ECLI:NL:RBARN:2010:697

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 mei 2010
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
AWB-09_3746
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag vennootschapsbelasting en verzuimboete door Coöperatie [X] U.A.

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Coöperatie [X] U.A. en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost over een aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2006. De inspecteur had op 31 januari 2009 ambtshalve een aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 23.673, met een verzuimboete van € 567 en heffingsrente van € 772. Na bezwaar werd de aanslag verlaagd tot € 18.784, maar de verzuimboete bleef gehandhaafd. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet is verschenen op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank heeft de feiten en stukken van het geding beoordeeld. Eiseres had geen aangifte gedaan en de inspecteur stelde dat de aanslag op basis van een redelijke schatting was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de aanslag te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over autokosten, huurbetalingen en reclamekosten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de inspecteur terecht geen rekening had gehouden met deze kosten, omdat eiseres geen overtuigend bewijs had geleverd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, zowel voor wat betreft de aanslag als de verzuimboete. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur zich niet onredelijk had opgesteld en dat de schatting van het belastbare bedrag redelijk was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de boetezaak. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.G. Okhuizen, in tegenwoordigheid van griffier L.M.J. Sangster, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 09/3746
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van11 mei 2010
inzake
Coöperatie [X] U.A., gevestigd te [Z] ,
gemachtigde [gemachtigde] ,
eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.
09/3746

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 met dagtekening 31 januari 2009 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) met aanslagnummer [000] .V.66.0112 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 23.673. Daarbij is tevens een verzuimboete van € 567 opgelegd en aan heffingsrente € 772 in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 september 2009 de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 18.784 en de verzuimboete gehandhaafd. De heffingsrente is verminderd tot € 608.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 september 2009, ontvangen door de rechtbank op 10 september 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2010 te Arnhem.
Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A] . Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 december 2009 aan [B] U.A., [A-straat 1] te [Z] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Blijkens bij TNT Post via ‘Track & Trace’ ingewonnen informatie is de brief op 16 december 2009 afgehaald op de afhaallocatie. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.1
Eiseres exploiteert een [E] te [Z] in de vorm van een coöperatieve vereniging. Bestuurders van de coöperatieve vereniging zijn [C] (voorzitter) en [D] (secretaris/penningmeester). Eiseres heeft geen personeelsleden in dienst. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2.2
Eiseres is door verweerder in 2007 uitgenodigd om vóór 1 februari 2008 aangifte Vpb voor het jaar 2006 te doen.
2.3
Verweerder heeft op of omstreeks 25 februari 2008 eiseres aangemaand om vóór 7 maart 2008 aangifte te doen. Hierop heeft verweerder geen reactie ontvangen.
2.4
Met dagtekening 31 januari 2009 is de aanslag Vpb ambtshalve opgelegd. Die aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van € 23.673. Daarbij is ter zake van een derde verzuim een verzuimboete van € 567 opgelegd en aan heffingsrente € 772 in rekening gebracht.
2.5
Eiseres heeft op 9 februari 2009, door verweerder ontvangen op 10 februari 2009, een bezwaarschrift ingediend. Eiseres heeft daarbij een jaarrekening overgelegd. Volgens die jaarrekening bedraagt de omzet over het jaar 2006 € 74.947, de brutowinst € 40.173 en het nettoresultaat € 1.991. In de balans zijn voorts onder meer de volgende posten opgenomen:
kapitaal bestuur: € 31.941
voorraden: € 25.000
In de resultatenrekening zijn als kosten de volgende posten opgenomen:
abonnementen: € 169
administratie: € 1.500
autokosten: € 1.826
bestuursvergoeding € 24.000
huur: € 6.000
onderhoud inventaris € 252
porti: € 301
reklame: € 1.874
telefoon € 947
verpakkingsmateriaal € 313
afschrijving € 1.000
2.6
Verweerder heeft eiseres bij brief van 24 februari 2009 om een nadere onderbouwing van de posten voorraden, kapitaal bestuur, autokosten, huur en reklame gevraagd.
