ECLI:NL:RBARN:2011:BQ7140

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/522958-07
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een mes door een cliënt in een zorginstelling

In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 1 juni 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als cliënt was opgenomen bij de Gelderse Roos in Wolfheze. De verdachte heeft een verpleegkundige bedreigd met een mes, waarbij hij herhaaldelijk riep dat hij haar ging vermoorden. De feiten vonden plaats op 25 juni 2010, toen de verdachte vanuit de woonkamer een mes pakte en naar het kantoor van de verpleegkundige ging. Daar heeft hij meerdere stekende bewegingen in de richting van haar gezicht gemaakt, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. De rechtbank kwalificeert dit als een zeer ernstig feit.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en de officier van justitie heeft geëist dat de verdachte ter beschikking zou worden gesteld met verpleging van overheidswege. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van het primair tenlastegelegde, omdat er geen sprake zou zijn van voorbedachte rade, maar de rechtbank oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een impulsieve handeling met voldoende tijd voor beraad.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, wettig en overtuigend schuldig is aan de bedreiging en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gelast, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een paranoïde vorm van schizofrenie en een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid vertoont.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummers : 05/702183-10, 05/702248-10, 05/522958-07tul
Data zittingen : 29 september 2010, 1 december 2010, 23 februari 2011 en 18 mei 2011
Datum uitspraak : 1 juni 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : 14 januari 1983 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Vught PPC, Lunettenlaan 501
Vught.
Raadsman : mr. A.G. de Jong, advocaat te Oosterbeek.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van 05/702183-10
1.
hij op of omstreeks 25 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum,,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
een mes heeft gepakt en/of (vervolgens) een of meermalen met voornoemd mes
een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het lichaam en/of het
gezicht van voornoemde [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk een mes heeft gepakt en/of (vervolgens) een of
meermalen met voornoemd mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting
van het lichaam en/of het gezicht van voornoemde [slachtoffer], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 25 juni 2010 te Wolfheze,
gemeente Renkum, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk dreigend een mes heeft gepakt en/of (vervolgens)
voornoemd mes aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of (vervolgens) één
of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam
en/of het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga [voornaam slachtoffer] vermoorden" en/of
"Ik vermoord [voornaam slachtoffer]", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van 05/702248-10
hij op of omstreeks 22 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum, zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op
de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/522958-07).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 18 mei 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.G. de Jong, advocaat te Oosterbeek.
Ter terechtzitting van 18 mei 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
De officier van justitie, mr. J.E.R. Osinga, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 05/702183-10 feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de rechtbank ter zake van het onder 05/702183-10 feit 2 tenlastegelegde de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte zal gelasten. Ter zake van het onder 05/702248-10 tenlastegelegde heeft de officier van justitie geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie primair gevorderd de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van 2 maanden gevangenisstraf die door de politierechter te Arnhem op
1 oktober 2008 voorwaardelijk is opgelegd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3.1.a. De beslissing inzake het bewijs (05/702183-10 feit 1 primair)
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 juni 2010 verbleef verdachte bij de Gelderse Roos te Wolfheze, gemeente Renkum. Verdachte is op enig moment naar de woonkamer gegaan en heeft daar een mes van tafel gepakt. Daarna is hij naar het kantoor van [slachtoffer] gerend onderwijl roepend dat hij haar ging vermoorden. In het kantoor heeft verdachte meerdere keren stekende bewegingen gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 1 primair tenlastegelegde nu niet bewezen kan worden dat bij verdachte sprake was van voorbedachte rade. Volgens de verdediging was sprake van een impulsieve handeling en was geen sprake van kalm beraad en rustig overleg.
