ECLI:NL:RBARN:2009:BK5574

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
185279
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor elektriciteitsdiefstal en contractuele verplichtingen van de aansluitinghouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 november 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Liander N.V. en een gedaagde partij. De gedaagde heeft zich verweerd tegen de vordering van Liander, die een bedrag van EUR 6.269,04 vorderde wegens onbetaalde elektriciteitskosten, inclusief omzetbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, als contractspartij van Liander, verantwoordelijk was voor de elektriciteitsmeter en dat hij tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank oordeelde dat het niet relevant was of de gedaagde zelf betrokken was bij frauduleuze handelingen, aangezien hij als aansluitinghouder verantwoordelijk was voor de goede werking van de meter. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er illegale aftakkingen waren voor de elektriciteitsvoorziening van een hennepkwekerij op het adres van de gedaagde, wat leidde tot een aanzienlijke hoeveelheid niet-geregistreerd elektriciteitsverbruik. De rechtbank heeft de vordering van Liander grotendeels toegewezen, met uitzondering van een deel van de omzetbelasting die niet kon worden gevorderd. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van EUR 5.868,80, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van EUR 1.156,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 185279 / HA ZA 09-971
Vonnis van 11 november 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. J.G. Keizer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Wilmink.
Partijen zullen hierna Liander en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 30 oktober 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Tussen Liander als netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en [gedaagde] als afnemer bestond een overeenkomst inzake het onderhoud van het elektriciteitsnet, het transport van elektriciteit en het verstrekken van meetgegevens met betrekking tot het adres [adres] te [adres].
2.2. Op 1 september 2008 was op voornoemd adres een hennepkwekerij aanwezig. Een fraudespecialist van het aan Liander gelieerde N.V. Nuon Monitoring heeft die dag een onderzoek in gesteld naar de meetinrichting van Liander, naar de aangetroffen hennepkwekerij en naar de daarbij gebruikte zaken. Hiervan is een frauderapport opgesteld. Gebleken is onder meer dat de benodigde elektriciteit voor de apparatuur van de kwekerij werd verkregen middels een illegale aftakking in de meterkast.
2.3. Liander heeft direct het transport van elektriciteit naar dit adres onderbroken en de elektriciteitsmeter daar weggehaald.
2.4. In genoemd frauderapport is op basis van de aan de [adres] te [adres] aangetroffen situatie een berekening gemaakt van de hoeveelheid elektriciteit die voor de hennepkwekerij is gebruikt en die niet door de meter is geregistreerd. Het niet geregistreerde verbruik is vastgesteld op 15.278 kWh
2.5. Op basis van het voorgaande heeft Liander aan [gedaagde] een factuur gezonden met een totaal beloop van EUR 5.890,12. [gedaagde] heeft die niet voldaan.
2.6. [gedaagde] is gedagvaard voor de politierechter te Arnhem. Hem is kort gezegd ten laste gelegd ‘het op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 mei 2008 tot en met 1 september 2008 in [adres] tezamen en in vereniging met anderen (…) in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) (een) hoeveelheid/hoeveelheden die van (in totaal) ongeveer 148 hennepplanten (…)’ en
‘dat hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 mei 2008 tot en met 1 september 2008 te [adres] (…) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit (ongeveer 15.278 kWh) (…)’. Voor beide delicten is [gedaagde] door de politierechter op tegenspraak veroordeeld. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
3. Het geschil
3.1. Liander heeft - na eisvermindering ter zitting (ad EUR 324,44 + 19% BTW =
EUR 386,08) - gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van EUR 6.269,04, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. Aan deze eis heeft zij ten grondslag gelegd dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de met Liander gesloten overeenkomst, doordat op de elektriciteitsmeter aan de [adres] te [adres] een illegale aftakking was aangebracht voor de stroomvoorziening van de hennepkwekerij in die woning en aldus elektriciteit is verbruikt die niet is geregistreerd. Op basis van haar algemene voorwaarden is zij gerechtigd die hoeveelheid te schatten, aldus Liander, en vordert zij wegens het transport daarvan - inclusief regulerende energiebelasting (REB) en omzetbelasting - betaling van EUR 1.698,32. Ter zake van de tegen haar wil - want in strijd met de Elektriciteitswet 1998 - feitelijk ‘geleverde’ stroom, die voor haar geldt als netverlies waarvoor zij financieel opdraait, heeft zij een bedrag van EUR 2.441,69 inclusief omzetbelasting gevorderd. Het gevorderde bedrag bestaat verder uit de kosten die verband houden met de afsluiting en het plaatsen van een nieuwe meter (EUR 193,27), voorrijkosten, onderzoekskosten en administratiekosten (in totaal EUR 1.170,75 waarbij de kosten in verband met afsluiting en plaatsen nieuwe meter ter voorkoming van dubbeltelling en de eisvermindering in verband met de kosten vernieuwen aansluiting in mindering zijn gebracht op het door Liander genoemde bedrag (dagvaarding nr. 20) van EUR 1.556,84)), buitengerechtelijke incassokosten (EUR 700,00) en overige kosten (EUR 65,00), waarbij in al deze bedragen, behoudens de buitengerechtelijke incassokosten, omzetbelasting is begrepen.