2.7
Hierop heeft eiseres een drietal overzichten aan verweerder verstrekt, te weten een overzicht met het opschrift Balans 2006 [X] , een overzicht met het opschrift Grootboek overzicht en een overzicht met het opschrift Saldibalans t/m periode 01 van boekjaar 1960.
2.8
Bij brief van 28 april 2009 heeft verweerder in reactie daarop aan gemachtigde van eiseres onder meer het volgende medegedeeld:
“Grootboekoverzicht en saldibalans
U heeft mij een grootboekoverzicht gezonden met de omschrijving “vanaf periode 01 van boekjaar 1960”. Ik kan hieruit niet opmaken dat dit overzicht het boekjaar 2006 betreft. Daar komt bij dat ik geen enkel bedrag kan aansluiten met de bedragen uit de eerder toegezonden jaarrekening. Boekdata kan ik nier verifiëren, omschrijvingen worden niet gegeven. Een steekproefcontrole is hiermee niet mogelijk.
Jaarrekening
Het kassaldo en de waarde van de voorraad in de jaarrekening bestaat uit bedragen die sterk doen vermoeden dat deze gefingeerd zijn. In de balans ultimo 2004 en 2005 wordt een kassaldo aangegeven van respectievelijk € 2.400 en € 5.000. De waarde van de voorraden bedragen respectievelijk € 6.000 en € 19.000.
De overige gevraagde gegevens heeft u niet meegezonden.
Omdat de vereiste aangifte niet is gedaan geldt omkering van de bewijslast. Ik ben van mening dat u met de gegevens die u tot nu toe heeft verstrekt, dan bedoel ik zowel de jaarrekening als het grootboekoverzicht en saldibalans, niet heeft bewezen dat de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.”.
2.9
Bij brief van 20 mei 2009 schrijft verweerder aan gemachtigde van eiseres in vervolg op de onder 2.8 geciteerde brief:
“(…) U heeft een aantal grootboekrekeningen toegezonden. Ik heb echter niet de gevraagde onderbouwing van de
autokostenen geen facturen
huuren
reclameontvangen. Ook heb ik geen grootboekrekening
kapitaal bestuurontvangen. Graag ontvang ik deze gegevens alsnog. (…)”.
2.1
Eiseres heeft nadien aan verweerder een handgeschreven saldibalans overgelegd. Naar aanleiding daarvan schrijft verweerder bij brief van 6 juli 2009 het volgende:
“(...) De handgeschreven saldibalans sluit niet aan op de eerder ingediende jaarrekening over 2006. Voor mij is nog steeds onduidelijk waarop de gepresenteerde cijfers in de jaarrekening zijn gebaseerd. U heeft geen facturen overgelegd van de kosten administratie, huur en reclame. Ook heeft u geen onderbouwing gegeven van de autokosten.
(…)
Op basis van de wel ingediende stukken ben ik voornemens om het fiscale resultaat 2006 van Coöp. [X] UA, naar eigen inzicht te herleiden.
Ik ben daarvan uitgegaan van het volgende;
Herberekening van de Inkoopwaarde van de verkoop
De aangegeven voorraad per 1-1-06 is € 19.000, (zie jaarrekening 2005). De inkopen volgens de saldibalans is € 35.977. De aangegeven voorraad per 31-12-06 is € 25.000 (zie jaarrekening 2006). Dit heeft tot gevolg dat de inkoopprijs van de verkopen € 29.977 moet bedragen. Met deze inkoopwaarde houd ik rekening in de verlies- en winstrekening.
(…)
Aangegeven omzet (volgens jaarrekening) € 74.947
Herberekende inkoopwaarde van de omzet (...)
€ 29.977
€ 44.970
Abonnementen (bedrag uit de jaarrekening) € 169
Administratie (bedrag uit de saldibalans € 1.256) -
Autokosten (...)
(...)
Bestuursvergoeding (bedrag uit de jaarrekening) € 24.000
Huur (bedrag uit de saldibalans € 4.000) -
Onderhoud inventaris (bedrag uit jaarrekening) € 252
Porti (bedrag uit de saldibalans) € 92
Reiskosten (bedrag uit de saldibalans) € 13
Reclame (...) -
Schoonmaakkosten (bedrag uit saldibalans) € 15
Telefoon (bedrag uit de saldibalans) € 435
Verpakkingsmaterialen (bedrag uit de saldibalans) € 120
(...)
afschrijvingen € 1.000
De kosten administratie, huur en reclame zal ik pas
accepteren indien facturen worden overgelegd.