Beoordeling
Gelet op de handelingen gepleegd door verdachte zoals hiervoor bij de feiten omschreven, acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Tussen het moment van het pakken van het mes en het moment dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer], waarbij hij onderwijl geroepen heeft dat hij haar ging vermoorden, heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich te beraden over de betekenis en de mogelijke gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 25 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit,
een mes heeft gepakt en/of (vervolgens) meermalen met voornoemd mes
een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van het
gezicht van voornoemde [slachtoffer],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.1.b. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, ten aanzien van het primair bewezenverklaarde feit van oordeel dat sprake is van vrijwillige terugtred bij een voltooide poging. Derhalve kan het bewezenverklaarde feit niet gekwalificeerd worden als een strafbaar feit en zal de rechtbank verdachte ten aanzien van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.
3.2.a. De beslissing inzake het bewijs (05/702183-10 feit 1 subsidiair)
De feiten.
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 juni 2010 verbleef verdachte bij de Gelderse Roos te Wolfheze, gemeente Renkum. Verdachte is op enig moment naar de woonkamer gegaan en heeft daar een mes van tafel gepakt. Daarna is hij naar het kantoor van [slachtoffer] gerend. In het kantoor heeft verdachte meerdere keren stekende bewegingen gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verdachte en de verklaring van aangeefster.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde nu niet bewezen kan worden dat bij verdachte sprake was van voorbedachte rade. Volgens de verdediging was sprake van een impulsieve handeling en was geen sprake van kalm beraad en rustig overleg.
Beoordeling
Gelet op de handelingen gepleegd door verdachte zoals hiervoor bij de feiten omschreven, acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Tussen het moment van het pakken van het mes en het moment dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van [slachtoffer], waarbij hij onderwijl geroepen heeft dat hij haar ging vermoorden, heeft verdachte voldoende tijd gehad om zich te beraden over de betekenis en de mogelijke gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum, ter uitvoering
van het voornemen en het misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, een mes heeft gepakt en (vervolgens)
meermalen met voornoemd mes een stekende beweging heeft gemaakt in de richting
van het gezicht van voornoemde [slachtoffer], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.2.b. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde feit van oordeel dat sprake is van vrijwillige terugtred bij een voltooide poging. Derhalve kan het bewezenverklaarde feit niet gekwalificeerd worden als een strafbaar feit en zal de rechtbank verdachte ten aanzien van dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.
3.3.a. De beslissing inzake het bewijs (05/702183-10 feit 2 en 05/702248-10 )
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2011;
- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt door verbalisant [verbalisant1], d.d. 26 juni 2010;
- Het proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant2], d.d. 25 juni 2010.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
2.
hij op tijdstippen op 25 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum, [slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat
verdachte opzettelijk dreigend een mes heeft gepakt en (vervolgens) stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga [voornaam slachtoffer] vermoorden" en
"Ik vermoord [voornaam slachtoffer]",
05/702248-10
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2011;
- Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene], p. 15, 16.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 22 juni 2010 te Wolfheze, gemeente Renkum, zich opzettelijk
oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op
de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.b. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 05/702183-10 feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Ten aanzien van 05/702248-10:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd
Deze feiten zijn strafbaar.
4. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
5. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 april 2011;
• een briefrapport van psychiater [x], gedateerd 2 juli 2010, betreffende verdachte;
• een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 8 juli 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Iriszorg, gedateerd 24 september 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage opgemaakt door drs. [x], gz-psycholoog, gedateerd 26 september 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage opgemaakt door [x], psychiater, gedateerd 27 september 2010, betreffende verdachte en
• een pro justitia rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, door [x], gz-psycholoog, en [x], psychiater, gedateerd 28 april 2011, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 05/702183-10 feit 2 tenlastegelegde geëist dat de rechtbank de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte zal gelasten. Daarbij heeft hij gewezen op de ernst van het feit, de inhoud van de hierboven genoemde pro justitia rapportages alsook op het belang van bescherming van de maatschappij.
Standpunt verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een te zware sanctie is nu uitsluitend sprake is geweest van een bedreiging en een schennis van de eerbaarheid en verdachte slechts twee keer eerder, in 2007 en in 2008, wegens geweld tegen personen met justitie in aanraking is gekomen. Bovendien moet rekening gehouden worden met het feit dat de deskundigen hem sterk verminderd toerekeningsvatbaar achten en verdachte al sinds 25 juni 2010 in voorlopige hechtenis zit.
