ECLI:NL:RBARN:2011:BT6488

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720200-10
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drie mannen voor opzettelijke uitvoer van hennep naar Engeland

Op 4 oktober 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen van 43, 47 en 50 jaar, afkomstig uit Beuningen, Dreumel en Nijmegen. De mannen werden verdacht van het opzettelijk uitvoeren van ongeveer 145 kilogram hennep naar Engeland, verborgen in een partij dakpanelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat één van de verdachten een loods had gehuurd voor de fabricage van de dakpanelen, terwijl de andere twee betrokken waren bij het transport en de organisatie. Ondanks de dubieuze rol van de mannen, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van de hennep in de dakpanelen. De rechtbank concludeerde dat de toegang van meerdere personen tot de loods het bewijs niet wettig en overtuigend maakte dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie de vervolging had ingesteld. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging onvoldoende concreet was en dat de verdachte niet duidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging ten aanzien van een van de feiten nietig was, omdat het niet duidelijk was op welk specifiek geldbedrag de tenlastelegging betrekking had. De rechtbank sprak de verdachten vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij opzettelijk betrokken waren bij de uitvoer van de hennep.

De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de betrokkenheid van meerdere personen bij een strafbaar feit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet strafrechtelijk verantwoordelijk kon worden gehouden voor de hennep die in de dakpanelen was aangetroffen, en sprak hen vrij van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/720200-10
Datum zitting : 5 april 2011 en 20 september 2011
Datum uitspraak : 4 oktober 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Raadsvrouw : mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van
de Opiumwet, ongeveer 150 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of
verdachte(s) mededader(s) opzettelijk
- een bedrijfspand gelegen aan [adres] te Wijchen gehuurd en/of
de huur voor voornoemd bedrijfspand vooruit betaald;
- een hoeveelheid hout [naam houthandel]ij [bedrijfsnaam] t.b.v. de
fabricage van een hoeveelheid dakpanelen en/of t.b.v. voornoemde bestelling
een voorschot betaald;
- een hoeveelheid dakpanelen gefabriceerd;
- een hoeveelheid dakpanelen (met daarin verborgen ongeveer 150 kilogram
hennep) geladen in een transportwagen (trekker met oplegger), welke dakpanelen
vervolgens zijn afgeleverd bij transportonderneming [naam B.V.] BV
te Nijmegen en/of Wijchen met de bestemming Engeland;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 150 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en
met 2 december 2009, te Nijmegen en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten
een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 20 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.M. Tjong Kim Sang, advocaat te Lent.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Daarbij is door de verdediging verweer gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de tenlastelegging voor wat betreft feit 3. De verdediging is van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk en concreet is omschreven, waardoor niet is voldaan aan de eis van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en het voor verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 nietig dient te worden verklaard, nu niet duidelijk is op welk specifiek geldbedrag de tenlastelegging ziet.
2a. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat in het proces-verbaal van de politie sprake is van een zevental verdachten en dat uiteindelijk drie verdachten zijn gedagvaard. De zaken van de overige verdachten zouden zijn geseponeerd. Nadat de raadsvrouw heeft gevraagd naar de sepotgrond hiervan, heeft zij van de officier van justitie geen antwoord ontvangen, waardoor voor haar niet te toetsen is op basis van welke argumenten deze zaken zijn geseponeerd. De raadsvrouw houdt voor dat dit een beeld van willekeur ten aanzien van de vervolging oproept, zodat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat na afronding van het onderzoek, het dossier is bestudeerd. Op dat moment is het aan het Openbaar Ministerie om een beoordeling te maken. Daarbij is op grond van de bewijsmiddelen gekozen om verdachte te vervolgen en de zaken tegen een aantal anderen te seponeren. Dit is een weloverwogen beslissing geweest en de officier van justitie verzoekt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw te verwerpen.
De beoordeling door de rechtbank
