Parketnummers : 05/900897-10 en 05/703618-10
Data zittingen : 8 december 2010, 22 februari 2011, 19 april 2011, 21 juni 2011, 13
september 2011, 20 december 2011 en 13 maart 2012
Datum uitspraak : 27 maart 2012
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem – locatie De Berg, Arnhem Noord.
raadsman : mr. M.K. Rack, advocaat te Amsterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/900897-10 tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto
(Fiat Punto) en/of de bij die auto behorende kentekenpapieren en/of de zich in
die auto bevindende goederen (te weten: een cirkelzaag en/of een slijptol
en/of een accu en/of een portemonnee en/of een haspel en/of een boormachine) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 35 Euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader,
(kort na middernacht) aan die [slachtoffer1] een pistool, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of voor die [slachtoffer1]
zichtbaar op tafel heeft/hebben gelegd en/of meermalen, althans eenmaal, op die [slachtoffer1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer1] heeft/hebben gesommeerd om geld (200 Euro) te gaan halen en/of door die [slachtoffer1] (in de loop van de middag) te sommeren uit die personenauto te stappen (toen deze dat geld kwam brengen en/of had afgegeven);
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een sleutelbos en/of een telefoon en/of een paspoort, in elk geval enig goed, en/of een geldbedrag van (ongeveer) 170 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader aan die [slachtoffer1] een pistool, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of voor die [slachtoffer1] zichtbaar op tafel heeft/hebben gelegd en/of op die [slachtoffer1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of hem daarbij gezegd dat hij zijn zakken leeg moest maken en/of dat hij die autosleutel(s) moest overhandigen en/of dat hij later terug moest komen om dat geld te overhandigen; 3.
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk voornoemde persoon wederrechtelijk - zakelijk weergegeven -:
- (in een woning aan de [adres]) een pistool, althans een
op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer1] heeft/hebben getoond
en/of zichtbaar voor die [slachtoffer1] op tafel heeft/hebben gelegd en/of dat op
die [slachtoffer1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer1] heeft/hebben gedwongen om op de achterbank van
diens auto plaats te nemen, terwijl voornoemd pistool, althans dat op een
vuurwapen gelijkend voorwerp meermalen, althans eenmaal op die [slachtoffer1] is
gericht en/of gericht is gehouden, en/of
- (vervolgens) met die [slachtoffer1] in de auto naar diverse locaties in Arnhem
en/of Oosterbeek zijn gereden, terwijl voornoemd pistool, althans dat op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, tijdens het rijden meermalen, althans eenmaal
op die [slachtoffer1] is gericht en/of gericht is gehouden, waarbij hij, verdachte,
en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer1] (dreigend) heeft/hebben toegevoegd
dat hij "geen rare bewingen moest maken", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat/die door zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een (hand)vuurwapen (te weten: een pistool, merk Beretta, model M9A1), voorhanden heeft gehad;
Aan verdachte is onder parketnummer 05/703618-10 tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 03 december 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, C.H.E. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer3] dreigend de woorden heeft toegevoegd:"door jou mag ik mijn zoon niet meer zien, dat gaat je je kop kosten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaken zijn laatstelijk op 13 maart 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.K. Rack, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partij heeft zich ten aanzien van de zaak met parketnummer 05/703618-10 schriftelijk in het geding gevoegd C.H.E. [slachtoffer3].
