ECLI:NL:RBARN:2009:BK8651

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
24 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1721
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift tegen terrasvergunning in Nijmegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 24 november 2009 uitspraak gedaan over de niet-tijdige indiening van een beroepschrift door Sjors & Sjimmie Nijmegen B.V. tegen een terrasvergunning verleend aan [bedrijf] door de burgemeester van de gemeente Nijmegen. De vergunning, die op 13 oktober 2008 was verleend, betrof een terrasoppervlak van 83,5 m². Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, stelde dat zij op 6 november 2008 bezwaar had gemaakt tegen de vergunning, maar verweerder betwistte de ontvangst van dit bezwaarschrift. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het beroepschrift tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn was verstreken. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor tijdige indiening bij de verzender ligt. Eiseres had geen bewijs kunnen overleggen dat het beroepschrift op de juiste wijze was ontvangen door verweerder. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het beroepschrift van 25 maart 2009 pas na het verstrijken van de beroepstermijn was ontvangen. De uitspraak werd gedaan door rechter W.R.H. Lutjes, in aanwezigheid van griffier J.M.M.B. van Eeten.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 09/1721
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 24 november 2009
inzake
Sjors & Sjimmie Nijmegen B.V., eiseres,
gevestigd te Nijmegen, vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas,
tegen
de burgemeester van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Procesverloop
Op 26 maart 2008 heeft [A] (hierna: [A]), handelend onder de naam [bedrijf], een vergunning aangevraagd voor een terras van 60 m² ter hoogte van de [straat] te Nijmegen.
Bij besluit van 29 april 2008 heeft verweerder [bedrijf] een terrasvergunning verleend voor oppervlakte van maximaal 11 m².
Hiertegen heeft [A] bezwaar gemaakt. Bij besluit van 24 juli 2008 heeft verweerder het ingediende bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 29 april 2008 herroepen. Daarbij heeft verweerder opgemerkt dat hij heeft besloten aan [bedrijf] een terrasvergunning te verlenen voor de gevraagde 60 m² en dat de vergunning zo spoedig mogelijk zal worden toegezonden.
Bij besluit van 13 oktober 2008 heeft verweerder aan [bedrijf] een terrasvergunning verleend voor een oppervlakte van 83,5 m². Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de aan [bedrijf] verleende terrasvergunning. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 31 augustus 2009. Namens eiseres is daar [B] verschenen, bijgestaan door mr. Nas, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.M. van Horrik, werkzaam bij de gemeente Nijmegen.
2. Overwegingen
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder met de beslissing op bezwaar van 24 juli 2008 volledig op het bezwaar van [A] heeft beslist. Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard en een nieuw besluit in de plaats gesteld van het primaire besluit. Blijkens de tekst van de beslissing op bezwaar van 24 juli 2008 was aan [bedrijf] immers een vergunning verleend voor een terras van 60 m². Daarmee is het besluit te beschouwen als het resultaat van heroverweging van het besluit van 29 april 2008. Dat de vergunning zelf nog afzonderlijk zou worden toegestuurd, maakt dit niet anders.
Het besluit van 13 oktober 2008 merkt de rechtbank aan als een wijziging van de beslissing op bezwaar van 24 juli 2008. Het toegestane terrasoppervlak is namelijk gesteld op 83,5 m² in plaats van op 60 m².
Het besluit van 13 oktober 2008 is bekendgemaakt door toezending aan [bedrijf]. Voorts heeft verweerder op 15 oktober 2008 in weekblad “De Brug” melding gemaakt van het verlenen van een terrasvergunning aan [bedrijf]. In de publicatie staat vermeld dat een afschrift van de vergunning ter inzage ligt in de Stadswinkel en dat belanghebbenden tegen de vergunning bezwaar kunnen maken.
De rechtbank is van oordeel dat deze publicatie in “De Brug” niet alleen betrekking heeft op het besluit van 13 oktober 2008, maar ook het eerdere besluit van 24 juli 2008 omvat. Het terrasoppervlak van 60 m² dat in het besluit van 24 juli 2008 is vergund, maakt immers deel uit van de terrasoppervlakte van 83,5 m², waarop het besluit van 13 oktober 2008 ziet.