Voor de autokosten dient een onderbouwing te worden
gegeven. Er staat geen auto op de balans dus dient u
een kilometeradministratie te overleggen.
Totaal kosten die ik op dit moment accepteer zonder nadere onderbouwing
€ 26.096
Naar mijn inzicht vast te stellen fiscaal resultaat € 18.784”.
2.11
Verweerder heeft bij de bestreden uitspraak op bezwaar de aanslag dienovereenkomstig verlaagd.
2.12
Eiseres heeft in beroep een voorraadlijst overgelegd. Het totaal van de voorraden per 31 december 2006 is volgens deze lijst € 31.348 Eiseres heeft in beroep ter onderbouwing van de autokosten de volgende stukken overgelegd:
  • een factuur van autobedrijf [F] waarop een totaalbedrag staat vermeld van € 2.044,15 excl. BTW. De som van de op de factuur vermelde bedragen is € 1.122,51 excl. omzetbelasting;
  • benzinebonnen ter zake van contante betalingen van totaal ongeveer € 4.575 incl. BTW. Op de benzinebonnen staan geen gegevens van de auto vermeld. Ook staat daarop niet de naam van eiseres vermeld en
  • een bon betreffende het inleveren van banden van € 25 inclusief € 4 omzetbelasting.
Ter onderbouwing van de huur heeft eiseres in beroep overgelegd tien kwitanties van betalingen van € 500 per keer aan [G] betreffende huur over december 2005 en de maanden januari tot en met september 2006.
Ter onderbouwing van de door haar gemaakte reclamekosten heeft eiseres in beroep overgelegd:
  • twee bankafschriften volgens welke door eiseres op 16 februari 2006 € 119 is betaald aan [H] B.V. en op 12 april 2006 € 119 is betaald aan [I] ;
  • een aanmaning met dagtekening 13 maart 2006, afkomstig van [J] B.V. en gericht aan eiseres tot het betaling van een bedrag van € 1.337, 56. Op de aanmaning staat geen omzetbelasting vermeld. Volgens een met de hand geschreven aantekening is op 21 maart 2006 per kas € 600 voldaan;
  • een kwitantie volgens welke door eiseres ter zake van sponsoring van een zaalvoetbaltoernooi € 130 is betaald.
2.13
In 2005 is ter zake van huur € 2.500 ten laste van het resultaat gebracht.

3.Geschil

In geschil of de aanslag Vpb tot het juiste bedrag is opgelegd.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot één berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.994.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.Beoordeling van het geschil

Omkering en verzwaring van de bewijslast
4.1
Verweerder heeft gesteld dat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Eiseres heeft niet betwist dat zij voor het betrokken jaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die aangifte niet heeft gedaan.
4.2
Op grond van artikel 27e, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) dient, wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan, de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren, tenzij eiseres doet blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. Daarbij dient wel in acht te worden genomen dat een aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, doch moet berusten op een redelijke schatting (HR 28 maart 2003, nr. 38.039, BNB 2003/203 (http://cd0.bistro.ro.minjus/cgi1frnt.exe?CmdL=&Drel=2&Ut=21&Frm=s&Dbname=*au&Ses=7272207&Dbname=**(FB1):BNB!CASC!BNBP!BNBA;&Tref=010693D7F2D462C1E8), LJN: AF6486).
4.3
Allereerst moet worden nagegaan of eiseres overtuigend heeft aangetoond dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. In dit verband acht de rechtbank het volgende van belang.
4.4
Bij de berekening van het belastbare bedrag heeft verweerder geen rekening gehouden met autokosten. Volgens eiseres is dat niet terecht. Eiseres wijst erop dat zij van de autokosten alle bonnen heeft overgelegd. De rechtbank acht dat onvoldoende. Eiseres heeft geen gegevens verschaft over de auto die zij voor zakelijke doeleinden zou hebben gebruikt. Ook is door haar geen vastlegging van de zakelijke ritten overgelegd. Hierdoor is niet vast te stellen of de autokosten ten behoeve van de onderneming van eiseres zijn gemaakt. Verweerder heeft de aftrek van autokosten derhalve terecht geweigerd.
