ECLI:NL:RBARN:2012:BW5147

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4949
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsnaam op verzoek van de aanvrager na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 8 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van de geslachtsnaam van een aanvrager. De aanvrager, die de geslachtsnaam van zijn moeder had, verzocht om zijn geslachtsnaam te wijzigen naar die van zijn vader. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in deze zaak uiteengezet. De aanvrager was van 17 oktober 1992 tot 1 juli 2003 gehuwd met de moeder van de aanvrager. Na de echtscheiding heeft de moeder de zorg en opvoeding van de aanvrager op zich genomen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder in deze zaak, had eerder het verzoek van de aanvrager om zijn geslachtsnaam te wijzigen afgewezen. Echter, na bezwaar van de aanvrager heeft verweerder het eerdere besluit herroepen en het verzoek voor inwilliging voorgedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de criteria van het Besluit geslachtsnaamswijziging, dat bepaalt dat een meerderjarige zijn geslachtsnaam kan wijzigen in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, mits de verzorging en opvoeding door deze ouder enige tijd heeft geduurd. De rechtbank concludeert dat verweerder geen onjuiste toepassing van de wet heeft gemaakt en verklaart het beroep van de eiser ongegrond. De rechtbank heeft geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 11/4949
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
inzake
[naam], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 oktober 2011.
2. Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2011, verzonden op 2 maart 2011, heeft verweerder het verzo[naam]n [naam] om zijn geslachtsnaam te wijzigen in ‘[naam 2] afgewezen.
Hiertegen heeft [naam] bezwaar gemaakt. Bij besluit van 13 oktober 2011 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 28 februari 2011 herroepen en het voornemen geuit om het verzoek van [naam] om zijn geslachtsnaam te wijzigen in ‘[naam 2] voor inwilliging voor te dragen.
Tegen dit besluit is door eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Bij brief van 22 december 2011 is [naam] als belanghebbende in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 21 maart 2012. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.C. van der Linden, werkzaam bij verweerders ministerie.
3. Overwegingen
Uit de gedingstukken is de rechtbank het volgende gebleken.
Eiser is van 17 oktober 1992 tot 1 juli 2003 gehuwd geweest met [naam] (hierna: de moeder). Uit het huwelijk is op [geboortedatum] een zoon, [naam] (hierna: aanvrager), geboren. Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het verzoek voor de onderhavige geslachtsnaamswijziging voldoet aan de in artikel 4 van het Besluit geslachtsnaamswijziging genoemde criteria om tot geslachtsnaamswijziging over te kunnen gaan. Om die reden was verweerder naar zijn mening gehouden het verzoek toe te wijzen.
Eiser is het niet eens met de geslachtsnaamswijziging van aanvrager en heeft het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op zijn betoog zal de rechtbank hieronder, voor zover nodig, verder ingaan.
Een verzoek om geslachtsnaamswijziging wordt beoordeeld aan de hand van het bepaalde in het Besluit geslachtsnaamswijziging. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit, kan op verzoek van een meerderjarige zijn geslachtsnaam worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien na de ontbinding van het huwelijk de verzorging en de opvoeding door deze ouder enige tijd gedurende de minderjarigheid hebben geduurd.
Verweerder heeft in het kader van het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag om geslachtsnaamswijziging de gemeente [plaats], zijnde de gemeente waar aanvrager op dat moment woonachtig was, verzocht inlichtingen te verstrekken. Blijkens deze inlichtingen is aanvrager na de ontbinding van het huwelijk van zijn ouders, verzorgd en opgevoed door zijn moeder. Eiser heeft dit als zodanig niet betwist. Daarmee wordt voldaan aan het vereiste ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit.
De geslachtsnaam van aanvrager kan op grond van de hiervoor aanhaalde bepalingen uit het Besluit worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft. Eiser stelt dat de geslachtsnaam van aanvrager niet gewijzigd kan worden in ‘[naam 2] nu de geslachtsnaam van de moeder ‘[naam]’ is.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat voor de uitleg van het begrip ‘geslachtsnaam’ aansluiting is gezocht bij de stamnaam. Nu ‘[naam 2] als stamnaam van ‘[naam m[naam]’ heeft te gelden, is naamswijziging in ‘[naam 2] voor aanvrager mogelijk. Verweerder is van mening aldus binnen het kader van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, juncto artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a van het Besluit te zijn gebleven.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee geen blijk heeft gegeven van een onjuiste toepassing van de genoemde bepalingen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiser tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in tegenwoordigheid van J.E. van Uden, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op .
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: