zaaknummer / rolnummer: 224556 / KG ZA 11-690
Vonnis in kort geding van 24 januari 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.H.L. Grinwis te Zoetermeer,
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE GELDERMALSEN,
zetelend te Geldermalsen,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Saedt te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Gemeente Geldermalsen genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Gemeente Geldermalsen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 3 november 2011 is namens de Gemeente Geldermalsen beslag gelegd op een personenauto[kenteken]. Het beslag is gelegd vanwege het feit dat de dochter van [eiser] uitkeringsfraude zou hebben gepleegd.
2.2. Tijdens een verhoor bij de sociale recherche op 11 oktober 2011 heeft de dochter van [eiser] het volgende over de auto verklaard:
“(…) Ik ben niet in het bezit van een auto. De auto waar ik in rijdt heeft mijn vader speciaal voor mij gekocht. De auto staat ook op zijn naam.
U vraagt mij wie de verzekering en de belasting voor die auto betaald.
Die betaal ik zelf. Dat doe ik via mijn eigen bankrekening. Voor deze auto had ik een ford Ka. Die is kapot gegaan en die was niet meer te maken, de motor was in elkaar gedraaid. Ik was toen al bij mijn ex man weg. Ik heb toen mijn moeder lopen pesten en zei haar dat ik wel een leuk verjaardagscadeau wist omdat ik een auto wilde hebben. Ik heb toen die auto voor mijn verjaardag gekregen van mijn ouders.
U vraagt mij waarom de auto gekentekend [kenteken] op naam van mijn vader staat terwijl ik deze voor mijn verjaardag kreeg.
Dat is omdat ik toen net weg was bij mijn ex en mijn vader niet wilde dat hij nog aanspraak kon maken op die auto. (…)”
2.3. Bij de stukken bevindt zich een schriftelijke verklaring van de dochter van [eiser] van 12 januari 2012 waarin zij onder meer het volgende verklaart:
“(…) Wij zijn op 11-10-2010 verhoord door de sociale recherche te Tiel.
Ik[naam dochter] heb een verklaring afgelegd die mijn inziens niet klopt op papier als wat ik verteld heb.
Ik had gezegd dat ik de auto ([type]) gekregen had,maar bedoelde eigenlijk dat ik hem in bruikleen gekregen heb en is en blijft eigendom van mijn vader…dat is wat ik gezegd heb en wil dat toelichten.
(…)
Ik was tijdens het verhoor geheel van slag door de situatie en wilde alleen maar weg,
waardoor ik dingen zei die zei wilde horen zodat ik weer naar huis kon. (…)”
2.4. Bij de stukken bevindt zich een aankoopbon van de auto op naam van [eiser], een afschrift van de bankrekening van [eiser] waarop het aankoopbedrag van de auto is afgeschreven, het kentekenbewijs van de auto op naam van [eiser] en het overschrijvingsbewijs van de auto.
2.5. Uit het uittreksel van de RDW (Rijksdienst voor het Wegverkeer) blijkt dat er twee auto’s op naam van [eiser] staan: de [[type, kenteken enz.]].
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter de Gemeente Geldermalsen zal veroordelen tot onmiddellijke afgifte van de auto op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat zij weigerachtig is aan dit bevel te voldoen, met veroordeling van de Gemeente Geldermalsen in de proceskosten.
3.2. Gemeente Geldermalsen voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] stelt dat het spoedeisend belang bij zijn vordering er in is gelegen dat hij vermogensschade lijdt omdat hij niet over zijn auto kan beschikken en deze wel iedere dag in waarde daalt. Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij als eigenaar weer over zijn auto wil kunnen beschikken. De Gemeente Geldermalsen heeft hiertegen aangevoerd dat een auto hoe dan ook iedere dag in waarde afneemt en dat niet [eiser] maar zijn dochter weer over de auto wil beschikken. Volgens de Gemeente Geldermalsen heeft [eiser] dan ook geen spoedeisend belang bij de vordering.
