ECLI:NL:RBARN:2011:BT6486

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/901097-09
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drie mannen voor opzettelijke uitvoer van hennep naar Engeland

In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen drie mannen van 43, 47 en 50 jaar, die verdacht werden van de opzettelijke uitvoer van hennep, heeft de rechtbank Arnhem op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan. De mannen, afkomstig uit Beuningen, Dreumel en Nijmegen, werden beschuldigd van het vervoeren van meer dan 145 kilogram hennep naar Engeland, verborgen in een partij dakpanelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel de rol van de mannen dubieus was, er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de toegang van meerdere personen tot de loods waar de dakpanelen werden gemaakt, het bewijs niet wettig en overtuigend maakte.

Tijdens de zitting op 20 september 2011, waarbij de verdachten aanwezig waren en bijgestaan door hun raadsman mr. R.G.M. Sleutels, werd de geldigheid van de tenlastelegging besproken. De rechtbank verklaarde de tenlastelegging voor feit 3 nietig, omdat deze onvoldoende feitelijk en concreet was omschreven. De officier van justitie had gevorderd dat een in beslag genomen geldbedrag van 2500 euro aan de verdachte zou worden teruggegeven, maar de rechtbank deed hier geen uitspraak over, aangezien de verdachte afstand had gedaan van de in beslag genomen goederen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachten vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij opzettelijk handelden in strijd met de Opiumwet. De rechtbank benadrukte dat van een registeraccountant verwacht mag worden dat hij zijn positie niet misbruikt, maar in dit geval was er onvoldoende bewijs voor opzet op het aanwezig hebben of vervoeren van hennep. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem, in tegenwoordigheid van de griffier E. Terlouw.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/901097-09
Datum zitting : 5 april 2011 en 20 september 2011
Datum uitspraak : 4 oktober 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsman : mr. R.G.M. Sleutels, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 november 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5
van de Opiumwet, ongeveer 150 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of
verdachtes mededader(s) opzettelijk
-de C.V. [naam C.V.] opgericht op 12 november 2009, gevestigd te
Maasbommel, [adres], met als gevolmachtigde [naam gevolmachtigde C.V.];
-een werknemer van transportonderneming [naam B.V.] BV te
Nijmegen en/of Wijchen benaderd met het verzoek een zending dakpanelen (met daarin
verborgen ongeveer 150 kilogram hennep) te vervoeren naar een bestemming in
Engeland, waarbij de zending niet verscheept mocht worden via de havenstad
Hull in Engeland;
-de transportkosten vooraf betaald aan transportonderneming [naam B.V. transportonderneming] BV te Nijmegen en/of Wijchen;
-de zending dakpanelen (met daarin verborgen ongeveer 150 kilogram hennep),
aangeleverd bij transportonderneming [naam B.V.] BV te
Nijmegen en/of Wijchen;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 november 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 150 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 november 2009 tot en
met 2 december 2009, te Nijmegen en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten
een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 20 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.G.M. Sleutels, advocaat te Nijmegen.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Daarbij is door de verdediging verweer gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de tenlastelegging voor wat betreft feit 3. De verdediging is van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk en concreet is omschreven, waardoor niet is voldaan aan de eis van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en het voor verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 nietig dient te worden verklaard, nu niet duidelijk is op welk specifiek geldbedrag de tenlastelegging ziet.
2a. De geldigheid van de dagvaarding
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is verweer gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de tenlastelegging voor wat betreft feit 3. De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien uit de delictsomschrijving niet duidelijk blijkt wat met ‘een geldbedrag’ wordt bedoeld, zodat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig is.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft aangevoerd dat de tenlastegelegde periode dusdanig kort is, dat op basis hiervan eenvoudig te herleiden is om welk geldbedrag het gaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3, een onvoldoende feitelijke omschrijving geeft van het woord ‘een geldbedrag’ en de omvang daarvan, zodat de inhoud van de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is. De rechtbank zal de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 nietig verklaren.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat in het dossier onvoldoende wettig bewijs is aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte op enig moment het opzet of de wetenschap heeft gehad van het verbergen en transporteren van de grote hoeveelheid hennep in de dakpanelen. De officier van justitie vordert dat verdachte wordt vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van 2500 euro, wordt teruggegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich aansluit bij de conclusie van de officier van justitie en verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman opgemerkt dat onder verdachte een bankpas in beslag is genomen die toebehoort aan [naam C.V.]. Verdachte kan deze niet in ontvangst nemen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn hoedanigheid van registeraccountant zich heeft laten verleiden tot het oprichten van een bedrijf waarvan hij al vrij snel het vermoeden had dat dit zou worden gebruikt voor illegale zaken. Van een registeraccountant mag verwacht worden dat hij zijn positie niet misbruikt en zich van dergelijke praktijken onthoudt.
De rechtbank dient echter te beoordelen of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad –al dan niet in voorwaardelijke zin- op het aanwezig hebben danwel vervoeren van hennep naar Engeland.
De rechtbank acht, evenals als de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 en 2 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het door de officier van justitie en de raadsman aangehaalde beslag, stelt de rechtbank vast dat door verdachte afstand is gedaan van de onder hem inbeslaggenomen goederen. De rechtbank verwijst daartoe naar pagina 39 en 40 van het proces-verbaal van politie, bevattende een door verdachte ondertekende afstandverklaring. De rechtbank zal daarom ten aanzien van het beslag geen uitspraak doen.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Aldus gewezen door mr. J.M. Hamaker, als voorzitter, mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2011.