4.5
Bij de berekening van het belastbare bedrag heeft verweerder ook geen rekening gehouden met huurbetalingen. Volgens eiseres is dat niet terecht. Eiseres heeft er in dit verband op gewezen dat zij van de betaalde huur kwitanties heeft overgelegd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de hoogte van de huur in 2005 ten hoogste een bedrag van € 2.500 als zakelijke huur in aftrek kan worden aanvaard. Volgens verweerder is er geen reden om een hoger bedrag in aftrek te aanvaarden, nu er geen huurovereenkomst is overgelegd. De rechtbank sluit zich daarbij aan. Met het overleggen van de kwitanties is niet overtuigend aangetoond dat de daarop vermelde bedragen betrekking hebben op een zakelijke huur. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de achternaam van de verhuurder overeenkomt met die van één van de bestuurders. Gelet op het voorgaande is het belastbare bedrag € 2.500 te hoog vastgesteld.
4.6
Eiseres heeft ter zake van reclamekosten diverse betaalbewijzen overgelegd. Het totaal daarvan bedraagt € 968. Verweerder heeft in dit verband een beroep gedaan op interne compensatie. Verweerder heeft er in dat verband op gewezen dat eiseres bij haar winstbepaling is uitgegaan van een waarde van de voorraden per 31 december 2006 van € 25.000. Volgens verweerder strookt dit niet met de door eiseres overgelegde voorraadlijst volgens welke het totaal van de voorraad op die datum € 31.348 was. Volgens verweerder moet hieruit worden afgeleid dat het verantwoorde resultaat ongeveer € 6.300 te laag is vastgesteld. De rechtbank onderschrijft dat standpunt. Rekening houdend hiermee is het belastbare bedrag niet te hoog vastgesteld ook niet als aan huur een bedrag van € 2.500 in aanmerking wordt genomen.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet overtuigend heeft aangetoond dat de aanslag te hoog is vastgesteld.
4.8
Nagegaan moet nog worden of de door verweerder onder punt 2.10 gemaakte schatting redelijk is. Verweerder heeft het belastbaar bedrag vastgesteld op € 18.784. De rechtbank heeft geen reden om aan de redelijkheid van die schatting te twijfelen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder zich bij zijn schatting heeft gebaseerd op de door eiseres in bezwaar ingediende jaarstukken 2006 en de afwijkingen daarop stuk voor stuk heeft gemotiveerd. De hiervoor nog niet besproken afwijkingen betreffen verschillen tussen de jaarrekening en de saldibalans. Verweerder heeft zich niet onredelijk opgesteld om waar de jaarrekening bij een post een hoger bedrag vermeldde dan de saldibalans, de saldibalans tot uitgangspunt te nemen.
4.9
Uit het voorgaande volgt dat het beroep voor zover het de aanslag en de heffingsrente betreft ongegrond moet worden verklaard.
Boete
4.1
Verweerder heeft ter zake van een derde verzuim een boete van € 567 opgelegd. Eiseres heeft dienaangaande alleen aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden.
4.11
Voor de beoordeling van de vraag of een (boete)zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6, lid 1, EVRM is behandeld, heeft als uitgangspunt te gelden dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de redelijke termijn is overschreden indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen, uitspraak heeft gedaan (vgl. HR 22 april 2005, nr. 37.984, BNB 2005/337, LJN AO9006). De termijn vangt aan op het moment dat jegens de beboete een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. Eiseres is bij de aanslag van 31 januari 2009 op de hoogte gesteld van de boete. Tussen dit tijdstip en het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak doet, is nog geen twee jaar verstreken. Van een overschrijding van de redelijke termijn is dus geen sprake. De rechtbank ziet reeds daarom geen aanleiding om de
boete in verband hiermee verder te matigen.
4.12
Gelet op het vorenoverwogene dient ook het beroep voor zover het de boete betreft ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr.L.M.J. Sangster, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 11 mei 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.