Parketnummer : 05/700116-12
Datum zitting : 24 april 2012
Datum uitspraak : 8 mei 2012
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in PI Arnhem – locatie De Berg, Arnhem Noord.
raadsvrouw : mr. A.T.G van Wandelen, advocaat te Utrecht.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na twee door de rechtbank toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2012, althans in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 januari 2012, op één of meer tijdstippen te Babberich, gemeente Zevenaar, vanaf het spoorwegbaanvak van de Betuweroute, ter hoogte van de Maatjesweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper (kabels met een koperen kern, de zogenaamde railbreuk beschermingskabels), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Keyrail B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
hij op of omstreeks 16 januari 2012, althans in of omstreeks de periode van 9 januari 2012 tot en met 17 januari 2012, op één of meer tijdstippen te Babberich, gemeente Zevenaar, op het spoorwegbaanvak van de Betuweroute, ter hoogte van de Maatjesweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, telkens opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, immers werd toen aldaar door verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk in/langs de wissels 5131 en/of 5133A koperen bedrading (de zogenaamde railbreuk beschermingskabels) doorgeknipt en/of vernield en/of verwijderd en/of weggenomen, waardoor het beveiligingssysteem niet meer goed kon functioneren (door doorknippen en/of weghalen van kabels werd detectie opgeheven), althans waardoor bij een spoorstaafbreuk binnen deze spoorsectie de detectie van een trein binnen die sectie niet meer gegarandeerd was (het detectiesysteem detecteert dan geen trein in die sectie, terwijl die er wel kan zijn, met het gevolg dat er meerdere treinen binnen de spoorsectie terecht kunnen komen);
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 24 april 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.T.G van Wandelen, advocaat te Utrecht.
De officier van justitie, mr. J.G. Kolkman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 17 januari 2012 samen met medeverdachte [medeverdachte] bij het spoor van de Betuweroute, ter hoogte van de Maatjesweg in Babberich, gemeente Zevenaar, een hoeveelheid koper (kabels met een koperen kern, de zogenaamde railbreuk beschermingskabels), toebehorende aan Keyrail B.V., gestolen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte – voor zover inhoudende dat hij en medeverdachte [medeverdachte] eenmaal bij het spoor koperen kabels hebben weggenomen naar aanleiding van een tip van een derde persoon dat deze kabels al geknipt klaar lagen – niet geloofwaardig. Hiervan uitgaande en in aanmerking nemende dat het tijdsbestek van 10 minuten waarbinnen verdachte en [medeverdachte] geobserveerd zijn te kort is om de grote hoeveelheid koperen kabel te knippen, verwijderen en in te laden – bewezen dat verdachte en [medeverdachte] op meerdere momenten koperen kabels hebben gestolen.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] alleen op 17 januari 2012 koperen kabels hebben gestolen. Wel zijn ze al eerder op de genoemde locatie geweest om te kijken.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte meermalen railbreuk beschermingskabels heeft gestolen en evenmin dat deze railbreuk beschermingskabels van het spoorwegbaanvak zijn gestolen.
