Parketnummers : 05/730478-10, 05/045520-09, 05/700803-09, 05/700916-09
Data zittingen : 15 september 2010, 1 december 2010, 23 februari 2011, 18 mei 2011
Datum uitspraak : 1 juni 2011
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : 5 september 1958 te [geboorteplaats],
adres : zonder vaste woon- of verblijfplaats te Nederland,
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid, Ir.Molsweg 5
Arnhem.
Raadsman : mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Ten aanzien van 05/730478-10
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Nijmegen,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachto[slachtoffer1]
van het leven te beroven, opzettelijk bij die [slachtoffer1] een arm/hand om de
nek/keel heeft gelegd/gedaan en/of (daarbij) die [slachtoffer1] met kracht bij de
keel/nek heeft vastgepakt en/of (daarbij) de woorden: "ik maak je kapot",
althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking heeft gebruikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Nijmegen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer1]), een arm/hand om de nek/keel heeft
gelegd/gedaan en/of (daarbij) die [slachtoffer1] met kracht bij de keel/nek heeft
vastgepakt en/of met kracht heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 oktober 2009
tot en met 06 juni 2010 te Nijmegen [slachtoffer1] (telkens) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] (telkens) dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je kapot" en/of "ik rijd je kapot", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van 05/045520-09
hij op of omstreeks 06 mei 2009 te Nijmegen [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend een stanleymes gepakt en/of (vervolgens)
dit/een stanleymes duidelijk zichtbaar aan die [slachtoffer2] getoond en/of voorgehouden
en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik
maak je af" en/of "ik snijd jou kop af en ik opereer je buik", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van 05/700803-09
hij op of omstreeks 26 augustus 2009 te Nijmegen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer1]), bij de keel en/of nek heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) (met kracht) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 26 augustus 2009 te Nijmegen [slachtoffer1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"ik maak je kapot", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van 05/700916-09
hij op of omstreeks 10 oktober 2009 te Nijmegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer1] en/of [slachtoffer3] dreigend de woorden heeft toegevoegd :"ik maak jullie
allemaal kapot, wacht maar" en/of "ik maak jullie allemaal kapot, jullie gaan
er allemaal aan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn laatstelijk op 18 mei 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen.
Ter terechtzitting van 18 mei 2011 zijn de zaken van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd de heer [slachtoffer2].
De officier van justitie, mr. M.H. de Weert, heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 05/730478-10 feit 1 primair, feit 2, 05/045520-09, 05/700803-09 feit 1, feit 2 en het onder 05/700916-09 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden op te leggen reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering in haar rapport van 17 mei 2011 met dien verstande dat het contact-, en locatieverbod geldt ten aanzien van mevrouw [slachtoffer1] en mevrouw [moeder slachtoffer3], en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] tot een bedrag van € 100,- wordt toegewezen en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van 05/730478-10
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2011;
- Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 13;
- Proces-verbaal van verhoor, verklaring [slachtoffer1], p. 17.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 06 juni 2010 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk bij die [slachtoffer1] een arm om de
nek/keel heeft gelegd/gedaan en (daarbij) die [slachtoffer1] met kracht bij de
keel/nek heeft vastgepakt en/of (daarbij) de woorden: "ik maak je kapot",
heeft gebruikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2011;
- Proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 35;
- Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 14.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op tijdstippen in de periode van 13 oktober 2009
tot en met 06 juni 2010 te Nijmegen [slachtoffer1] (telkens) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin
bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] (telkens) dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"Ik maak je kapot" en/of "ik rijd je kapot",
Ten aanzien van 05/045520-09
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 6 mei 2009 te Nijmegen een stanleymes uit zijn broekzak gepakt en dit naar [slachtoffer2] gegooid. Verdachte heeft daarbij iets naar [slachtoffer2] geroepen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de verklaring van verdachte, de verklaring van aangever en de verklaring van getuige [getuige2].
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij het volgende betoogd.
Er is, gelet op de afgelegde verklaringen, teveel twijfel over wat er nu feitelijk is gebeurd om de bedreiging zoals die ten laste is gelegd bewezen te kunnen verklaren. Van de tenlastegelegde bewoordingen ‘ik maak je af’ kan in ieder geval niet gezegd worden dat die [slachtoffer2] hebben bereikt.
Ten laste is gelegd, naast het door verdachte pakken van het mes, dat verdachte dit mes ook duidelijk zichtbaar aan [slachtoffer2] heeft getoond en/of voorgehouden en dat verdachte aan het adres van [slachtoffer2] dreigende woorden heeft gesproken.
Verdachte heeft verklaard dat hij datgene wat hij op dat moment in zijn broekzak had zitten, hetgeen achteraf een mes bleek te zijn, uit zijn zak heeft gepakt en naar [slachtoffer2] heeft gegooid. [slachtoffer2] heeft verklaard dat verdachte een mes pakte en dat naar hem toegooide. Getuige [getuige1] heeft ook verklaard dat verdachte met een mes naar [slachtoffer2] gooide. Getuige [getuige2] heeft verklaard dat verdachte een mes pakte, de hand met het mes omhoog deed, het stanleymes uitschoof en dit toen naar [slachtoffer2] gooide. Deze laatste verklaring lijkt er op te duiden dat verdachte het mes, zoals tenlastegelegd, duidelijk zichtbaar aan [slachtoffer2] getoond of voorgehouden heeft. Nu echter aangever en de andere getuigen hier niet over verklaren, acht de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen.