3.3. Het door [gedaagde] gevoerde verweer zal hierna, voor zover nodig, worden weergegeven.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft tegen de vordering van Liander aangevoerd dat hij niets afwist van de hennepkwekerij op het adres [adres] te [adres]. De hennep werd gekweekt in een kamer in het huis aan genoemd adres maar dat gebeurde door een persoon die die kamer van [gedaagde] huurde. Hij werd door die persoon bedreigd in die zin dat hij niemand mocht vertellen dat de kamer werd verhuurd. De kwekerij werd dus niet door hem geëxploiteerd en hem kan niets worden verweten, aldus het verweer van [gedaagde].
4.2. Dit verweer kan [gedaagde] niet baten. Ter zitting heeft Liander terecht opgemerkt dat voor de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van [gedaagde] als contractspartij van Liander niet relevant is of hij zelf frauduleuze handelingen heeft verricht en ook niet of hij van dergelijke handelingen door derden wist. Op grond van de overeenkomst met Liander was [gedaagde] als aansluitinghouder gehouden ervoor te zorgen en erop toe te zien dat de meter in goede en correct functionerende staat zou blijven. Hij heeft niets gesteld waaruit valt af te leiden dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de aan de aansluiting en meetinrichting toegebrachte schade te voorkomen. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze verbintenis. Daar komt nog bij dat [gedaagde] strafrechtelijk is vervolgd voor onder meer diefstal van elektriciteit aan de [adres] te [adres]. Op grond van artikel 161 Rv levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit in een civiele procedure. In deze procedure moet het er dus voor worden gehouden dat [gedaagde] de door Liander aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten – diefstal van elektriciteit – heeft begaan, behoudens tegenbewijs. Ter zitting heeft [gedaagde] nadrukkelijk verklaard af te zien van tegenbewijslevering zodat die feiten - en daarmee de op die feiten gestoelde wanprestatie - in deze procedure vast staan.
4.3. De advocaat van [gedaagde] heeft ter zitting op de vraag van de rechter naar de precieze bezwaren tegen de omvang van de vordering enkel aangevoerd dat de kosten buiten proportie zijn. Dat verweer is onvoldoende specifiek en tegenover de onderbouwing door Liander van haar vordering en de toelichting daarop ter zitting wordt dit verweer als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Behoudens voor zover hierna ambtshalve anders wordt beslist, zal de vordering van Liander bij gebrek aan verweer tegen de omvang daarvan, worden toegewezen.
4.4. Er zal van worden uitgegaan dat sprake is van 15.278 kWh aan niet door de meter geregistreerd stroomverbruik op grond waarvan Liander van [gedaagde] betaling heeft gevorderd van EUR 2.441,69 wegens ‘netverlies’ en EUR 1.698,32 wegens verzorgd transport en energiebelasting, beide bedragen inclusief omzetbelasting. Hierna zal ambtshalve - ook al is het verweer door [gedaagde] niet gevoerd - worden overwogen en beslist over welk deel van de vorderingen van Liander al dan niet de gevorderde omzetbelasting zal worden toegewezen.
4.5. Met betrekking tot het netverlies wordt als volgt overwogen. De diefstal van de elektriciteit kan niet worden gekwalificeerd als reguliere levering die leidt tot overdracht of overgang van dat goed (vgl. onder meer Hof Leeuwarden 4 april 2007, NJF 2007, 258 en Rechtbank Arnhem 29 april 2009, NJF 2009, 449). Zo bezien vormt de ongewilde levering van de elektriciteit geen belastbaar feit in de zin van de artikelen 3 en 4 van de Wet op de omzetbelasting 1968, zodat langs die weg daarover geen omzetbelasting hoeft te worden geheven en dus ook niet kan worden gevorderd van de afnemer. Dat zij over dergelijke ‘leveringen’ feitelijk - maar naar moet worden aangenomen dus onverplicht - wel omzetbelasting afdraagt, maakt dit op zichzelf niet anders. Ook het feit dat zijzelf over de inkoop van elektriciteit, waarvan deel uit maakt de inkoop wegens netverlies (veroorzaakt door de illegale ‘leveringen’) omzetbelasting moet betalen, maakt niet dat zij op die grond toch omzetbelasting van [gedaagde] kan vorderen. Deze omzetbelasting kan zij immers in aftrek brengen op de door haar af te dragen omzetbelasting, zodat deze door haar betaalde omzetbelasting voor Liander geen schadepost is. Overigens vloeit uit het voorgaande voort dat de gevorderde betaling - voor het netverlies - geen vordering tot nakoming betreft. Er ligt immers geen overeenkomst tot levering en/of geen levering in eigenlijke zin aan ten grondslag, maar een vordering tot schadevergoeding. Van de vordering wegens netverlies is, na aftrek van de omzetbelasting ad 19%, een bedrag van EUR 2.051,84 toewijsbaar.
