2.6.Bij brief van 24 juni 2011 heeft Scheffer in concept gerapporteerd. De Stichting heeft daarover inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Het definitieve rapport dateert van 5 september 2011. Dit laatste rapport vermeldt onder meer het volgende:
“Bij de behandeling van een herpes zoster infectie is het belangrijk twee stadia te onderscheiden. Op de eerste plaats de acute herpes zoster. De behandeling hiervan bestaat uit het bestrijden van de pijn, bevorderen van het herstel van de huiddefecten, het voorkomen van secundaire infecties en zo mogelijk de preventie van post-herpetische neuralgie. Bij een normaal functionerend immuunsysteem geneest een herpes zoster infectie spontaan binnen enkele weken, zodat een behandeling met pijnstillers en eventueel zinkolie volstaat. Antivirale middelen zoals aciclovir, famciclovir en valaciclovir gedurende één week, kunnen, mits begonnen binnen 72 na het verschijnen van de blaasjes, de pijn enigszins verminderen en de genezingsduur van de huidafwijkingen met hooguit enkele dagdelen bekorten. Slechts een klein deel van de patiënten zal onvoldoende baat hebben bij paracetamol of NSAID’s. Zij zouden geholpen kunnen zijn bij opiaten, anti-epileptica, tricyclische antide-pressiva.”
“
1. Geven de beschikbare, in afschrift bijgevoegde gegevens, u voldoende feitelijke aanknopingspunten om nu een oordeel te kunnen vormen over de kwaliteit van het medisch handelen van de genoemde anesthesist op 09-06-2009?
De mij toegezonden gegevens geven mij voldoende aanknopingspunten om een oordeel te vormen over de kwaliteit van handelen van de anesthesioloog/pijnbehandelaar op 09-06-2009. Opgemerkt dient te worden dat ondanks mijn verzoek om de polikliniekstatus en de verwijsbrief van de huisarts te mogen inzien, deze polikliniekstatus en de huisartsenbrief mij niet toegezonden is en ik derhalve moet concluderen dat deze documenten niet aanwezig zijn.
2. Welke zijn uw bevindingen ten aanzien van het beleid op medisch gebied, de ingestelde behandelingen en het resultaat daarvan? Wilt u duidelijk aangeven welke feiten daarbij door u als vaststaand worden aangenomen.
Vast staat naar mijn mening dat hier sprake is van een ernstige complicatie bij een, tijdens het incident 78 jarige gezonde dame, met in de voorgeschiedenis een uterusextirpatie en geringe niet verklaarde neurologische klachten van verminderde sensibiliteit en krachtsverlies aan beide handen en voeten. Patiënte wordt door haar huisarts verwezen naar de anesthesioloog/pijnbehandelaar dr Waijer werkzaam in het ziekenhuis Rivierenland te Tiel, in verband met ernstige pijnklachten door een acute herpes zoster infectie in het dermatoom C6. Dr Waijer verricht een transforaminale injectie met een corticosteroïd op het niveau C6.
De injectie veroorzaakt vrijwel direct een tetraplegie van beide armen en benen en een incontinentie. Mijn bevindingen ten aanzien van het beleid op medisch gebied, de ingestelde behandelingen en het resultaat daarvan komen uitgebreid onder vraag 3 aan de orde.
3. Bent u op grond van alle gegevens, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, van oordeel dat het beleid op medisch gebied aangaande diagnostiek en behandeling van [verzoekster] […]. [betrokkene], anesthesist heeft voldaan aan de professionele standaard? Wilt u daarbij uw overwegingen kenbaar maken? Wilt u daarbij met name ingaan op het ontstaan van de tetraparese?
Voor de beantwoording van deze vraag wil ik separaat ingaan op drie aspecten van deze casus, te weten de diagnostiek, de keuze van behandeling en het ontstaan van de tetraparese.
Het ontbreken van de polikliniekstatus van de Pijnpolikliniek maakt het onmogelijk om te beoordelen of de behandelend anesthesioloog een gedegen anamnese en lichamelijk onderzoek verricht heeft en op de hoogte was van een eventueel relevante voorgeschiedenis van patiënte. Ik kan niet anders concluderen dan dat door het ontbreken van de anamnese bij deze patiënte de behandelend anesthesioloog niet op de hoogte was van de preexistente neurologische afwijkingen van patiënte zoals gediagnosticeerd door de neuroloog dr P.J. de Jong in 2005. Of in 2005 het klinisch neurofysiologisch onderzoek gevolgd had moeten worden door beeldvormende diagnostiek valt buiten mijn competentie en laat ik graag aan de beoordeling van een neuroloog over. Tevens is het niet bekend wat exact de klachten van patiënte waren, hoe ernstig de pijn was en in welke fase de ziekte zich bevond. Het ontbreken van een polikliniekstatus, een anamnese en een differentiaal diagnose cq. behandelplan is niet conform de professionele standaard.
