ECLI:NL:RBARN:2011:BT6486
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van drie mannen voor opzettelijke uitvoer van hennep naar Engeland
In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen drie mannen van 43, 47 en 50 jaar, die verdacht werden van de opzettelijke uitvoer van hennep, heeft de rechtbank Arnhem op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan. De mannen, afkomstig uit Beuningen, Dreumel en Nijmegen, werden beschuldigd van het vervoeren van meer dan 145 kilogram hennep naar Engeland, verborgen in een partij dakpanelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel de rol van de mannen dubieus was, er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de toegang van meerdere personen tot de loods waar de dakpanelen werden gemaakt, het bewijs niet wettig en overtuigend maakte.
Tijdens de zitting op 20 september 2011, waarbij de verdachten aanwezig waren en bijgestaan door hun raadsman mr. R.G.M. Sleutels, werd de geldigheid van de tenlastelegging besproken. De rechtbank verklaarde de tenlastelegging voor feit 3 nietig, omdat deze onvoldoende feitelijk en concreet was omschreven. De officier van justitie had gevorderd dat een in beslag genomen geldbedrag van 2500 euro aan de verdachte zou worden teruggegeven, maar de rechtbank deed hier geen uitspraak over, aangezien de verdachte afstand had gedaan van de in beslag genomen goederen.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachten vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij opzettelijk handelden in strijd met de Opiumwet. De rechtbank benadrukte dat van een registeraccountant verwacht mag worden dat hij zijn positie niet misbruikt, maar in dit geval was er onvoldoende bewijs voor opzet op het aanwezig hebben of vervoeren van hennep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem, in tegenwoordigheid van de griffier E. Terlouw.