In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Noord. De zaak betreft een naheffingsaanslag die aan eiseres is opgelegd voor het tijdvak van 24 september 2000 tot en met 30 september 2003, met een totaalbedrag van € 314.294, bestaande uit accijns van tabak en omzetbelasting, alsook een boete en heffingsrente. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslag, waarbij de accijns werd gehandhaafd, de omzetbelasting werd vervallen verklaard en de boete werd verminderd. Eiseres ging in beroep bij de rechtbank Leeuwarden, die de uitspraak op bezwaar vernietigde en de naheffingsaanslag en boete verder verlaagde. De Hoge Raad heeft echter de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden vernietigd en de zaak verwezen naar de Rechtbank Arnhem voor verdere behandeling.
Tijdens de zitting op 12 oktober 2010 heeft de rechtbank vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over de berekening van de accijns. Eiseres heeft geen vertegenwoordiger gestuurd, terwijl de verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft het vooronderzoek geschorst om partijen de gelegenheid te geven te reageren op de berekening. Na de indiening van schriftelijke conclusies door beide partijen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vervolgens de feiten vastgesteld, waaronder de bedrijfsactiviteiten van eiseres en de controle door de Belastingdienst. De Hoge Raad had eerder geoordeeld dat de accijns per kleinhandelsverpakking berekend moest worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te veel accijns heeft betaald. De rechtbank heeft de accijns nageheven voor de 405 pakjes sigaretten, maar geoordeeld dat de accijns voor de 25 kg rooktabak ten onrechte was nageheven, omdat deze vernietiging niet onder douanetoezicht had plaatsgevonden.
Daarnaast is de rechtbank ingegaan op de boete en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de boete verminderd vanwege deze overschrijding. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag en boete verminderd, en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.