4.2. De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient te worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] zijn spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Vast staat dat [eiser] over een andere auto beschikt, waar hij zelf gebruik van maakt. Ook staat vast dat hij voordat er beslag werd gelegd op de onderhavige auto, geen gebruik van die auto maakte. Deze was immers in gebruik bij zijn dochter. De enkele stelling dat hij over de auto wil beschikken omdat het zijn eigendom is en dat de auto nu in waarde daalt, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om van een spoedeisend belang te kunnen spreken. De stelling dat de auto nu in waarde daalt en [eiser] daardoor vermogensschade lijdt, gaat bovendien niet op. De waardedaling van de auto is in de huidige situatie tenminste gelijk, maar wellicht zelfs geringer dan wanneer de auto bij zijn dochter in gebruik zou zijn. De conclusie is dat [eiser], bij gebrek aan spoedeisend belang, niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
4.3. Hoewel de zaak hiermee reeds is beslist, ziet de voorzieningenrechter aanleiding ten overvloede nog het volgende te overwegen. [eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij eigenaar is van de in beslag genomen auto en dat de Gemeente Geldermalsen door het leggen van het beslag een onrechtmatige inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. De Gemeente Geldermalsen heeft hiertegen aangevoerd dat thans uit moet worden gegaan van de verklaring die de dochter van [eiser] bij de sociale recherche heeft afgelegd en dat zij de auto dus van [eiser] voor haar verjaardag heeft gekregen. Dit wordt volgens de Gemeente Geldermalsen ondersteund door het feit dat [eiser] nog een auto op zijn naam heeft staan. De verklaring die zijn dochter op 12 januari 2012 schriftelijk heeft afgelegd kan niet anders worden gezien dan een poging om de auto op onjuiste gronden terug te krijgen, aldus de Gemeente Geldermalsen.
4.4. De vraag die voorligt, is wie ten tijde van de beslaglegging eigenaar was van de auto. Uitgangspunt daarbij is dat degene die een goed houdt, vermoed wordt dit goed voor zichzelf te houden en bezitter daarvan te zijn (artikel 3:109 BW) en voorts dat die bezitter vermoed wordt rechthebbende te zijn (artikel 3:119 BW). Toegespitst op deze zaak wordt de dochter van [eiser] derhalve vermoed rechthebbende, en dus eigenaar van de auto te zijn. Vervolgens rijst de vraag of [eiser], alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, dit vermoeden voorshands voldoende heeft weerlegd.
4.5. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [eiser] met de producties die hij heeft overgelegd, nog niet aannemelijk gemaakt dat hij eigenaar is van de auto. De aankoopbon en het bankafschrift die door [eiser] zijn overlegd, kunnen namelijk ook de stelling ondersteunen dat hij de auto aan zijn dochter voor haar verjaardag heeft gegeven. Ook het feit dat het kenteken van de auto op naam van [eiser] staat, brengt op zichzelf niet mee dat hij eigenaar is van de auto. Deze registratie heeft immers geen zakenrechtelijke betekenis. Zijn dochter heeft aanvankelijk bij de sociale recherche verklaard dat zij de auto voor haar verjaardag heeft gekregen. De verklaring die zij ten behoeve van de zitting in kort geding heeft opgesteld, is voorshands niet genoeg om deze eerdere verklaring te ontzenuwen. Vast staat ook dat zij de gebruikerslasten van de auto betaalt. Op basis van al het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat, ook al zou [eiser] wel een spoedeisend belang hebben gehad bij zijn vordering, hij het vermoeden dat zijn dochter eigenaar is van de auto voorshands onvoldoende heeft weerlegd. De vordering zou in dat geval op inhoudelijke gronden zijn afgewezen.
4.6. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Geldermalsen worden begroot op € 1.391,00, waarvan € 575,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Geldermalsen tot op heden begroot op € 1.391,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2012.