De officier van justitie, mr. T. Feuth, acht ten aanzien van parketnummer 05/900897-10 de onder 1 primair, 2, 3 en 4 en voorts het onder parketnummer 05/703618-10 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 24 augustus 2010 is aangever [slachtoffer1] naar medeverdachte L.J. [medeverdachte] gegaan in een woning op [adres] in Arnhem voor het hebben van seks. Verdachte was eveneens in deze woning aanwezig en heeft, nadat aangever binnen was, de deur op slot gedaan en een wapen op tafel gelegd . Verdachte is met de autosleutels van aangever in de auto, waarmee aangever was gekomen (Fiat Punto), gaan kijken . [medeverdachte] is intussen bij aangever in de woning gebleven. Verdachte heeft 35 euro uit de auto gehaald en heeft gezegd dat aangever later terug moest komen om 170 euro te brengen . Voorts heeft verdachte aangever opgedragen om [medeverdachte] en hem in de auto naar diverse locaties in Arnhem en Oosterbeek te brengen en heeft hij aangever opgedragen om [medeverdachte] en hem naar huis te brengen . Op enig moment is verdachte op de Amsterdamseweg in Arnhem uitgestapt en is [medeverdachte] bij aangever in de auto gebleven. Verdachte gaf het wapen aan [medeverdachte] en zei daarbij: “voor het geval dat hij lastig wordt”. Vervolgens heeft verdachte de autopapieren en de telefoon van aangever gehouden en heeft de identiteitspapieren van aangever in de woning gelaten . [medeverdachte] is hier steeds bij aanwezig geweest . Vervolgens zijn verdachte, [medeverdachte] en aangever in de auto gestapt, waarbij [medeverdachte] werd gesommeerd op de achterbank te zitten en heeft aangever verdachte en [medeverdachte] naar huis gebracht . Later op de dag heeft verdachte met aangever afgesproken bij het NH hotel in Arnhem . Verdachte en [medeverdachte] zijn bij aangever in de auto gestapt en verdachte is met aangever en [medeverdachte] gaan rijden in deze auto . Op een gegeven moment heeft verdachte aangever gesommeerd uit te stappen en heeft hij hem gezegd dat zijn spullen bij een boom lagen. Aangever is uitgestapt en verdachte en [medeverdachte] zijn weggereden. In de auto lagen een cirkelzaag en een slijptol, een accu, een haspel en een boormachine . Deze goederen en het geld behoorden toe aan aangever .
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte in de vroege ochtend van 24 augustus 2010 nog niet de bedoeling had om de auto weg te nemen, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat bij de diefstal van de auto geen sprake was van geweld, nu aangever volledig vrijwillig uit de auto is gestapt toen hem werd verteld dat zijn spullen bij de boom zouden liggen.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte op 24 augustus 2010 in de auto van aangever is gestapt, aangever heeft gesommeerd uit de auto te stappen en met de auto is weggereden. Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 maart 2012 verklaard dat hij op enig moment heeft besloten om de auto van aangever te verkopen; hij had al voor de afspraak bij het NH hotel een koper voor de auto gevonden.
De rechtbank acht op grond van het vorenoverwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 augustus 2010 nog voordat hij aangever bij het NH hotel trof het oogmerk had om zich de auto wederrechtelijk toe te eigenen. Het verweer van de raadsman wordt daarmee verworpen.
Het verweer van de raadsman dat voor wat betreft de diefstal van de auto ´slechts´ sprake zou zijn een kale diefstal wordt eveneens door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat het gehele feitencomplex in onderlinge samenhang moet worden bezien. De bedreigingen met geweld die door verdachte en [medeverdachte] eerder op de dag zijn geuit en het tonen van en het op aangever richten van het nepwapen, hebben ertoe bijgedragen dat aangever gehoor heeft gegeven aan de opdracht om zijn eigen auto te verlaten. Aangever heeft immers verklaard dat hij niet vertrouwde dat zijn spullen daadwerkelijk bij de door verdachte aangewezen boom zouden liggen, maar dat hij desondanks wel uit zijn eigen auto is gestapt omdat hij bang was voor de reactie van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangever niet heeft gedwongen tot het afgeven van zijn sleutels. Aangever heeft de autosleutels zelf vrijwillig op tafel gelegd, waarna verdachte deze van de tafel heeft gepakt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat verdachte zei dat hij de autosleutels moest afgeven. Aangever gaf de sleutels aan verdachte, omdat hij bang was voor het wapen op tafel en bang was dat verdachte dit zou gebruiken als aangever niet zou doen was verdachte wilde. Verder zei verdachte tegen aangever dat hij alles uit zijn zakken moest halen en aan verdachte moest geven. Aangever gaf hieraan gehoor omdat hij bang was. Hij gaf zijn paspoort en telefoon aan verdachte. Ten slotte zei verdachte dat aangever later terug moest komen om 170 euro te brengen.
