ECLI:NL:RBARN:2011:BT6491

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720306-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van drie mannen voor opzettelijke uitvoer van hennep naar Engeland

Op 4 oktober 2011 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen van 43, 47 en 50 jaar, afkomstig uit Beuningen, Dreumel en Nijmegen. De mannen werden verdacht van de opzettelijke uitvoer van ongeveer 145 kilogram hennep naar Engeland, verborgen in een partij dakpanelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel de rol van de mannen dubieus was, er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de toegang van meerdere personen tot de loods waar de dakpanelen werden vervaardigd, het bewijs niet wettig en overtuigend maakte. De mannen zijn vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs niet voldeed aan de eisen van de Opiumwet.

De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de Rechtbank Arnhem, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging onvoldoende concreet was en dat de verklaringen van medeverdachten niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging gevolgd en geconcludeerd dat er geen wettig bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten bij de uitvoer van hennep. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om de rechten van verdachten te waarborgen.

De uitspraak is gedaan in het kader van een strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de rol van de verdachten en de bewijsvoering kritisch heeft beoordeeld. De vrijspraak van de verdachten toont aan dat in strafrechtelijke zaken de bewijslast bij de aanklager ligt en dat zonder overtuigend bewijs een veroordeling niet kan plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/720306-10
Datum zitting : 5 april 2011 en 20 september 2011
Datum uitspraak : 4 oktober 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, advocaat te Nijmegen.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van
de Opiumwet, ongeveer 150 kilogram, in elk geval een hoeveelheid hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte en/of
verdachte(s) mededader(s) opzettelijk
- een bedrijfspand gelegen aan [adres] te Wijchen gehuurd en/of
de huur voor voornoemd bedrijfspand vooruit betaald;
- een hoeveelheid hout besteld bij [houthandel] te Boven-Leeuwen t.b.v. de
fabricage van een hoeveelheid dakpanelen en/of t.b.v. voornoemde bestelling
een voorschot betaald;
- een hoeveelheid dakpanelen gefabriceerd;
- een hoeveelheid dakpanelen (met daarin verborgen ongeveer 150 kilogram
hennep) geladen in een transportwagen (trekker met oplegger), welke dakpanelen
vervolgens zijn afgeleverd bij transportonderneming [naam B.V.] BV te Nijmegen en/of Wijchen met bestemming Engeland;
-de C.V. [naam C.V.] opgericht op 12 november 2009, gevestigd te
Maasbommel, [adres], met als gevolmachtigde [naam gevolmachtigde];
-een werknemer van transportonderneming [naam B.V.] BV te
Nijmegen benaderd met het verzoek een zending dakpanelen (met daarin
verborgen ongeveer 150 kilogram hennep) te vervoeren naar een bestemming in
Engeland, waarbij de zending niet verscheept mocht worden via de havenstad
Hull in Engeland;
-de transportkosten vooraf betaald aan transportonderneming [naam B.V.] BV te Nijmegen;
-de zending dakpanelen (met daarin verborgen ongeveer 150 kilogram hennep),
aangeleverd bij transportonderneming [naam B.V.] BV te
Nijmegen;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en
met 2 december 2009 te Nijmegen en/of Wijchen en/of elders in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 150 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 01 november 2009 tot en
met 02 december 2009, te Nijmegen en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten
een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 20 september 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J. Steenbrink, advocaat te Nijmegen.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
Daarbij is door de verdediging verweer gevoerd met betrekking tot de geldigheid van de tenlastelegging voor wat betreft feit 3. De verdediging is van oordeel dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk en concreet is omschreven, waardoor niet is voldaan aan de eis van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en het voor verdachte niet duidelijk is waartegen hij zich moet verdedigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 3 nietig dient te worden verklaard, nu niet duidelijk is op welk specifiek geldbedrag de tenlastelegging ziet.
3. De beslissing inzake het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van de verklaringen van de medeverdachten en overige stukken van het onderliggende dossier, duidelijk naar voren komt dat verdachte betrokken is geweest en een grote rol lijkt te hebben gehad bij de organisatie van de transporten van de dakpanelen. Verdachte heeft [medeverdachte LJN: BT 6486] benaderd voor het opzetten van een bedrijf en het regelen van het transport naar Engeland. [medeverdachte LJN: BT 6486] heeft daarvoor geld gekregen van verdachte.