Ten aanzien van de tenlastegelegde bewoordingen ‘ik maak je af’ geldt het volgende.
Aangever heeft verklaard dat verdachte het mes naar hem toe gooide en dat aangever verdachte tegen hem hoorde zeggen: ‘ik maak je af’.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat het kan zijn dat hij in zijn woede nog wat richting [slachtoffer2] geroepen heeft.
Getuige [getuige2] heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei: ‘ik maak die jongen kapot’. Ter terechtzitting van 18 mei 2011 is dit aan verdachte voorgehouden waarop hij heeft verklaard dat als [getuige2] dat gehoord heeft, het wel zo zal zijn.
Gelet op deze verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tegen [slachtoffer2] dreigend heeft gezegd: ‘ik maak je af’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 06 mei 2009 te Nijmegen [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stanleymes gepakt
en voornoemde [slachtoffer2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af" althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
Ten aanzien van 05/700803-09
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen zijn:
- De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 mei 2011;
- Het proces-verbaal van verhoor, verklaring verdachte, p. 20;
- Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer1], p. 5;
- Proces-verbaal van aanhouding, p. 10.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 26 augustus 2009 te Nijmegen opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer1]), bij de keel heeft vastgepakt en
(vervolgens) (met kracht) heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen
en pijn heeft ondervonden;
hij op 26 augustus 2009 te Nijmegen [slachtoffer1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] dreigend de
woorden heeft toegevoegd :"ik maak je kapot", Ten aanzien van 05/700916-09
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 oktober 2009 is het tussen verdachte, [slachtoffer1] en haar moeder [moeder slachtoffer3] tot een confrontatie gekomen.
De rechtbank acht het tenlastegelegde, evenals de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster [slachtoffer1] heeft verklaard dat verdachte in het bijzijn van haar en haar moeder, [moeder slachtoffer3], schreeuwde: ‘ik maak jullie allemaal kapot, wacht maar’.
Aangeefster [moeder slachtoffer3] heeft verklaard dat verdachte in het bijzijn van haar en [slachtoffer1] riep: ‘ik maak jullie allemaal kapot, jullie gaan er allemaal aan’.
Nadat deze verklaringen ter terechtzitting van 18 mei 2011 aan verdachte zijn voorgehouden, heeft hij verklaard: ‘Dat kan wel kloppen’.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen hiervoor onder de feiten is opgenomen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 10 oktober 2009 te Nijmegen [slachtoffer1] en [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer1] en (slachtoffer3) dreigend de woorden heeft toegevoegd : "ik maak jullie allemaal kapot, jullie gaan
er allemaal aan",
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van 05/730478-10 feit 1 primair:
Poging doodslag
Ten aanzien van 05/730478-10 feit 2, 05/045520-09 en 05/700803-09 feit 2, telkens:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van 05/700803-09 feit 1:
Mishandeling
Ten aanzien van 05/700916-09:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten, met name ook niet uit de hierna te noemen deskundigenrapportage.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 12 april 2011;
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 11 januari 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door [x] psychiater, gedateerd 15 januari 2010, betreffende verdachte;
• een beknopt reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 8 juni 2010, betreffende verdachte;
• een briefrapport betreffende een voortijdige negatieve beëindiging van de schorsing voorlopige hechtenis van verdachte van Reclassering Nederland, gedateerd 24 juni 2010, betreffende verdachte;
• een pro justitia rapportage, opgemaakt door drs. [x], psycholoog, gedateerd 9 september 2010, betreffende verdachte;
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 14 september 2010, betreffende verdachte en
• een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 17 mei 2011, betreffende verdachte.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aan haar eis de volgende omstandigheden ten grondslag gelegd.
Verdachte heeft veel agressiedelicten gepleegd in een jaar tijd. Verdachte heeft de moeder van zijn kind mishandeld en bedreigd waardoor haar gezinsleven ontregeld is geraakt en de belangen van haar en verdachtes zoon geschaad worden. Voorts heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en alleen justitiële documentatie heeft uit een ver verleden. Gelet op het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte volgt de officier van justitie de door de reclassering in bovengenoemd rapport van 17 mei 2011 genoemde bijzondere voorwaarden.
De raadsman van verdachte heeft betoogd de geëiste straf fors te matigen. Daartoe heeft hij het volgende gesteld.
Verdachte heeft van het begin af aan openheid van zaken gegeven en heeft van het begin af aan meegewerkt aan het bewerkstelligen van een klinische behandeling nadat hij eerder ambulante hulp van Kairos heeft gehad. De behandeling van de zaken is meermalen aangehouden om die klinische behandeling, die ook door een deskundige werd geadviseerd, te bewerkstelligen. Nadat verdachte drie maanden is opgenomen bij de FPK te Assen ter observatie, heeft men daar geconcludeerd dat vanwege de complexe stoornis van verdachte, van behandeling geen resultaat te verwachten valt. Met die omstandigheden en met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte moet nu rekening gehouden worden.