[medeverdachte] heeft hierover verklaard dat ze hadden afgesproken dat aangever de volgende dag terug zou komen om 150 euro te betalen. Verdachte hield de telefoon en de autopapieren van aangever bij zich.
De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaring van aangever te twijfelen, nu deze verklaring voor een groot deel wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen – waaronder het aantreffen van het nepwapen, het in de woning van verdachte aantreffen van de goederen die in de auto van aangever lagen, en het feit dat de auto van aangever op de bewuste datum op een andere naam is gezet – en door de verklaring van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte].
Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard hij zag dat aangever schrok toen hij het wapen op tafel legde. Verdachte wilde aangever wel laten schrikken, maar had niet verwacht dat aangever zo onder de indruk was. Dit laatste was volgens verdachte een mooie bijkomstigheid.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij de deur van de woning uit gewoonte op slot heeft gedaan. Hij had daarmee niet de bedoeling om aangever te beletten de om de woning te verlaten. Voorts heeft verdachte verklaard dat aangever vrijwillig mee de auto in is gegaan.
Door de raadsman is vrijspraak ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde bepleit, nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat aangever daadwerkelijk van zijn vrijheid was beroofd. Immers, hij heeft voldoende gelegenheid gehad om zowel de woning als de auto te verlaten, aangezien zich in de achterdeur van de woning geen cilinder bevond en de deuren van de auto niet op slot waren.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft, nadat aangever de woning had betreden, de deur op slot gedaan. Vervolgens heeft hij aan aangever een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en zichtbaar voor aangever op tafel gelegd. Door deze wijze van handelen werd aangever belet de woning te verlaten. Verdachte wist welk effect het wapen op aangever had, namelijk dat aangever bang werd, hij zag hem schrikken toen hij het wapen op tafel legde. Verdachte heeft het wapen echter niet weggestoken toen hij dit zag, maar misbruik gemaakt van de beangstigende situatie waarin hij aangever bracht. Hij heeft zelfs het wapen doelbewust meegenomen tijdens de autorit. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij met de aanwezigheid van het wapen aangever heeft trachten te beletten om te vluchten.
De enkele omstandigheid dat in de achterdeur geen cilinder zat, doet niet af aan de conclusie dat sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Immers, verdachte heeft de deur naar de galerij, de enige vluchtweg, op slot gedaan toen aangever de woning had betreden. Dat verdachte dit naar zijn zeggen altijd uit automatisme doet en dit niet deed vanwege aangever, acht de rechtbank enerzijds in samenhang met de overige feiten en omstandigheden ongeloofwaardig, maar anderzijds niet relevant nu feitelijk de situatie dusdanig was dat aangever niet weg kon. Dat er in de achterdeur geen cilinder zat, maakt dit niet anders, nu deze deur geen toegang gaf tot een vluchtweg, maar slechts naar het balkon op de vierde verdieping .
Vervolgens werd aangever gedwongen om op de achterbank van zijn auto plaats te nemen, en toen verdachte even de auto uit moest heeft hij het wapen zichtbaar op de grond voor de stoel van medeverdachte L gelegd met de woorden “voor het geval dat hij lastig wordt”. Hij heeft er derhalve rekening mee gehouden dat [medeverdachte] daadwerkelijk het wapen tegen aangever zou gaan gebruiken en dat is feitelijk ook gebeurd, nu [medeverdachte] het wapen op aangever heeft gericht en gericht gehouden. [medeverdachte] heeft dreigend tegen aangever gezegd dat hij geen rare bewegingen moest maken. Hierbij draaide ze haar lichaam naar aangever toe en richtte het wapen op hem.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op voornoemde handelingen in onderling verband en samenhang bezien, ook hier sprake van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving. De enkele omstandigheid dat de deuren van de auto niet op slot waren, doet daar niet aan af, nu de aanwezigheid van het wapen aangever heeft belet om te vluchten.
Evenmin kan worden gezegd dat aangever volledig vrijwillig in de auto is gestapt, nu aangever toen al op de hoogte was van het wapen dat eerst demonstratief op tafel was gelegd en vervolgens bewust mee de auto in werd genomen door verdachte.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, pag. 214; en
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 144.
