ECLI:NL:RBARN:2012:BW0020

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
27 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/720878-11 en 05/501775-09(tul)
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot doodslag en bedreiging met een mes

Op 27 maart 2012 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De zaak kwam voort uit een incident op 19 juni 2011, waarbij de verdachte zijn stiefvader, J.H., met een mes in de rug stak en hem bedreigde met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van een ernstige bedreiging, die de vrees voor een daadwerkelijk misdrijf opriep. De officier van justitie had eerder vrijspraak gevraagd voor een derde tenlastegelegde feit, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand en eerdere veroordelingen. De rechtbank legde ook een voorwaardelijke straf op, waarbij de verdachte zich moet houden aan bepaalde voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummers : 05/720878-11 en 05/501775-09 (tul)
Data zittingen : 27 september 2011 en 13 maart 2012
Datum uitspraak : 27 maart 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Westervoort.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk (meermalen) met een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug, althans in het lichaam, van die [slachtoffer1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk (meermalen) met een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard,
opzettelijk mishandelend (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] (meermalen) met een mes, althans een scherp voorwerp, in de rug, althans in het lichaam heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer1], letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard, (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een (opengeklapt) mes heeft getoond en/of in zijn handen heeft gehad en/of met dit/een mes in de rug van die [slachtoffer1] heeft geprikt/gestoken en/of (daarbij) voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik steek je neer" en/of "ik maak je kapot" en/of "ik koop een pistool en schiet je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard, J.H. [slachtoffer1] (telkens) (indirect) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk J.R.T. [slachtoffer2] en/of C. [slachtoffer3] (ambtenaren van politie) en/of J. [slachtoffer4] (hulp officier van justitie) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik breng mijn stiefvader hoe dan ook om, direct als ik vrij kom", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/501775-09) betreffende de voorwaardelijke veroordeling door politierechter te Arnhem op 23 november 2009.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 13 maart 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.C.C.M. Brand, advocaat te Westervoort.
De officier van justitie, mr. J.G. Kolkman, acht het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Het onder 3 tenlastegelegde acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen en zij vraagt daarvoor vrijspraak.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 19 juni 2011 in Haalderen (gemeente Lingewaard) opzettelijk meermalen met een mes in de rug van zijn stiefvader, J.H. [slachtoffer1], gestoken.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer1]. Verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte stond heel dicht tegen [slachtoffer1] aan; ze stonden “borst aan borst”. In die positie heeft verdachte [slachtoffer1] omarmd en hem zo met kracht met een mes in zijn rug gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer1] boven in zijn rug heeft gestoken , tussen zijn schouderbladen . De rechtbank heeft op de foto op pagina 44 van het dossier waargenomen dat de steekwonden zich ter hoogte van de longen bevinden. Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen met kracht heeft gestoken. Door op die wijze op een dergelijke plaats in de rug te steken is er een aanmerkelijk risico dat vitale organen –zoals de longen- worden geraakt en dat daarmee dodelijk letsel wordt veroorzaakt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer1] en overweegt daartoe het navolgende.
Verdachte heeft reeds in zijn eerste inhoudelijke verhoor bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer1] misschien wel wilde vermoorden. In het daarop volgende verhoor heeft verdachte verklaard dat hij het mes heeft gepakt omdat hij [slachtoffer1] haat. Hij wilde [slachtoffer1] doodsteken. Hij heeft tevens verklaard dat hij hoopte dat het (rb: raken in de rug) gelukt was, hij had teveel haat voor [slachtoffer1]. Hij wilde hem gewoon doodsteken, pijn doen . Nu verdachte op diverse tijdstippen specifiek gevraagd is naar het doel van zijn handelen en hij steeds heeft geantwoord [slachtoffer1] dood te willen steken, houdt de rechtbank verdachte aan deze verklaringen. Dat hij in het laatste verhoor en ter terechtzitting van 13 maart 2012 zijn verklaring heeft afgezwakt in die zin dat hij het slachtoffer slechts pijn wilde doen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geduid dan dat verdachte zich toen bewust was geworden van de eventuele consequenties van zijn gedrag. De rechtbank acht op grond van de verklaringen die verdachte vlak na het incident heeft afgelegd wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer1]. Daarmee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 19 juni 2011 in Haalderen een opengeklapt mes in zijn handen gehad en aan [slachtoffer1] getoond. Verder heeft verdachte met dit mes in de rug van die [slachtoffer1] gestoken en heeft hij [slachtoffer1] de woorden toegevoegd: "ik steek je neer" en "ik maak je kapot" en "ik koop een pistool en schiet je kapot" .
