RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 10/4604
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 24 mei 2012.
[Eisers], eisers,
wonende te [woonplaats],
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 5 oktober 2010, bekendgemaakt op 12 november 2010.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het Natuurbeheerplan Gelderland 2011 (hierna: het Natuurbeheerplan) vastgesteld.
Dit besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Verweerder heeft op 20 april 2010 het ontwerp van dit besluit vastgesteld, daarvan kennis gegeven en het van 10 mei 2010 tot en met 21 juni 2010 ter inzage gelegd.
Eisers hebben tegen het ontwerpbesluit een zienswijze ingediend.
Tegen het bestreden besluit is beroep ingesteld. Naar de door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de meervoudige kamer van de rechtbank van 16 april 2012. Eisers zijn niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door ir. J. van Kuijk en mr. B.M. Menting, beiden werkzaam bij de provincie Gelderland.
Het Natuurbeheerplan is een natuurbeheerplan als bedoeld in de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 (hierna: de Subsidieverordening) en vormt het beoordelingskader voor subsidieaanvragen op grond van de Subsidieverordening.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Subsidieverordening stellen gedeputeerde staten een natuurbeheerplan vast.
Verweerder is in het Natuurbeheerplan niet tot begrenzing van eisers percelen ten zuidoosten van Zaltbommel overgegaan. Hieraan ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat de percelen niet zijn geselecteerd als gebieden met hoge potenties op het gebied van weidevogelbeheer.
Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen en wensen dat hun percelen in het natuurbeheerplan worden begrensd, teneinde in aanmerking te komen voor een subsidie natuur- en landschapsbeheer.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank het volgende gebleken.
Eisers ontvingen voorheen een subsidie voor weidevogelbeheer. Omdat in het Natuurbeheerplan de percelen van eisers niet zijn begrensd, kunnen eisers in 2011 geen subsidie krijgen voor weidevogelbeheer.
Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat weidevogelbeheer sinds de invoering van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer in 2009 wordt beperkt tot gebieden met hoge potenties op het gebied van weidevogelbeheer. Het betreft een dertigtal gebieden die zijn geselecteerd op basis van ontwikkelingen in weidevogelpopulaties en die beschikken over potentie tot herstel. Tevens was van belang dat er al collectief weidevogelbeheer werd uitgevoerd. In het afwegingsproces zijn de percelen van eisers afgevallen.
Gelet op de hier bestaande beleidsvrijheid van verweerder en de daarbij behorende terughoudende toets door de rechter, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen besluiten de percelen van eisers niet als zodanig te begrenzen.
Naar aanleiding van het standpunt van eisers dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte naar zogenoemde “groen-blauwe diensten” heeft verwezen, heeft verweerder naar voren gebracht dat dit abusievelijk is gebeurd. Verweerder heeft hiermee L01 “groen-blauwe landschapselementen” bedoeld. Hoewel deze landschapselementen voor subsidie in aanmerking kunnen komen, behoren zij echter eveneens tot landschapsbeheer, waarvoor in het beheerjaar 2011 geen subsidie beschikbaar is gesteld.
Eisers hebben tenslotte naar voren gebracht dat delen van de percelen vaak onder water staan en dat de draagkracht van de percelen sterk is verminderd doordat de drainages eveneens onder water liggen. Zij wenst een compensatie voor gederfde bedrijfsinkomsten door vernatting van het melkveehouderijbedrijf.
Naar het oordeel van de rechtbank treft deze beroepsgrond geen doel. De bevoegdheid tot het nemen van peilbesluiten, waardoor de waterstand wordt beïnvloed, ligt bij het waterschap. Een vergoeding voor schade in verband met vernatting door een peilbesluit valt dan ook buiten de omvang van dit geding.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eisers tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzitter, en mr. S.W. van Osch - Leysma en mr. W.R.H. Lutjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2012.
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: 24 mei 2012.