Beoordeling door de rechtbank
Het door verdachte geschetste scenario kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden uitgesloten. Weliswaar bevat het dossier bewijs dat verdachte en [medeverdachte] reeds eerder op de betreffende locatie zijn geweest, maar dat levert nog geen bewijs voor diefstal op dat moment door verdachte van koperen kabels.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte] naast de diefstal op 17 januari 2012 in de genoemde periode nog vaker koper hebben gestolen op de betreffende locatie en zal verdachte daarvan gedeeltelijk vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van opzettelijk gevaar veroorzaken voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, meermalen gepleegd. De officier van justitie acht de verklaringen van verdachte – voor zover inhoudende dat zij niet zelf hebben geknipt, maar een tip hebben gekregen van een derde persoon dat de koperen kabels al geknipt klaar lagen naast het spoor – ongeloofwaardig. Mede uitgaande van die verklaring van verdachte is sprake van een medeplegen van het knippen van de kabels. Er heeft een nauwe en bewuste samenwerking plaatsgevonden tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de voormelde derde persoon gelet op de afspraken die tussen hen zijn gemaakt om de doorgeknipte kabels weg te nemen en de buit na afloop te verdelen. Het doorknippen, verwijderen en wegnemen van de railbreuk beschermingskabels levert gevaar op voor het spoorverkeer en verdachten wisten dat en zij hadden daarom ook opzet op het gevaar.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] de railbreuk beschermingskabels niet hebben doorgeknipt en dat zij pas op de hoogte waren van het doorknippen van die kabels door een ander nadat dit reeds was geschied.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs voor het vernielen of verwijderen van de railbreuk beschermingskabels door verdachte en [medeverdachte]. Ook voor medeplegen is volgens de verdediging onvoldoende bewijs.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er gevaar is ontstaan voor het treinverkeer, nu op basis van het dossier niet is gebleken dat sprake was van een spoorstaafbreuk in het gebied waar de railbreuk beschermingskabel is verwijderd. Ten slotte is door de verdediging gesteld dat het opzet niet bewezen kan worden. Daartoe is aangevoerd dat het enkele risico dat er een spoorstaafbreuk ontstaat, onvoldoende is voor het aannemen van een aanmerkelijke kans.
Beoordeling door de rechtbank
Het door verdachte geschetste scenario kan op basis van de bewijsmiddelen niet worden uitgesloten. Weliswaar bevat het dossier bewijs dat verdachte en [medeverdachte] twee maal op de betreffende locatie zijn geweest, maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat zij toen aldaar railbreuk beschermingskabels hebben doorgeknipt.
Dit geldt te meer nu de bij verdachte en [medeverdachte] aangetroffen hoeveelheid koper, te weten: 489,15 meter, niet de hoeveelheid koperkabel die ten gevolge van een eerdere diefstal los langs het spoor lag, te weten: 550 meter, overschrijdt. Aan de hand van vergelijkend werktuigsporenonderzoek is geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de knipsporen in de gestolen koper kabels met de bij verdachte aangetroffen betonschaar in deze toestand zijn veroorzaakt. Ander gereedschap waarmee de koperen kabels konden zijn geknipt, is bij verdachte noch bij [medeverdachte] aangetroffen.
Volgens de lezing van verdachte zijn hij en [medeverdachte] op de hoogte gebracht van de doorgeknipte koperen kabels toen deze reeds kapot waren doorgeknipt en al naast de spoorbaan lagen. Op basis van het dossier en deze verklaring van verdachte acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ter zake van het doorknippen van de kabels.
Immers, op het moment waarop verdachte en [medeverdachte] op de hoogte zijn gebracht van de kabels, waren de kabels volgens verdachte reeds doorgeknipt. Nu de nauwe en bewuste samenwerking eerst na dit moment tot stand is gekomen, strekt die zich niet uit tot handelen van een medeverdachte in het verleden. Er kan slechts worden gesproken van samenwerking op de nog te verrichten handelingen, zijnde de diefstal van de reeds doorgeknipte kabels. Met het wegnemen van de doorgeknipte kabels wordt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf bezien nu geen gevaar voor het spoorwegverkeer veroorzaakt, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 17 januari 2012 te Babberich, gemeente Zevenaar, vanaf het spoorwegbaanvak van de Betuweroute, ter hoogte van de Maatjesweg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper (kabels met een koperen kern, de zogenaamde railbreuk beschermingskabels) toebehorende aan Keyrail B.V.;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt deelname aan een Cognitieve Vaardigheidstraining en/of behandeling bij Pro Persona of een soortgelijke instelling met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van het feit en de overlast en het gevaar welke daarmee zijn veroorzaakt. In het voordeel van de verdachte houdt de officier van justitie er rekening mee dat geen ongeval heeft plaatsgevonden. Voorts neemt de officier van justitie in aanmerking het advies van de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf en daarbij de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering geformuleerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd, en
• een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 23 april 2012, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] railbreuk beschermingskabels gestolen. Dit is een ernstig feit. Diefstal van koper bij het spoor levert veel overlast op voor de spoorbeheerder, maar ook voor de treinreizigers.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank aanzienlijk minder bewezen acht dan de officier van justitie.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door:
mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.M.L.A.T. Doll en mr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2012.