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit nu [slachtoffer1] heeft verklaard dat hij niet bang was voor de door verdachte geuite bewoordingen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt daartoe dat niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn vrijheid belemmerd achtte. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de woorden: “ik steek je neer”, “ik maak je kapot” en “ik koop een pistool en schiet je kapot”, zeker nu verdachte even tevoren een mes had getoond en daarmee daadwerkelijk had gestoken in het algemeen de redelijke vrees opwekken dat het misdrijf waarmee gedreigd is ook gepleegd zou worden. Daarbij komt dat [slachtoffer1] heeft verklaard: “ik bedacht me geen moment en schopte het mes uit zijn hand”. Naar het oordeel van de rechtbank kan hier uit op worden gemaakt dat in het onderhavige geval ook bij de bedreigde de redelijke vrees, dat het misdrijf waarmee gedreigd ook gepleegd zal worden, is ontstaan.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van dit feit bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 is tenlastegelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat niet is gebleken dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1. primair:
hij op 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] van het leven te beroven, opzettelijk (meermalen) met een mes in de rug van die [slachtoffer1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 juni 2011 te Haalderen, gemeente Lingewaard, (zijn stiefvader) J.H. [slachtoffer1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend een (opengeklapt) mes heeft getoond en/of in zijn handen heeft gehad en met dit mes in de rug van die [slachtoffer1] heeft gestoken en voornoemde [slachtoffer1] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "ik steek je neer" en "ik maak je kapot" en "ik koop een pistool en schiet je kapot"
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit een beroep gedaan op noodweer. Daartoe is aangevoerd dat verdachte handelde uit zelfverdediging, omdat hij door [slachtoffer1] de woonkamer uit werd geduwd. Er was sprake van een ogenblikkelijk wederrechtelijk gevaar voor aantasting van eigen lijf. In ieder geval heeft verdachte de situatie uitgelegd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie gaat een beroep op noodweer niet op nu verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht door vol woede en met een mes op zak naar de woning te gaan.
Beoordeling van de standpunten en conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer1] verdachte weliswaar de woonkamer uit geduwd, maar dit levert onder de gegeven omstandigheden geen ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte op. Verdachte heeft zich immers, terwijl - hij zeer boos was - gewapend met een mes naar de woning van zijn moeder en [slachtoffer1] begeven alwaar hij eerst zelf begon te schreeuwen en de woning is binnengedrongen door zijn moeder aan de kant te duwen. [slachtoffer1] heeft verdachte vervolgens geduwd om zijn partner, die toen door verdachte werd aangevallen, te beschermen. Verdachte heeft zich derhalve willens en wetens in een situatie gebracht waarin een reactie van het latere slachtoffer te verwachten was. Naar het oordeel van de rechtbank was derhalve geen sprake van een noodweersituatie, zodat dit beroep – en daarmee ook het beroep op noodweerexces - wordt verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
Verdachte is daarom strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Door de officier van justitie is voor de afdoening van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten geëist een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten en voorts met de justitiële documentatie en de rapportages over verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het lage recidiverisico en het feit dat verdachte reeds onder behandeling is bij Kairos welke behandeling goed verloopt.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 februari 2012;
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 26 juli 2011, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. P.G. Smits, GZ-psycholoog BIG, gedateerd 19 september 2011 en van drs. L.P. Heinsman, psychiater, gedateerd 16 september 2011; en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 12 maart 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft geprobeerd zijn stiefvader van het leven te beroven door hem meermalen met veel kracht met een mes in de rug te steken. De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit. Verder heeft verdachte zijn stiefvader bedreigd door hem een mes te tonen en te zeggen dat hij hem neer zou steken of kapot zou maken of schieten. Dit alles vond plaats nadat verdachte was binnengedrongen in de eigen woning van het slachtoffer; een plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Uit de aangehaalde justitiële documentatie blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van bedreiging is veroor¬deeld.
Naar het oordeel van de rechtbank past bij feiten als de onderhavige in beginsel slechts een lange gevangenisstraf. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte het feit heeft gepleegd onder zeer stressvolle omstandigheden; hij wist niet wie zijn vader was en zijn stiefvader [slachtoffer1] zou hem als kind langere tijd hebben mishandeld. Door de psycholoog en de psychiater wordt in voornoemd rapport –mede op grond van deze omstandigheden- geadviseerd verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Verder wordt een bij voorkeur poliklinische behandeling bij een instelling als Kairos als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Dit te meer nu verdachte
sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn leven weer op de rit heeft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan de reeds door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zou alles doorkruisen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak de na te noemen straf passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke geldboete die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 23 november 2009, te weten € 500,-, te vervangen door 10 dagen hechtenis.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 27, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 9 (negen) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarde niet is nagekomen:
- dat veroordeelde, zich bij de reclassering meldt op de afgesproken tijdstippen en locaties zo frequent als en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Kairos of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en voor zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven;
- en voorts dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de hiermee verband houdende (nadere) aanwijzingen van de reclassering, voor zover en voor zolang dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Geeft opdracht aan de reclassering om aan verdachte bij naleving van voornoemde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het inmiddels geschorste bevel voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem op 23 november 2009, onder parketnummer 05/501775-09.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2012.