De raadsman heeft derhalve betoogd verdachte maximaal een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen danwel een voorwaardelijke straf met een forse proeftijd.
Beoordeling
Verdachte heeft, terwijl hij als cliënt opgenomen zat bij de Gelderse Roos in Wolfheze, aldaar een verpleegkundige bedreigd met een mes. Verdachte heeft vanuit de woonkamer een mes gepakt en is naar het kantoor van de verpleegkundige gegaan terwijl hij meerdere keren riep dat hij haar ging vermoorden. In het kantoor heeft verdachte met het mes meerdere keren stekende bewegingen gemaakt in de richting van het gezicht van de verpleegkundige, die op dat moment geen kant op kon. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers.
De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit.
De rechtbank houdt rekening met hetgeen door [x], gz-psycholoog en [x], psychiater in hun rapport naar voren is gebracht, waaraan het volgende wordt ontleend:
‘Er is sprake van zowel een gebrekkige ontwikkeling, als een ziekelijke stoornis. Betrokkene lijdt sinds jonge leeftijd aan een paranoïde vorm van schizofrenie, die zich gaandeweg lijkt te ontwikkelen tot een gedesorganiseerde vorm. Voorts is sprake van afhankelijkheid van cannabis en amfetaminen, eveneens sinds jonge leeftijd (…) Betrokkene functioneert nu op zwakbegaafd niveau (…)
Er is sprake van een ernstig gestoorde impulscontrole, het ontbreken van inlevingsvermogen (en daarmee van een lacunaire gewetensfunctie), van een onvermogen de consequenties van zijn gedrag op de langere termijn te wegen, van een zeer geringe frustratietolerantie en een sterke gerichtheid op onmiddellijke behoeftebevrediging. De persoonlijkheid heeft daarmee een antisociale kleuring.
Verder lijdt betrokkene aan diabetes. Hij is, ingegeven door zijn geringe vermogen tot zelfstructurerend handelen, slecht in te stellen op insulinegebruik. Het is aannemelijk dat de sterk wisselende bloedsuikers van betrokkene een ongunstig effect hebben op zijn psychisch welbevinden en toch al geringe stabiliteit.
Zowel de gebrekkige ontwikkeling als de ziekelijke stoornis waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde.
Ten tijde van alle tenlastegelegde feiten was er sprake van een chronisch psychotisch beeld (…) Hoewel de directe invloed van de psychische symptomen niet kan worden vastgesteld hebben in de totstandkoming van het tenlastegelegde naar het zich laat aanzien in ieder geval zijn chaotische en inadequate besluitvorming, zijn hoge mate van impulsiviteit, zijn prikkelbaarheid en zeer geringe controlefuncties – inherent aan de schizofrenie en de impulsregulatiestoornis – een rol gespeeld (…) Daarbij is, met zijn op zwakbegaafd niveau functionerend cognitief vermogen, het onvermogen om de gevolgen van zijn daden op langere termijn te overzien, een bijkomende factor (…) Al deze factoren (…) hebben betrokkenes handelen sterk bepaald in het tenlastegelegde en hem daarbij in zijn handelingsvrijheid beperkt. Onderzoekers adviseren dan ook betrokkene sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het tenlastegelegde sub 1 en 2 (…)
Het risico op recidive wordt zeer groot geacht (…) Het beloop van de stoornis, schizofrenie, is bij betrokkene progressief. Zijn desorganisatie neemt toe en de beschreven seksuele ontremming, die gezien wordt als samenhangend met deze desorganisatie, is een relatief recent en verontrustend fenomeen in het ziektebeloop van betrokkene. Eerder langdurige en adequate therapie heeft geen effect gesorteerd. In eerdere delicten en het huidige tenlastegelegde (…) is een (vanuit het progressieve ziektebeloop te verklaren) escalatie in geweld te zien (…) het gegeven dat betrokkene zich bij het eerste tenlastegelegde heeft bewapend met een mes, geeft een extra reden tot bezorgdheid. Dit gegeven draagt (…) bij aan het escalatiegevaar (…) Binnen de GGZ zijn reeds uiteenlopende behandelmogelijkheden uitgeprobeerd, zonder dat