Dit verweer faalt. Ten aanzien van verdachte was sprake van ernstige bezwaren dat hij een strafbaar feit had gepleegd, gelegen in de omstandigheid dat verdachte de loods heeft gehuurd waar een koffer is gevonden, waarop de verdovende middelen hond is aangeslagen. Het is tevens de loods waar de dakpanelen zijn gefabriceerd waarin de hennep is aangetroffen. De beslissing van het openbaar ministerie om verdachte te vervolgen, was dan ook gerechtvaardigd. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden met betrekking tot de andere betrokken personen, die maken dat sprake is van vergelijkbare gevallen - hetgeen overigens zelden het geval is -, zodat reeds op die grond niet kan worden volgehouden dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel c.q. van willekeur. De rechtbank acht het openbaar ministerie derhalve ontvankelijk in zijn strafvervolging.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat verdachte begin oktober 2009 actief is benaderd door [medeverdachte] omdat hij op zoek was naar iemand die dakpanelen kon maken. Daartoe is door verdachte het pand [adres] te Wijchen gehuurd en is begonnen met het fabriceren van dakpanelen. Dat heeft hij samen met [medeverdachte] en een persoon genaamd [naam man Pakistaans uiterlijk] gedaan. Verdachte heeft de dakpanelen geladen met een heftruck en deze zijn vervolgens naar transportbedrijf [naam bedrijf] vervoerd. Op 2 december is in een partij dakpanelen een hoeveelheid van ongeveer 145 kilo hennep aangetroffen. In de loods die door verdachte werd gehuurd is tevens een koffer aangetroffen waarop de drugshond is aangeslagen. Uit de historische printgegevens blijkt dat er vele contacten zijn geweest tussen [medeverdachte] en verdachte. Verdachte heeft op actieve wijze geholpen bij het fabriceren van dakpanelen. Vervolgens is getracht via transportbedrijf [naam bedrijf] deze dakpanelen, die waren voorzien van voornoemde hoeveelheid hennep, te vervoeren naar Engeland. De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte is benaderd voor het maken van dakpanelen. Verdachte heeft ingestemd om de panelen te vervaardigen en te leveren. Hij heeft daartoe de loods [adres] te Wijchen gehuurd, heeft bij Houthandel [naam houthandel] hout ingekocht en is begonnen met het produceren van halffabricaten. Verdachte heeft van de verhuurder van de loods twee sleutels ontvangen en hij heeft een sleutel aan [betrokkene] gegeven. [betrokkene] zou regelen dat verdachte zou worden geholpen, aangezien verdachte hooguit drie dagen per week aanwezig kon zijn. Via [betrokkene] kwam een man met Pakistaans uiterlijk, genaamd [naam man Pakistaans uiterlijk], bij de loods en heeft verdachte instructies gegeven en hem geholpen bij het opstarten van de werkzaamheden. Verdachte maakte de halffabricaten die vervolgens door anderen werden afgemonteerd. Daarna werden de panelen in folie gewikkeld en klaargezet voor transport. In de verklaringen van getuigen, komen de namen van meerdere verdachten naar voren, maar niet de naam van verdachte. Getuige [getuige], de huurder van de naastgelegen loods, heeft verklaard over de aanwezigheid van diverse personen in de loods. Daaruit blijkt dat meerdere personen toegang tot de loods hadden. De raadsvrouw stelt dat uit de stukken niet blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke overtreding van de Opiumwet of dat hij hiervan wetenschap had, zodat hij van de hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De beoordeling door de rechtbank
Op 2 december 2009 is bij transportbedrijf [naam bedrijf] te Wijchen een partij dakpanelen onderzocht en daarin is een grote partij hennep aangetroffen. De herkomst van deze partij dakpanelen is terug te voeren naar de loods [adres] te Wijchen. Dit pand is destijds gehuurd door verdachte. Door verdachte is niet bestreden dat hij inderdaad gebouwd heeft aan deze dakpanelen. Verdachte heeft echter stellig verklaard dat hij zich beperkte tot het maken van halffabricaten. Ook is door hem verklaard, hetgeen niet bestreden is, dat hij een sleutel heeft afgegeven aan derden, zodat ook anderen in de loods konden wanneer verdachte er niet was. Hij heeft die sleutel afgegeven, onder meer omdat anderen hem zouden helpen bij het maken van de halffabricaten.
Dit beeld wordt ondersteund door de verklaring van [getuige], eigenaar van de naastgelegen loods op het adres [adres] te Wijchen. Hij heeft verklaard dat men meestal met twee personen was, maar dat hij diverse personen en verschillende auto’s (een grijze Freelander, een Chrysler, een donkere Renault Clio, een zwarte Mercedes en een witte Vito) bij het pand [adres] heeft gezien.
Dit maakt dat allerminst de mogelijkheid uitgesloten kan worden dat een ander dan verdachte de door hem gemaakte halffabricaten heeft gevuld met hennep, zonder dat verdachte hier wetenschap van had of had moeten hebben. Hoewel verdachte minst genomen naïef heeft gehandeld, kan niet worden bewezen dat verdachte op enigerlei wijze strafrechtelijk betrokken is geweest bij het voorhanden hebben danwel naar het buitenland vervoeren van de aangetroffen partij hennep. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastgelegde feiten.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Aldus gewezen door mr. J.M. Hamaker, als voorzitter, mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2011.