet aan hun stelplicht voldaan zodat de rechtbank aan het opdragen van bewijs op dit punt niet toekomt. Zo hebben zij bijvoorbeeld nagelaten de door hen bedoelde bandbreedte van de waarde van de onderneming uit te werken en toe te lichten. Een enkele verwijzing naar de mondelinge second opinion van de heer [betrokkene] is in dat verband onvoldoende.
4.18. [eiser 1] en [eiser 2] voeren tot slot aan dat Abab fouten heeft gemaakt bij het opstellen van de financieringsaanvragen. In de financieringsaanvraag van 25 mei 2005 is geen rekening gehouden met de voor overdracht plaats te vinden dividenduitkering. Dit blijkt uit de hoogte van de goodwill ad € 363.980,-, die in de aanvraag van 15 juni 2005 is gecorrigeerd in € 764.858,-. In deze aanvraag is nu wel de dividenduitkering meegenomen. De hoogte van het te financieren bedrag blijft onveranderd € 950.000,-. Abab heeft dit betwist.
4.19. De rechtbank is van oordeel dat [eiser 1] en [eiser 2] onvoldoende hebben onderbouwd waarom dit verwijt zelfstandige betekenis toekomt naast het verwijt genoemd in r.o 4.9. De rechtbank zal om die reden dit verwijt verder onbesproken laten.
4.20. De rechtbank overweegt met betrekking tot de gevorderde schade dat als al sprake zou zijn van aansprakelijkheid en een schadevergoedingsplicht de schade gelet op het verweer van Abab niet zonder meer toewijsbaar is. De rechtbank nodigt [eiser 1] en [eiser 2] uit haar schadevergoedingsvordering nader met gegevens en stukken te onderbouwen en deze stukken uiterlijk twee weken voorafgaande aan het – eerste – te houden verhoor aan de rechtbank en de wederpartij te doen toekomen, zodat daarover zonodig ter zitting over kan worden gesproken.
4.21. Indien wordt gekozen voor het leveren van bewijs door getuigen dan moet er bij het oproepen van de getuigen rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.22. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.23. De rechtbank houdt in afwachting van de bewijslevering iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aan.
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie en reconventie
5.1. draagt [eiser 1] en [eiser 2] op bewijs te leveren van hun stelling dat Abab er bij haar advisering vanuit is gegaan dat de concept overeenkomst d.d. 17 mei 2005 na ondertekening nog onderhandelbaar was op essentiële punten en dat zij al dan niet in dat licht bezien [eiser 1] en [eiser 2] heeft geadviseerd deze overeenkomst te tekenen.
5.2. laat Abab toe tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat Abab in strijd met de op haar rustende verplichting zoals weergegeven in r.o. 4.4 heeft nagelaten inzichtelijk te maken welk bedrag [eiser 1] en [eiser 2] op basis van de door verkopers opgestelde concept overeenkomst d.d. 17 mei 2005 dienden te investeren en voor welk bedrag externe financiering nodig was en waarom.
5.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 2 mei 2007 voor uitlating door partijen of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.4. bepaalt dat partijen, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.5. bepaalt dat [eiser 1] en [eiser 2] uiterlijk twee weken voor het – eerste – getuigenverhoor de stukken zoals bedoeld in r.o. 4.20 in het geding moeten brengen en dat indien geen getuigenbewijs wordt geleverd, zij die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.6. bepaalt dat partijen, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden mei tot en met juli 2007 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.7. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.P.C.J. van Bavel in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.8. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.9. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2007.