4.6. Met betrekking tot de omzetbelasting over het transportdeel ligt dat anders. Liander heeft zich contractueel verbonden tot het transporteren van de door [gedaagde] af te nemen elektriciteit - zonder dat vooraf bekend is hoeveel dat zal zijn - en [gedaagde] heeft zich verbonden voor deze dienst te betalen. Hiertoe wordt achteraf vastgesteld hoeveel elektriciteit feitelijk is getransporteerd, in beginsel op basis van de meterstanden maar zonodig, in geval van onregelmatigheden zoals hier, op basis van een schatting (art. 12 en 13 van de toepasselijke algemene voorwaarden van Liander). Daarna wordt conform de tarieven van Liander (onder meer) het verzorgde transport, eventueel verhoogd met belasting (art. 14 algemene voorwaarden) aan de aansluitinghouder in rekening gebracht. In overeenstemming met deze bepalingen is Liander gerechtigd aan [gedaagde] de kosten van het feitelijk door haar uitgevoerd transport inclusief omzetbelasting aan hem in rekening te brengen. De omstandigheid dat - met succes - gepoogd is de registratie van de getransporteerde elektriciteit te frustreren, doet er op zichzelf niet aan af dat een in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 belastbare dienst is verricht. Liander heeft deze contractueel vastgelegde, met omzetbelasting te belasten prestatie op legitieme wijze aan [gedaagde] geleverd en wil daarvoor worden betaald. Van de contractuele verplichting daartoe van [gedaagde] vordert zij nakoming. Deze vordering ad EUR 1.698,32 zal integraal, ook voor wat de omzetbelasting betreft, worden toegewezen.
4.7. Ten aanzien van het bedrag van EUR 193,27 inclusief omzetbelasting inzake de afsluiting en plaatsing van een nieuwe meter geldt dat [gedaagde] in het licht van hetgeen hiervoor (onder 4.6.) is overwogen ook voor deze diensten met betrekking tot de aansluiting en de meetinrichting ingevolge de overeenkomst (o.a. art. 14 algemene voorwaarden) betaling, inclusief omzetbelasting, is verschuldigd. Dit bedrag zal daarom integraal worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de voorrijkosten, onderzoekskosten en administratiekosten ad EUR 1.170,75 inclusief BTW.
4.8. Liander heeft wegens ‘overige kosten’ een bedrag gevorderd van EUR 65,00 inclusief BTW. Onduidelijk is waarop Liander haar aanspraak op omzetbelasting over deze kosten baseert. Bij gebreke van een gestelde of gebleken grondslag daarvoor zal de omzetbelasting over deze kosten worden afgewezen. Het toewijsbare deel bedraagt EUR 54,62. Niet gebleken is dat over de buitengerechtelijke incassokosten ad EUR 700,-- omzetbelasting is gevorderd. Dat bedrag zal – bij gebreke van enig verweer – volledig worden toegewezen.
4.9. Uit al het voorgaande vloeit voort dat [gedaagde] gehouden is aan Liander een bedrag te betalen van:
leveringsdeel EUR 2.051,84
transportdeel EUR 1.698,32
kosten nieuwe meter EUR 193,27
voorrijkosten e.d. EUR 1.170,75
overige kosten EUR 54,62
buitengerechtelijke incassokosten EUR 700,00 +
EUR 5.868,80
4.10. Tegen de gevorderde wettelijke rente is op zichzelf geen verweer gevoerd, zodat die in beginsel toewijsbaar is. Aangezien informatie ontbreekt waaruit kan worden afgeleid met ingang van welke dag [gedaagde] ten aanzien van de onderscheiden vorderingen in verzuim is geraakt - en verzuim wel vereist is voor de verschuldigdheid van wettelijke rente - zal de vordering ter zake van de reeds verschenen rente worden afgewezen en zal [gedaagde] worden veroordeeld de rente over voornoemd bedrag te vergoeden met ingang van de dag van dagvaarding.
4.11. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander N.V.worden begroot op:
- dagvaarding EUR 75,05
- vast recht 313,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.156,05.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Liander N.V.te betalen een bedrag van EUR 5.868,80, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Liander N.V.tot op heden begroot op EUR 1.156,05,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2009.