Vonnis van 1 december 2010
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 177592 / HA ZA 08-1966 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP AA EN MAAS,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER HORST HOLDING B.V.,
gevestigd te Varik,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.M. van der Corput te te Veldhoven,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 183482 / HA ZA 09-639 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP AA EN MAAS,
zetelend te 's-Hertogenbosch,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
de naamloze vennootschap
VAN DER HORST HOLDING N.V.,
gevestigd te Varik,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.M. van der Corput te Veldhoven.
De partijen zullen hierna het Waterschap, Van der Horst BV oud en Van der Horst NV genoemd worden. Van der Horst BV oud en Van der Horst NV zullen gezamenlijk worden aangeduid als Van der Horst c.s.
De procedure in de beide zaken
Het verloop van de procedures blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juli 2010
- aktes van de beide partijen
- akte rectificatie van Van der Horst c.s.
Daarna is vonnis bepaald.
De (verdere) beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
in de beide zaken
1. Gebleven wordt bij hetgeen eerder is overwogen en beslist. De partijen zijn ingevolge dat vonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het in rechtsoverweging 4.2 en 4.17 overwogene
2. Die rechtsoverweging luidt, voor zover van belang:
“Tijdens de comparitie hebben zij (Van der Horst BV oud en Van der Horst NV; de rechtbank) ook gesteld dat Van der Horst door contractsoverneming wederpartij van het Waterschap was geworden. Partijen hebben tijdens de comparitie afgesproken een en ander te formaliseren in een akte en die vervolgens in het geding te brengen. Aannemende dat die akte zal worden overgelegd, behoeft de zaak 08-1966 geen verdere inhoudelijke bespreking en zullen de geschillen van partijen worden besproken in het kader van de zaak 09-639. Partijen worden uitgenodigd zich erover uit te laten of zij afspraken hebben gemaakt over de wijze van afdoening van de zaak 08-1966”.
2. De hiervoor bedoelde akte is niet in het geding gebracht. Van der Horst c.s. hebben daarover nader gesteld dat tussen Van der Horst BV oud en Van der Horst NV op 28 juli 2008 een overeenkomst tot stand is gekomen, dat het Waterschap ter comparitie heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen deze contractsovername en daarmee akkoord te gaan en dat daarmee de contractsovername vast staat, zodat de onderhavige zaak geen verdere bespreking meer behoeft.
3. Juist is wel dat de medewerking van het Waterschap aan de contractsoverneming tussen Van der Horst BV oud en Van der Horst NV vormvrij is en ook mondeling of stilzwijgend kan geschieden, maar dat laat onverlet dat voor de contractsoverneming zelf een akte vereist is tussen de overdrager (Van der Horst BV oud) en de overnemer (Van der Horst NV). Zonder een dergelijke akte is een contractsoverneming immers nietig (art. 6:159 BW).
4. De rechtbank gaat er van uit dat Van der Horst c.s., zoals zij tijdens de comparitie hebben verklaard, nog steeds contractsoverneming voorstaan en dat het Waterschap daarmee instemt. Van der Horst c.s. wordt daarom (nogmaals) verzocht de akte waarin dat is neergelegd in het geding te brengen. Ervan uitgaande dat die akte in het geding wordt gebracht, wordt de partijen tevens (nogmaals) verzocht aan te geven zich erover uit te laten of zij afspraken hebben gemaakt over de wijze waarop de onderhavige zaak (met rolnummer 08-1966) dan moet worden afgedaan.
5. In het laatste tussenvonnis was de partijen verder verzocht zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. Zowel Van der Horst c.s. als het Waterschap hebben voorgesteld een “grote onafhankelijke partij” als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft daarom R. van der Kaaden, werkzaam bij TÜV Rheinland Nederland B.V. te Eindhoven benaderd. Hij heeft zich desgevraagd bereid verklaard het onderhavige onderzoek te verrichten. Aan de hand van de opgave van de deskundige wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 8.000,--. Dit bedrag dient, gezien artikel 195 Rv., ter griffie te worden gedeponeerd door Waterschap.
6. Het Waterschap en Van der Horst c.s. hebben geen bezwaren aangevoerd tegen de door de rechtbank in het laatste tussenvonnis voorgestelde vragen. Deze zullen daarom ter beantwoording aan de deskundige worden voorgelegd.
Het Waterschap heeft nog gesteld dat de tweede door Van der Horst aangebrachte laag betoncoating schilferde van de eerste (te dunne) laag beton afschilferde op het moment van opruwen van het oppervlak en dat een hoeveelheid van die schilfers is bewaard. Met het oog daarop heeft het Waterschap voorgesteld de volgende vraag ter beantwoording aan de deskundige voor te leggen:
“Kan uit deze schilfers worden opgemaakt dat de betoncoating niet goed hechtte?
7. Hoewel Van der Horst c.s. hebben aangevoerd dat het hen niet bekend is dat het Waterschap schilfers heeft bewaard, hebben zij geen bezwaren aangevoerd tegen deze voorgestelde vraag. Ook deze vraag zal aan de deskundige ter beantwoording worden voorgelegd.
8. Van der Horst c.s. hebben in hun laatste akte onder 15 t/m 23 nog “enkele opmerkingen gemaakt over enkele onderdelen van het tussenvonnis”. Het Waterschap heeft daarop nog niet kunnen reageren. Zij zal dat alsnog in haar conclusie na deskundigenbericht kunnen doen.
9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Met welke spanning diende de coating van Sikagard 63N, zoals aangebracht op de betonnen binnenwanden volgens de productinformatie, te worden afgevonkt teneinde onvoldoende laagdiktes en pinholes op het spoor te komen?
2. Gesteld dat die spanning een lagere had dienen te zijn dan 5 kV, wat voor een gevolgen heeft dat voor de accuraatheid van de metingen door Technoconsult? Moet daarbij onderscheid worden gemaakt tussen laagdikte enerzijds en pinholes anderzijds?
3. Kunt u uit de voorhanden schilfers opmaken of de aanvankelijk door Van der Horst aangebrachte coating al dan niet goed hechtte?
4. Welke andere feiten of omstandigheden, gebleken uit het onderzoek, kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
R. van der Kaaden, specialist coatings, werkzaam bij TÜV Rheinland Nederland B.V., Postbus 6235, 5600 HE Eindhoven, telefoon 088-8887888, fax 040-2650302, mobiel
06-53725341,
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
bepaalt dat Waterschap binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Sector civiel, roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
bepaalt dat Waterschap binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 8.000,-- ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door dit bedrag over te maken op rekening nummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem onder vermelding van het rolnummer en de namen van partijen,
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. S.C.P. Giesen,
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 1 april 2011, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van Waterschap of voor bepaling datum vonnis,
in conventie en in reconventie
bepaalt dat de partijen zich op bovenvermelde rolzitting bij conclusie of bij akte uitlaten over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 5,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2010.