RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 11/3039
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
[naam], eiseres,
wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. A.E.L.Th. Balkema,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 23 juni 2011.
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft verweerder geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong).
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 26 maart 2012. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.E.L.Th. Balkema, advocaat te Arnhem. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L. Smid, werkzaam bij het UWV te Arnhem.
3.1 Eiseres is geboren op 20 november 1974. Op 20 november 1992 is zij 18 jaar geworden.
Van 28 februari 2000 tot 30 september 2000 heeft eiseres gedurende 39,5 uur per week als schoonheidsspecialiste gewerkt. Ter zake van haar ziekmelding per 1 november 2000 is haar met ingang van 31 oktober 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. Deze uitkering heeft verweerder bij besluit van 19 augustus 2005 ingetrokken aangezien de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 19 oktober 2005 minder dan 15% bedraagt. Het tegen de intrekking van de WAO-uitkering gemaakte bezwaar is bij besluit van 9 januari 2006 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen geen beroep ingesteld.
Eiseres heeft een aanvraag ingevolge de Wet Wajong ingediend die door verweerder op 10 november 2010 is ontvangen.
3.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en deze afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. De rechtbank merkt het besluit van 17 maart 2011 aan als een weigering om eiseres arbeidsondersteuning toe te kennen op grond van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong, en het bestreden besluit als een besluit tot handhaving van het besluit van 17 maart 2011.
Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat uit de intrekking van de WAO-uitkering per 19 oktober 2005 volgt dat eiseres in staat is geweest meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, zodat eiseres, gelet op het bepaalde in artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong, geen recht heeft op arbeidsondersteuning.
3.3 Eiseres kan zich hiermee niet verenigen en heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Voor zover nodig zal de rechtbank op de aangevoerde gronden ingaan.
3.4 Ingevolge artikel 2:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk de ingezetene die aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder a en d, van de Wet Wajong - samengevat - heeft de jonggehandicapte op aanvraag recht op arbeidsondersteuning op grond hoofdstuk 2, indien hij sinds de dag waarop hij jonggehandicapte werd niet in staat is gebleven meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen en hij de aanvraag heeft ingediend op of ná 1 januari 2010.
In het tweede lid is bepaald dat het recht op arbeidsondersteuning niet eerder ontstaat dan zestien weken na de dag waarop de aanvraag om het recht op arbeidsondersteuning werd ingediend.
3.5 Aangezien eiseres haar aanvraag heeft ingediend ná 1 januari 2010, heeft verweerder, gelet op artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet Wajong in samenhang gelezen met artikel 3:6, eerste lid, van de Wet Wajong, terecht beoordeeld of eiseres recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong.
3.6 Het bepaalde in artikel 2:15, eerste en tweede lid, van de Wet Wajong brengt met zich dat eiseres – ook als geoordeeld moet worden dat zij 52 weken arbeidsongeschikt is geweest en als jonggehandicapte in de zin van artikel 2:3, eerste lid, van de Wet Wajong moet worden aangemerkt – pas recht heeft op arbeidsondersteuning indien zij tot zestien weken ná de aanvraag een relevant verlies aan verdiencapaciteit heeft gehad.
Indien vóór die datum een moment valt aan te wijzen waarop eiseres weer in staat wordt geacht om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, heeft zij geen recht op arbeidsondersteuning.
3.7 Verweerder heeft in het onderhavige geval gewezen op de intrekking van de WAO-uitkering van eiseres per 19 oktober 2005. Aan de intrekking van de WAO-uitkering, zowel als aan het besluit op bezwaar, heeft een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek ten grondslag gelegen, op grond waarvan verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 15% bedraagt.
3.8 De rechtbank is van oordeel dat verweerder, onder verwijzing naar de WAO-beoordeling en de intrekking van de WAO-uitkering, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres op 19 oktober 2005 in staat moest worden geacht om meer dan 75% van het voor haar geldende maatmaninkomen ingevolge de Wet Wajong te verdienen en dat hierdoor niet wordt voldaan aan de in artikel 2:15, eerste lid, onder a van de Wet Wajong genoemde voorwaarde dat eiseres niet in staat is gebleven meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO is immers geen andere dan die ter bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet Wajong.
Dat het maatmaninkomen voor de toepassing van de Wet Wajong in casu lager is dan het maatmaninkomen dat is gehanteerd bij de WAO-beoordeling maakt niet dat terzake anders moet worden geoordeeld. Een lager maatmaninkomen levert immers, in het licht van de overige bevindingen in het kader van de WAO-beoordeling, geen hogere mate van arbeidsongeschiktheid op.
3.9 Het betoog van eiseres dat zij op grond van “Amber” recht heeft op arbeidsondersteuning treft geen doel.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat artikel 2:3, tweede lid, van de Wet Wajong slechts betrekking heeft op het alsnog worden van jonggehandicapte en deze vaststelling eiseres niet kan baten nu de in geding zijnde afwijzing is gebaseerd op de vaststelling dat zij niet arbeidsongeschikt is gebleven.
Voorts is het bepaalde in artikel 2:17 van de Wet Wajong niet van toepassing nu er, gelet op artikel 2:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong, geen recht op arbeidsondersteuning is ontstaan.
3.10 De rechtbank is ten slotte van oordeel dat het antwoord op de vraag of eiseres (wederom) recht heeft op een WAO-uitkering niet uitmaakt voor de beoordeling of zij recht heeft op arbeidsondersteuning ingevolge de Wet Wajong en buiten de omvang van het geding valt.
3.11 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
3.12 De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, voorzitter, en mr. B.N. Crol en mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Litjens, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.