dit tot een structurele verbetering in het functioneren van betrokkene heeft geleid. Integendeel, ondanks de inspanningen van de kliniek waar betrokkene lange tijd heeft verbleven en het intensieve karakter van die begeleiding nemen de problemen in de loop van de jaren alleen maar toe. Het gangbare en hoogst haalbare niveau van beveiliging en begeleiding dat de reguliere GGZ kan bieden blijkt onvoldoende te zijn om delicten als de tenlastegelegde feiten (…) te voorkomen. Behandeling binnen een gedwongen justitieel kader is (…) dan ook noodzakelijk om het recidivegevaar te verminderen. Voor een tbs met voorwaarden ontbreekt bij betrokkene de behandelmotivatie. Er is, voortvloeiend uit zijn pathologie en zo is gebleken in de voorgeschiedenis, met betrokkene geen langdurige behandelsamenwerking mogelijk, zelfs niet in een dwingend BOPZ-kader, waarmee de mogelijkheden in een vrijwillig kader nihil lijken. Derhalve adviseren de onderzoekers om betrokkene tbs met dwangverpleging op te leggen. Naast de primaire overweging dat dit kader noodzakelijk is om het recidivegevaar te verminderen, overwegen ondergetekenden voorts dat betrokkene binnen zijn mogelijkheden pas optimaal kan functioneren in een passende omgeving. Een behandeling in tbs-kader, met structurerende en intensieve begeleiding gericht op de bij betrokkene bestaande combinatie van zwakbegaafdheid en schizofrenie, biedt hem hiertoe de meest passende omgeving.’
In de hierboven genoemde eerder opgemaakte rapportages, komen de deskundigen tot eensluidende conclusies
Gelet daarop, en ook overigens, heeft de rechtbank geen reden aan de inhoud van het hiervoor genoemde rapport te twijfelen en neemt zij derhalve bovengenoemde conclusie over en maakt die tot de hare.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het onder 05/702183-10 feit 2 bewezenverklaarde, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling waartoe de officier van justitie ook heeft gerequireerd, eist.
De maatregel wordt voorts gegrond op het door verdachte onder 05/702183-10 onder 2 begane misdrijf, dat behoort tot een der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1? van het Wetboek van Strafrecht.
Nu voldaan is aan de wettelijke voorwaarden zal de rechtbank de ter beschikkingstelling gelasten en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Het bewezen verklaarde delict is een misdrijf dat een gevaar oplevert voor of een krenking is van de lichamelijke integriteit van een of meer personen.
Voorts heeft de rechtbank onder 05/702248-10 bewezen verklaard dat verdachte in het openbaar zijn geslachtsdeel heeft getoond.
De rechtbank acht ten aanzien van dit feit en conform hetgeen door de officier van justitie geëist, een gevangenisstraf van 4 maanden passend en geboden.
5a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelet op de maatregel die de rechtbank aan verdachte oplegt zal zij, conform hetgeen door de officier van justitie gevorderd, de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Arnhem, d.d. 1 oktober 2008, afwijzen.
6. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 37a, 37b, 239 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
7. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ontslaat verdachte ter zake van het onder 05/702183-10 feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde van alle rechtsvervolging.
Verstaat dat het onder 05/702183-10 feit 2 en het onder 05/702248-10 bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 3.3.b.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het onder 05/702248-10 bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast ten aanzien van het onder 05/702183-10 feit 2 bewezenverklaarde dat veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens, rechter als voorzitter,
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechter,
mr. G.J.M. van Wijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2011.