Ten aanzien van parketnummer 05/703618-10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 03 december 2010 in Arnhem C.H.E. [slachtoffer3] de woorden toegevoegd: “door jou mag ik mijn zoon niet meer zien, dat gaat je je kop kosten”.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij met de woorden “dat gaat je je kop kosten” niet bedoelde dat hij [slachtoffer3] fysiek iets aan zou doen, maar dat hij hem uit zijn functie zou laten zetten.
Door de raadsman van verdachte is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er twijfels zijn over de gestelde vrees bij [slachtoffer3], nu [slachtoffer3] verdachte en het dossier van verdachte kent en gelet op de functie van [slachtoffer3] van hem mag worden verwacht dat hij goed kan inschatten of het misdrijf waarmee wordt gedreigd ook daadwerkelijk gepleegd zal worden.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever heeft verklaard dat verdachte bij het uiten van zijn woorden boos in de richting van aangever keek en hem recht in zijn ogen keek. Verdachte kwam enigszins omhoog uit zijn stoel met een boze blik in zijn ogen en zei “door jou mag ik mijn zoon niet meer zien, dat gaat je je kop kosten”. Aangever heeft verklaard door de woorden van verdachte daadwerkelijk bang te zijn geweest; hij heeft er de eerste nacht niet goed van geslapen en had een onrustig gevoel. Al deze omstandigheden tezamen zijn van zodanige bedreigende aard dat bij aangever redelijkerwijs vrees kon ontstaan dat verdachte hem echt iets aan zou doen en wel een misdrijf tegen het leven gericht. De bewoordingen “dat gaat je je kop kosten” had aangever gelet op de omstandigheden bezwaarlijk anders dan als een bedreiging tegen zijn leven uit kunnen en hoeven leggen. De rechtbank acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/900897-10 onder 1, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/703618-10 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10:
hij op meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Fiat Punto) en de bij die auto behorende kentekenpapieren en de zich in die auto bevindende goederen (te weten: een cirkelzaag en een slijptol en een accu en een haspel en een boormachine) en een geldbedrag van (ongeveer) 35 Euro, toebehorende aan [slachtoffer1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, of zijn mededader, (kort na middernacht) aan die [slachtoffer1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en voor die [slachtoffer1] zichtbaar op tafel heeft gelegd en eenmaal, op die [slachtoffer1] heeft gericht en gericht gehouden en die [slachtoffer1] heeft gesommeerd om geld te gaan halen en door die
[slachtoffer1] (in de loop van de middag) te sommeren uit die personenauto te stappen;
hij op meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 augustus 2010 te Arnhem,
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een sleutelbos en een telefoon en een paspoort, en een geldbedrag van (ongeveer) 170 Euro, toebehorende aan [slachtoffer1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte, of zijn mededader aan die [slachtoffer1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en voor die [slachtoffer1] zichtbaar op tafel heeft gelegd en op die [slachtoffer1]
heeft gericht en gericht gehouden en hem daarbij gezegd dat hij zijn zakken leeg moest maken en dat hij die autosleutels moest overhandigen en dat hij later terug moest komen om dat geld te overhandigen;
hij op 24 augustus 2010 te Arnhem en te Oosterbeek, gemeente Renkum,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte of verdachtes mededader(s)
opzettelijk voornoemde persoon wederrechtelijk - zakelijk weergegeven -:
- (in een woning aan de [adres]) een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer1] heeft getoond en zichtbaar voor die [slachtoffer1] op tafel heeft gelegd en dat op
die [slachtoffer1] heeft gericht en gericht gehouden, en
- (vervolgens) die [slachtoffer1] heeft gedwongen om op de achterbank van diens auto plaats te nemen, terwijl voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp meermalen op die [slachtoffer1] is
gericht en gericht is gehouden, en
- (vervolgens) met die [slachtoffer1] in de auto naar diverse locaties in Arnhem
en Oosterbeek zijn gereden, terwijl voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tijdens het rijden meermalen, op die [slachtoffer1] is gericht en gericht is gehouden, waarbij zijn mededader voornoemde [slachtoffer1] (dreigend) heeft toegevoegd dat hij "geen rare bewegingen moest maken";
4.