Eiseres heeft naar voren gebracht dat haar via de publicatie in de krant bekend is geworden dat verweerder aan [A] een terrasvergunning heeft verleend. Zij stelt dat zij hiertegen op 6 november 2008 bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft een kopie van het bezwaarschrift in het geding gebracht. Uit het bezwaarschrift blijkt dat eiseres zich kan vinden in het verlenen van een vergunning aan [bedrijf] voor een terrasoppervlakte van 11 m² (door eiseres het bij het pand van [bedrijf] behorende “reguliere terras” genoemd). Zij heeft er evenwel bezwaar tegen dat de aan [bedrijf] verleende vergunning ook betrekking heeft op het terras van het voormalige café [cafe] van 45 m². Het bezwaarschrift van 6 november 2008 is hiermee gericht tegen de terrasvergunning van 13 oktober 2008, alsmede tegen de op 24 juli 2008 verleende vergunning.
Verweerder betwist de ontvangst van het bezwaarschrift van 6 november 2008.
Eiseres heeft een verklaring overgelegd van 10 april 2009, opgesteld door mevrouw [C], die voor eiseres administratieve werkzaamheden verricht. [C] heeft daarin uiteengezet dat zij het bezwaarschrift op 6 november 2008 persoonlijk heeft afgegeven aan een medewerkster van het bedrijvenloket, dat is gevestigd in de Stadswinkel van de gemeente Nijmegen.
De rechtbank stelt vast dat tegen de besluiten van 24 juli 2008 en 13 oktober 2008 het rechtsmiddel van beroep open stond. Een eventueel bezwaarschrift moet dus worden aangemerkt als een beroepschrift.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Op de verzender rust de bewijslast dat het beroepschrift tijdig, voor het einde van de termijn, is ontvangen. De verzender heeft daarbij de mogelijkheid om zijn beroepschrift per aangetekende post of post met ontvangstbevestiging te verzenden waarmee hij zich van een bewijs van tijdige verzending en ontvangst kan verzekeren. Het ontbreken van bewijs komt volgens vaste rechtspraak voor rekening van de verzender.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift van 6 november 2008 daadwerkelijk door verweerder is ontvangen. Daartoe acht de rechtbank van belang dat verweerder ter zitting heeft gesteld dat het vaste praktijk is om een stuk dat wordt afgegeven bij het bedrijvenloket in het postregistratiesysteem op te nemen en te voorzien van een stempel van het bedrijvenloket. In het geval een stuk aan de bode wordt afgegeven vult deze een formulier in en wordt het stuk eveneens geregistreerd in het postregistratiesysteem. Het postregistratiesysteem verstuurt vervolgens standaard een ontvangstbevestiging. Uit het postregistratiesysteem blijkt niet dat op 6 november 2008 een poststuk van eiseres is binnengekomen. Verweerder heeft verder ter zitting verklaard dat medewerkers van het bedrijvenloket desgevraagd hebben laten weten zich de afgifte van een stuk namens eiseres ook niet te kunnen herinneren. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er met de enkele verklaring van mevrouw Van Vlijmen inhoudende dat zij het stuk persoonlijk heeft afgegeven, niet in geslaagd aannemelijk te maken dat verweerder het stuk niettemin heeft ontvangen.
Dit betekent dat de brief van mr. Nas van 25 maart 2009, waarin hij namens eiseres bij verweerder informeert naar de stand van zaken van de bezwaarprocedure, het eerste geschrift is dat aangemerkt kan worden als gericht tegen de besluiten van 24 juli 2008 en 13 oktober 2008. Nu het gaat om een beroepschrift, heeft verweerder de behandeling daarvan op de voet van artikel 6:15 van de Awb terecht doorgezonden aan de rechtbank.
Het beroepschrift van 25 maart 2009 is ruim na het verstrijken van de beroepstermijn ontvangen. Van een verschoonbare reden voor het niet tijdig indienen van het beroep is geen sprake. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres met haar brief van 6 november 2008 immers reeds beoogde te ageren tegen de terrasvergunning zoals verleend bij besluiten van 24 juli 2008 en 13 oktober 2008.
Het voorgaande betekent dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M.M.B. van Eeten, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 24 november 2009.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op:24 november 2009