[medeverdachte LJN:BT 6488] is door verdachte benaderd om dakpanelen te fabriceren en verdachte is diverse malen in de loods geweest die door [medeverdachte LJN:BT 6488] werd gehuurd. Uit de historische printgegevens blijkt dat er vele contacten zijn geweest tussen [medeverdachte LJN: BT 6486] en [medeverdachte LJN:BT 6488] met verdachte. Uit deze printgegevens kan worden opgemaakt dat de persoon die voorkomt als [betrokkene2], verdachte [verdachte] is. Ook is verdachte herkend door een medewerker van Houthandel [houthandel]. Verdachte heeft met de diverse personen die betrokken waren rondom het drugstransport, contact gehouden. Verdachte heeft daarbij een belangrijke, verbindende en leidende rol gehad. De officier van justitie komt tot een bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte stelt dat het gsm-nummer eindigend op [x] niet zonder meer kan worden toegeschreven aan haar cliënt. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte betwist dat dit nummer bij hem in gebruik was. Dit gegeven is alleen gebaseerd op de verklaring van [medeverdachte LJN: BT 6486], wiens betrouwbaarheid wordt betwist. Bovendien is de enkele verklaring van [medeverdachte LJN: BT 6486] onvoldoende om het gebruik van dit telefoonnummer aan verdachte toe te schrijven. Anders dan op basis van de verklaring van [medeverdachte LJN: BT 6486], kan [verdachte] geen betrokkenheid bij de oprichting van [naam C.V.] worden verweten. [verdachte] had tevens geen contacten met het transportbedrijf waar de hennep is aangetroffen.
[medeverdachte LJN: BT 6486] is degene die in zijn verklaringen ten aanzien van de gevonden hennep, verdachte belast. Op het moment dat de voorlopige hechtenis van [medeverdachte LJN: BT 6486] langer duurt dan hij had verwacht, blijkt hij bereid er alles aan te doen om naar huis te kunnen en begint verklaringen af te leggen die belastend zijn voor verdachte.
[medeverdachte LJN: BT 6486] legt leugenachtige verklaringen af. Dat blijkt uit het feit dat wanneer hem een foto van [betrokkene1] wordt getoond, hij verklaart dat dit de ‘grote man achter het geheel’ is, terwijl nader onderzoek door de opsporingsambtenaren geen betrokkenheid van [betrokkene1] heeft aangetoond. [m[medeverdachte LJN: BT 6486] heeft aantoonbaar onjuist verklaard – zo is het telefoonnummer dat aan [betrokkene1] werd toegeschreven, aantoonbaar niet van hem - en mensen valselijk belast, waardoor zijn verklaringen dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van de stelling van de officier van justitie dat waar [medeverdachte LJN:BT 6488] verklaart over [betrokkene2], [verdachte] moet worden gelezen, stelt de raadsvrouw dat de officier van justitie de verklaring van [medeverdachte LJN:BT 6488] denatureert. Immers, [medeverdachte LJN:BT 6488] heeft - daartoe gevraagd- verklaard dat hij met [betrokkene2] niet [verdachte] bedoelt.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat haar cliënt dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting niet bestreden dat hij medeverdachten [medeverdachte LJN: BT 6486] en [medeverdachte LJN:BT 6488] zowel zakelijk als privé kent. Ook heeft hij niet bestreden dat hij in de loods is geweest die door [medeverdachte LJN:BT 6488] werd gehuurd en dat hij heeft geholpen bij het timmeren van de dakpanelen. Verdachte heeft een afkortzaag geïnstalleerd waarmee de dakpanelen zijn gefabriceerd. Op 2 december 2002 is in een zending van dakpanelen een grote hoeveelheid hennep aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het proces-verbaal van de politie en hetgeen ter terechtzitting is verklaard de suggestie wordt gewekt dat verdachte zich bezig houdt met illegale zaken. De rechtbank dient echter te onderzoeken in hoeverre verdachte opzet heeft gehad –al dan niet in voorwaardelijke zin- op de aanwezigheid danwel uitvoer van hennep. De rechtbank is van oordeel dat dergelijke opzet in al dan niet voorwaardelijke zin niet kan worden bewezen. Immers, het bewijs dat de officier aanvoert, is met name gebaseerd op het telefoonverkeer met het nummer eindigend op [x]. Echter, tegenover de ontkenning van verdachte dat dit nummer hem toebehoort, ligt slechts de verklaring van [medeverdachte LJN: BT 6486] dat dit wel het geval is. Nu evenwel dezelfde [medeverdachte LJN: BT 6486] incorrect heeft verklaard over betrokkenheid van [betrokkene1], kan niet zonder meer van de betrouwbaarheid van zijn verklaring worden uitgegaan. Voorts heeft [medeverdachte LJN:BT 6488] expliciet verklaard dat hij met [betrokkene2] niet [verdachte] bedoeld, zodat de officier van justitie op ontoelaatbare wijze de inhoud van deze getuigenverklaring invult. Derhalve dient, nu het wettige en overtuigende bewijs in dezen ontbreekt, verdachte te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 tenlastgelegde feiten.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Aldus gewezen door mr. J.M. Hamaker, als voorzitter, mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. G.J.M. van Wijk, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 oktober 2011.