Het ontbreken van de poliklinische status maakt het ook onmogelijk om te beoordelen welke
overwegingen er door de behandelend anesthesioloog gemaakt zijn om uiteindelijk te komen tot de keuze van het uitvoeren van een invasieve behandeling van de door de herpes zoster veroorzaakte pijn, in casu de transforaminale injectie van een corticosteroïd en een lokaalanestheticum ter hoogte van C6.
Het noteren van deze overwegingen zijn daarom zo belangrijk omdat de transforaminale injectie met een corticosteroïd en een lokaalanestheticum naar mijn mening niet de eerste keuze is van de behandeling van pijn in de acute fase van een herpes zoster infectie. Onduidelijk is of patiënte reeds behandeld werd met acyclovir en waarom niet eerst gekozen is voor een behandeling met opiaten, anti-epileptica of tricyclische antidepressiva, hetgeen binnen de huidige literatuur geadviseerd wordt. Dit is niet conform de professionele standaard.
Het ontbreken van de polikliniek status maakt het ook onmogelijk om te beoordelen onder welke omstandigheden de interventie uitgevoerd is. Uit de brief d.d. 25 augustus 2009 van dr. Waijer aan Jansen & Van Gaal advocaten begrijp ik indirect dat patiënte geholpen werd door middel van een transforaminale injectie met een corticosteroïd en een lokaalanestheticum ter hoogte van C6. Dit alles geschiede onder röntgendoorlichting en na toedienen van een kleine hoeveelheid röntgencontrast om de positie van de naald te controleren. De uitvoering van deze procedure is conform wat binnen de beroepsgroep gebruikelijk is. Het optreden van neurologische complicaties na een transforaminale injecties zijn een bekend fenomeen bij deze ingreep, die weliswaar gelukkig relatief zelden optreden, maar vaak wel ernstig van aard zijn. Deze casus illustreert dit helaas. De oorzaak is niet volledig duidelijk maar deze complicatie wordt volgens de literatuur waarschijnlijk veroorzaakt doordat een deel van de geïnjecteerde corticosteroïd-emulsie intravasaal terecht komt en daar aanleiding geeft tot trombose van bloedvaten van het centrale zenuwstelsel. In deze casus is echter ook sprake van een ernstige preexistente wervelkanaalstenose op cervicaal niveau en is het dus ook niet uit te sluiten dat er door de injectie een verhoging van de druk rondom het ruggenmerg opgetreden is met ischemie en uiteindelijk beschadiging van het ruggenmerg als gevolg.
4. Indien u meent dat van onzorgvuldig handelen sprake is, wilt u dan aangeven waaruit dit onzorgvuldig handelen bestaat en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord uw overwegingen en zo mogelijk relevante literatuur vermelden?
Het niet documenteren van anamnese, voorgeschiedenis en behandelplan en het ontbreken van een verslag van de interventie is onzorgvuldig en niet wat men van een redelijk bekwaam vakgenoot onder dergelijke omstandigheden mag verwachten. Ook is onduidelijk of de keuze en de alternatieven van de ingestelde behandeling en de kans op complicaties met patiënte besproken zijn. Eveneens is onduidelijk is of er door de afdeling Pijnbehandeling van het ziekenhuis in Tiel behandelprotocollen en gestandaardiseerde interventieprotocollen zijn voor de indicatiestelling van de behandeling van herpes zoster.
Voor de behandeling van de pijn veroorzaakt door een acute herpes zoster infectie zijn door diverse instituten behandelprotocollen opgesteld die ook gepubliceerd en raadpleegbaar zijn. In zijn algemeenheid wordt bij een normaal functionerend immuunsysteem gesteld dat een herpes zoster infectie spontaan, binnen enkele weken, geneest zodat een behandeling met pijnstillers en eventueel zinkolie meestal volstaat. Antivirale middelen kunnen, mits begonnen binnen 72 uur na het verschijnen van de blaasjes, de pijn enigszins verminderen en de genezingsduur van de huidafwijkingen met hooguit enkele dagdelen bekorten. Slechts een klein deel van de patiënten zal voor de pijn onvoldoende baat hebben bij paracetamol of NSAID's. Zij zouden geholpen kunnen worden met opiaten, anti-epileptica, of tricyclische antidepressiva. Vrijwel alle literatuur stelt dat slechts wanneer medicamenteuze therapie met behulp van opiaten etc. onvoldoende effect heeft, een invasieve behandeling van toegevoegde waarde zou kunnen zijn. Ook voor de preventie dan wel behandeling van post-herpetische neuralgie is de effectiviteit van een epidurale injectie met corticosteroïden zeer twijfelachtig.
Het inzetten van een invasieve therapie, waarvan de effectiviteit niet overtuigend bewezen is, met daarbij een kans op ernstige complicaties, zonder dat medicamenteuze therapie is ingezet dan wel overwogen, is niet wat men van een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, uitgaande van de destijds geldende professionele eisen.
4. Indien er over het onderwerp van expertise medisch-wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen bestaan, kunt u dan in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen?