Aan verdachte kan wel een voorwaardelijke straf opgelegd worden met reclasseringscontact. Een forse voorwaardelijke straf zal de kans van slagen van het reclasseringstoezicht echter niet doen toenemen gelet op de psychische problematiek van verdachte waarvoor juist een klinische behandeling geïndiceerd is. Van de door de reclassering voorgestelde trainingen en ambulante behandeling is derhalve geen heil te verwachten.
Verdachte heeft, vanwege onenigheid omtrent de omgangsregeling met zijn kind, de moeder van zijn kind gedurende een periode van 8 maanden regelmatig bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Op enig moment heeft hij zelfs een armklem om haar nek gelegd. Verdachte heeft hierover zelf verklaard dat hij zo kwaad was dat hij van plan was haar dood te maken en dat het haar redding was dat ze begon te schreeuwen.
Het slachtoffer heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring aangegeven dat zij nog steeds bang is voor verdachte en nachtmerries heeft als gevolg van het gebeuren.
Daarnaast heeft verdachte een mes gegooid naar een toenmalige collega van hem.
Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers maar ook binnen de samenleving in het algemeen.
De ernst van deze feiten rechtvaardigt de oplegging van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank houdt voorts rekening met hetgeen in de rapporten van de deskundigen is weergegeven. In de meest recente rapportage, opgemaakt door de psycholoog, wordt geconcludeerd dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten een rechtstreeks verband kennen met de ernstige persoonlijkheidspathologie en verdachte derhalve als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De kans op recidive wordt als groot beschouwd, als verdachte niet behandeld wordt. Omdat eerder ambulante behandeling niet effectief is gebleken en mede gelet op de persoonlijkheidsstoornis van verdachte, wordt een intensieve klinische behandeling geadviseerd.
Verdachte heeft zich bereid getoond hier aan mee te werken en hij is 3 maanden ter observatie opgenomen in de FPK Assen. In het reclasseringsadvies staat opgenomen dat de FPK Assen heeft geconstateerd dat de persoonlijkheidsstoornis en borderlinestoornis van verdachte dermate complex zijn dat men, ook gezien de behandelresultaten in het verleden, van verdere behandeling weinig meerwaarde en resultaat verwacht. Het recidiverisico blijft hoog.
Gelet op het voorgaande rest de rechtbank niets anders dan verdachte af te straffen. De rechtbank is, zoals ook door de raadsman naar voren is gebracht, van oordeel dat van een dermate hoge voorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie geëist in dit geval geen meerwaarde te verwachten valt. De oorzaak van het plegen van strafbare feiten ligt bij verdachte immers in zijn intrapsychische problematiek waarvoor op dit moment en in de nu voorhanden zijnde kaders hij geen passende behandeling kan krijgen. Gelet op het voorgaande geldt hetzelfde voor de door de reclassering voorgestelde vaardigheidstrainingen en behandeling bij Kairos. Daar komt bij dat de reclassering in datzelfde advies juist aangeeft dat van genoemd pakket van interventies geen gedragsverandering mag worden verwacht en dat ook een afname van recidiverisico niet waarschijnlijk lijkt.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, acht de rechtbank een lagere straf dan geëist passend en geboden en veroordeelt zij verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank ziet wel, gelet op de aard van de feiten en het hoge recidiverisico, aanleiding aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden van een contactverbod met de moeder van zijn kind en met háár moeder, nu de moeder van zijn kind daar regelmatig verblijft en beiden slachtoffer van bedreiging zijn geworden. Derhalve zal ook het door de rechtbank op te leggen locatieverbod gelden ten aanzien van de straten waar zij beiden wonen. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is zich hier aan te houden.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De benadeelde partij [slachtoffer2] vordert een bedrag van € 200,- terzake geleden immateriële schade.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer2] door hetgeen hem is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat hij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 100,- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag in ieder geval zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering levert voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade een onevenredige belasting van het strafgeding op zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het toegewezen bedrag zal vermeerderd worden met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2009.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 57, 285, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- Veroordeelde zal, op geen enkele wijze (direct of indirect) contact leggen of laten leggen met [slachtoffer1] en [moeder slachtoffer3], zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, maar maximaal voor de duur van 2 jaren;
- Veroordeelde zal zich niet begeven naar of zal zich niet bevinden aan het adres waar genoemde [slachtoffer1] woont, te weten [adres] en waar genoemde [slachtoffer3] woont, te weten [adres]
- Veroordeelde zal zich uiterlijk op de datum van onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de balie van Reclassering Nederland, [adres], en zich na de eerste afspraak blijven melden op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- En voorts dient veroordeelde zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer¬legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2] (05/045520-09)
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer2], te betalen € 100,- (zegge honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2009.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 100,-, subsidiair 2 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], te betalen € 100,- (zegge honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 6 mei 2009, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, rechter als voorzitter,
mr. L.C.P. Goossens, rechter,
mr. G.J.M. van Wijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juni 2011.