hij op 24 augustus 2010 te Arnhem en/of te Oosterbeek, gemeente Renkum, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een pistool, dat door zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten: een pistool, merk Beretta, model M9A1), voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van parketnummer 05/703618-10:
hij op 03 december 2010 te Arnhem C.H.E. [slachtoffer3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "door jou mag ik mijn zoon niet meer zien, dat gaat je je kop kosten";
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10 feit 1:
Medeplegen van diefstal voorafgegaan en vergezeld met bedreiging van geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10 feit 2:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10 feit 3:
Opzettelijk iemand van de vrijheid beroven, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 05/900897-10 feit 4:
Handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van parketnummer 05/703618-10:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is voor de afdoening van deze feiten geëist een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een contactverbod met medeverdachte L.J. [medeverdachte], met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten en de justitiële documentatie van verdachte. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat bij verdachte een positieve ontwikkeling is waar te nemen.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is in de zaak met parketnummer 05/900897-10 aangevoerd dat er bij de bepaling van de strafmaat rekening mee moet worden gehouden dat sprake is van medeschuld van de aangever en voorts met het feit dat verdachte drugs had gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 februari 2012;
• een voorlichtingsrapportage van IrisZorg, d.d. 26 november 2010, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. C.M. Hopman, psycholoog, gedateerd 29 november 2010 en van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 27 november 2010;
• een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, d.d. 4 april 2011, betreffende verdachte;
• een rapportage van Leger des Heils, d.d. 13 februari 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. C.M. Hopman, psycholoog, gedateerd 29 februari 2012 en van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, gedateerd 29 februari 2012; en
• een voorlichtingsrapportage van Leger des Heils, d.d. 7 maart 2012, betreffende verdachte.
Verdachte heeft zich tezamen met [medeverdachte] op uiterst geraffineerde en doortrapte wijze schuldig gemaakt aan wedderrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer1] en hem daarbij op grove wijze onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp beroofd van diverse goederen, geld en zijn auto. Verdachte had voor de gelegenheid bewust een wapen meegenomen, omdat hij [slachtoffer1] “een lesje wilde leren”. Toen hij zag dat [slachtoffer1] schrok van het wapen, heeft hij het wapen vervolgens steeds bij zich gehouden en zelfs op enig moment aan [medeverdachte] gegeven om het te gebruiken tegen [slachtoffer1] “voor het geval dat hij lastig wordt”. [medeverdachte] heeft het wapen op enig moment ook daadwerkelijk op [slachtoffer1] gericht. De rechtbank rekent het verdachte in sterke mate aan dat hij op geen enkele wijze oog heeft gehad voor de gevoelens van het slachtoffer, maar onder het mom van een - uiterst misplaatst - rechtvaardigheidsgevoel aangaande de uitbuiting van prostituees slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financiële belang. Immers, zelfs toen aangever allang had aangegeven wel een geldbedrag te zullen betalen aan “administratiekosten”, was dit voor verdachte niet genoeg. Hij heeft aangever gaandeweg van steeds meer spullen beroofd. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin aangever zich bevond. Dergelijke feiten zijn zeer ernstig van aard en veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren en nog geruime tijd zowel lichamelijk als psychisch nadelige gevolgen hiervan kunnen ondervinden.
Daarnaast heeft verdachte op een openbare terechtzitting bij de rechtbank een politiefunctionaris bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Verdachte heeft aangegeven wel vaker woorden eruit te flappen, maar geeft zich daarbij geen rekenschap van de angst die bij het slachtoffer ontstaat of verdachte zijn bedreiging ook waar gaat maken.
