ECLI:NL:RBARN:2011:BQ5786
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Deelgeschil over bevoorschotting van kosten voor onderzoek in Nederland na verkeersongeval
In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een deelgeschilprocedure, heeft de rechtbank Arnhem op 18 april 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot bevoorschotting van kosten die de verzoeker, wonende in Indonesië, moet maken voor onderzoek in Nederland. De verzoeker, die betrokken was bij een verkeersongeval op 8 oktober 2007, heeft ASR Schadeverzekering N.V. aansprakelijk gesteld voor de schade die hij als gevolg van het ongeval heeft geleden. De rechtbank oordeelt dat de beslissing op het verzoek onvoldoende bijdraagt aan een vaststellingsovereenkomst, zoals vereist onder artikel 1019z van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank constateert dat er vrijwel geen bewijs is van de stelling dat de verzoeker arbeidsvermogensschade lijdt, wat een belangrijke voorwaarde is voor het toekennen van de gevraagde bevoorschotting.
De rechtbank wijst erop dat de verzochte bevoorschotting te ver af ligt van de totstandkoming van een minnelijke regeling over de vergoeding van letselschade. De rechtbank verwijst naar de wetsgeschiedenis, waarin wordt gesteld dat als er naast het deelgeschil over wezenlijke andere geschilpunten ook nog geen overeenstemming is bereikt, de zaak niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure. De rechtbank concludeert dat het verzoek om bevoorschotting moet worden afgewezen, maar dat de kosten die zijn gemaakt voor het indienen van het verzoek niet onredelijk zijn. ASR heeft ingestemd met een uurtarief van € 225,00 exclusief BTW, en de rechtbank begroot de kosten op € 3.805,69.
De rechtbank wijst het verzoek af, maar veroordeelt ASR in de proceskosten aan de zijde van de verzoeker, die tot op heden zijn begroot op het genoemde bedrag. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door mr. S.C.P. Giesen.