Ik denk dat er geen door literatuur onderbouwde discussie bestaat voor de behandeling van de pijn bij een acute herpes zoster infectie. Vrijwel alle literatuur stelt dat slechts wanneer medicamenteuze therapie met behulp van opiaten etc. onvoldoende effect heeft, een invasieve behandeling mogelijk van toegevoegde waarde zou kunnen zijn. De zogenaamde wetenschappelijke ‘level of evidence' voor de effectiviteit van epidurale toediening van corticosteroïden bij een acute herpes zoster is 2B, dat wil zeggen dat er slechts cohort studies of RCT studies van matige kwaliteit bestaan die de effectiviteit van deze behandeling aantonen. Voor de preventie dan wel behandeling van post-herpetische neuralgie door epidurale injecties is helemaal geen wetenschappelijk bewijs.
Reactie op commentaar J. Logher (MediRisk) d.d. 24-08-2011
1. Beschikbare stukken
Er is niets op tegen dat in een streekziekenhuis de huisarts en de specialist elkaar kennen en het is natuurlijk prijzenswaardig dat een telefonische verwijzing net zo serieus genomen wordt als een verwijsbrief. Echter ook na het opnieuw bestuderen van het volledig dossier ben ik geen (poli)kliniek status tegen gekomen. De enige opmerking die ik vind, is die in de decursus op 09- 06-2009. Dit betreft echter een anonieme opmerking, gemaakt na het optreden van de complicatie. Bij een eerste polikliniek bezoek, zeker wanneer dit direct gevolgd wordt door een invasieve interventie dient er een opname-status te zijn. Hierin dient vermeld te worden wat de indicatie voor de interventie is, eventuele differentiaal diagnostische overwegingen, medicatie, allergieën, stollingsstatus en relevante ziektegeschiedenis etc. Tevens dient er een verslag te zijn van de interventie zelf. Dit alles is afwezig.
Ik blijf dus bij mijn mening dat ik de verslaglegging onvoldoende vind en niet wat van een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht, uitgaande van de destijds geldende professionele eisen.
2. De missende (differentiaal)diagnose en keuze van behandeling.
Ik ben het met u eens dat een floride herpes zoster met de kenmerkende huiderupties een redelijk duidelijk beeld is en er geen uitgebreide (differentiaal)diagnose noodzakelijk is alvorens tot behandeling over te gaan. Overigens laat een prospectieve studie van Scott zien dat in 17% van de gevallen toch de verkeerde diagnose wordt gesteld. Ik vind wel, dat toch minimaal de gestelde diagnose in de status vermeld moet worden alvorens tot behandeling overgegaan kan worden. Het vermelden van de reeds gebruikte medicatie vind ik ook noodzakelijk, met name omdat hieruit afgeleid kan worden of de patiënte wel de optimale medicamenteuze therapie gehad heeft, alvorens over te gaan tot een risicovolle invasieve behandeling. Ik acht dit daarom zo belangrijk omdat ik uit de documentatie van de huisarts slechts kan opmaken dat er alleen maar valaciclovir gegeven is en verder geen medicamenteuze pijnbehandeling en in de documentatie van de pijnbehandelaar zie ik helemaal niets over de conservatieve behandeling?
3. Discussie over de aangehaalde literatuur.
Ik ben het met uw opmerking eens dat in het stuk van Van Wijck en Opstelten et al. een verwijzing naar de anesthesioloog voor een pijnblokkade genoemd wordt. Echter dit ontslaat de anesthesioloog/pijn behandelaar niet van een eigen verantwoordelijk bij het kiezen van de meest optimale therapie voor elke individuele patiënt, waarbij voor- en nadelen zorgvuldig tegen elkaar afgewogen worden en besproken dienen te worden met de patiënt.
Ik citeer nu de volledige conclusie van het artikel in het NTVG van Opstelten et al uit 2006 : "Uit de bevindingen van dit onderzoek concluderen wij dat een eenmalige epidurale injectie van steroïden en locale anesthetica, gegeven in de acute fase van herpes zoster, resulteert in een bescheiden vermindering van de met zoster samenhangende pijn gedurende de eerste maand. Echter, omdat op langere termijn postherpetische neuralgie niet wordt voorkomen, stellen wij voor om een epidurale injectie van steroïden en lokale anesthetica slechts te overwegen bij patiënten met herpes zoster in het acute stadium die ernstige pijn hebben die niet reageert op de standaard toegepaste analgetische therapie".
Ik kan me dan ook niet vinden in uw opmerking dat ik twee dingen door elkaar haal, te weten de pijn in de acute fase van een herpes zoster en de postherpetische neuralgie. Bovenstaand citaat lijkt me hier heel duidelijk over. Voor uw opmerking dat transforaminale injecties waarschijnlijk effectiever zijn, levert u geen bewijs.
Ik blijf dus bij mijn conclusie dat ook in de huidige casus eerst een goede medicamenteuze analgetische therapie ingesteld had moeten worden alvorens over te gaan op een invasieve behandeling. Uit de mij geleverde documentatie is mij dit niet gebleken.”