Dergelijke feiten zijn van dusdanige ernstige aard dat in beginsel een hoge onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met het strafblad van verdachte, waarop te zien is dat verdachte al vaker voor delicten is veroordeeld waarin geweld en/of agressie een rol hebben gespeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van medeschuld door [slachtoffer1], zoals gesteld door de raadsman van verdachte. Niet valt in te zien dat [slachtoffer1] het feit zelf heeft uitgelokt. De door de verdediging beweerde medeschuld zou hebben bestaan uit het vermeend misbruiken van de kwetsbare positie van prostituees door van hun diensten gebruik te maken en daarvoor niet te betalen. Ten eerste is niet komen vast te staan dat aangever niet zou hebben betaald voor de diensten van [medeverdachte] dat was een veronderstelling van verdachte en [medeverdachte] gebaseerd op de eerder gemaakte afspraken. Bovendien kan, als verdachtes vermoedens al uit waren gekomen, dergelijk gedrag nooit de feiten rechtvaardigen die verdachte en [medeverdachte] hebben gepleegd. Zij hebben niets anders gedaan dan op een uiterst slinkse en doortrapte manier het recht in eigen hand te nemen, hetgeen in de Nederlandse samenleving niet kan worden geaccepteerd. Dat het voor een prostituee lastig is om naar de politie te gaan als haar onrecht zou worden aangedaan, maakt dit niet anders.
Zowel psychiater Kaiser als psycholoog Hopman hebben in hun rapporten aangegeven dat bij verdachte sprake is van middelengebruik en een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken. Verdachte dient volgens hen als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. In hun rapporten van respectievelijk 27 en 29 november 2010 geven zij aan dat de stoornis van verdachte dusdanig ernstig is, dat hij in een gedwongen kader – bestaande uit TBS met voorwaarden- dient te worden behandeld, nu de kans op herhaling groot is. Wel plaatsten zij daarbij de kanttekening dat de behandeling gelet op de ernst van de problematiek in combinatie met de houding van verdachte niet zal lukken.
Verdachte is op grond van deze rapporten op 1 september 2011 geschorst uit de voorlopige hechtenis om een behandeling te ondergaan in FPA Roosenburg in Den Dolder.
Echter, het rapport van het Leger des Heils van 13 februari 2012 vermeldt dat er in de kliniek diverse incidenten hebben plaatsgevonden en dat de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte als te fors wordt beschouwd om binnen de muren van FPA Roosenburg te kunnen worden behandeld. Om die reden is de schorsing van de voorlopige hechtenis weer opgeheven per 23 november 2011.
Uit de daarop volgende rapporten van psychiater Kaiser en psycholoog Hopman van 29 februari 2012 alsmede het rapport van de reclassering van 7 maart 2012 komt naar voren dat het niet mogelijk is gebleken om verdachte binnen een FPA dan wel een FPK te behandelen. De problemen die zich binnen FPA Roosenburg hebben voorgedaan, zullen zich ook binnen een FPK voordoen. Daarnaast staat verdachte niet meer open voor behandeling binnen een gedwongen kader en zou eventuele behandeling beter op vrijwillige basis kunnen plaatsvinden. Reclasseringstoezicht heeft ook geen toegevoegde waarde, omdat het tot strijd en onmin zal leiden tussen verdachte en de reclassering.
Voorts is TBS met dwangverpleging geen optie volgens genoemde gedragskundigen. Ten eerste omdat verdachte wel voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van zijn daden. Tot op zeker hoogte kan verdachte zich wel onder controle houden. Ondanks grensoverschrijdend gedrag valt er geen ontwikkeling te constateren van toename in geweld. Ten tweede is de verwachting dat verdachte door TBS met dwangverpleging verder zal verharden.
Geadviseerd wordt dan ook om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies uit deze rapporten over en maakt deze tot de hare. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij C.H.E. [slachtoffer3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder parketnummer 05/703618-10 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 300,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot betaling van het bedrag van € 300,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechte¬nis.
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij is niet betwist door de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Aan de benadeelde partij is door het (onder parketnummer 05/703618-10) bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 47, 57, 91, 282, 285, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 13, 55 en 56 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/703618-10:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij C.H.E. [slachtoffer3].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan C.H.E. [slachtoffer3], te betalen € 150,- (honderdvijftig euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer C.H.E. [slachtoffer3], te betalen € 150,- (honderdvijftig euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2012.