ECLI:NL:RBARN:2012:BX1601

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/731048-11
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor langdurige mishandeling van zijn echtgenote en twee zonen

De rechtbank Arnhem heeft op 17 juli 2012 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 57-jarige man uit Tiel, die werd beschuldigd van langdurige mishandeling van zijn echtgenote en twee minderjarige zonen. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 3 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende meerdere jaren zijn echtgenote en zonen meermaals heeft mishandeld, waarbij hij bruut geweld gebruikte, zoals stompen en schoppen. De slachtoffers hebben pijn en letsel opgelopen, waaronder blauwe plekken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral omdat het geweld binnen het gezin plaatsvond en de slachtoffers langdurig psychisch en fysiek leed hebben ervaren. De verdachte toonde een vergoeilijkende houding en had een hoog recidive risico, wat leidde tot een hogere proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische behandeling en een alcoholverbod. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/731048-11
Data zittingen : 18 januari 2012, 13 maart 2012, 5 juni 2012 en 3 juli 2012
Datum uitspraak : 17 juli 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de rechtbank in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid.
raadsvrouw : mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 02 oktober 2011 te Tiel
(telkens) opzettelijk zijn kind, [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 1998, heeft mishandeld, bestaande die mishandelingen uit
- het (meermalen) stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of tegen het lichaam en/of
- het schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam,
waardoor deze [slachtoffer1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 2 oktober 2011 te Tiel,
(telkens) opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer2] (geboren op [geboortedatum] 2003) heeft mishandeld,
bestaande die mishandelingen (telkens) uit
- het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- het schoppen tegen het lichaam,
waardoor deze [slachtoffer2] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedatum] 2003 tot en met 02 oktober 2011, althans de periode van 29 januari 2003 tot en met 31 december 2007 te Tiel en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk zijn echtgenote, althans een persoon,
te weten [slachtoffer3], heeft mishandeld,
bestaande die mishandelingen (telkens) uit
- het slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- het schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam en/of
- het slaan/gooien met (harde) voorwerpen tegen het lichaam en/of
- het geven van elleboogstoten tegen het hoofd en/of het lichaam en/of
- het met kracht duwen tegen het lichaam,
waardoor deze [slachtoffer3] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is laatstelijk op 3 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J. Raaijmakers, advocaat te Culemborg.
De officier van justitie, mr. M. Hartman, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslis¬sing inzake het bewijs
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft zijn zoon, [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum] 1998), meerdere malen te Tiel tegen het hoofd en het lichaam geslagen en tegen het lichaam geschopt waardoor zijn zoon pijn heeft ondervonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn kind, meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte bestrijdt zo hard te hebben geslagen dat [slachtoffer1] er blauwe plekken aan overhield. Verdachte betwist met kracht en met de vuist te hebben geslagen. De raadsvrouw stelt voorts dat de mishandeling alleen bewezen kan worden verklaard voor de periode van een jaar. Tot slot voert de raadvrouw aan dat verdachte veelal uit onmacht heeft geslagen en niet met de intentie om zijn zoon te mishandelen of pijn te doen.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard aangever [slachtoffer1] van oktober 2010 tot oktober 2011 een paar keer klappen te hebben gegeven en dat [slachtoffer1] dit verdiende daar hij niets aan zijn huiswerk deed. Op 2 oktober 2011 heeft verdachte [slachtoffer1] een klap gegeven omdat hij stiekem een worstenbroodje pakte terwijl hij op dieet was. Hij wist dat hij [slachtoffer1] toen pijn deed. Verdachte zegt [slachtoffer1] wel eens een knal voor zijn kop, een schop onder zijn kont en tikken tegen zijn hoofd en schouder te hebben gegeven. Als hij [slachtoffer1] sloeg dan was dat meer dan een corrigerende tik; hij sloeg met de vlakke hand. Er is wel eens een week geweest dat hij [slachtoffer1] drie keer sloeg. Op de lagere school heeft hij [slachtoffer1] enkel wat tikjes gegeven. [slachtoffer1] is bang voor hem omdat hij hem schopt en slaat. Verdachte geeft aan dat het routine is geworden. Ook heeft hij blauwe plekken op de armen en benen van [slachtoffer1] gezien, maar deze zitten er niet door hem.
Aangever [slachtoffer1] heeft verklaard door verdachte te zijn mishandeld vanaf dat hij in groep 3 van de basisschool zat (lees: vanaf 2005). Hij werd per dag 1 à 2 maximaal 3 keer en per week minimaal 3 keer door verdachte geslagen. Aangever verklaart in tegenstelling tot verdachte dat verdachte altijd met de vuist sloeg. Aangever is meerdere keren door verdachte met de vuisten op het hoofd geslagen wat veel pijn deed – waaronder hoofdpijn - en waar aangever soms enorme blauwe plekken aan overhield. Ook is aangever door verdachte een keer op de bovenkant van zijn arm geslagen. Voorts is aangever door verdachte een aantal keer tegen het lichaam geschopt. Dit gebeurde meestal tegen de schenen of de bovenbenen. Aangever had ook dan veel pijn.
De moeder van aangever, [slachtoffer3], heeft eveneens verklaard dat verdachte [slachtoffer1] in het verleden klappen heeft gegeven. Ook zij geeft aan dat [slachtoffer1] met gebalde vuist klappen van verdachte kreeg en dat verdachte [slachtoffer1] met zijn voet heeft getrapt. In de tijd dat [slachtoffer1] in de brugklas zat, heeft zij gezien dat verdachte hem met de gebalde vuist op zijn bovenarm sloeg. Ook heeft [slachtoffer3] gezien dat verdachte [slachtoffer1] een behoorlijke trap onder zijn bil gaf. Zij zag dat [slachtoffer1] een rode plek had op de plaats waar verdachte hem had getrapt. Voorts heeft zij verklaard dat verdachte na 2007 [slachtoffer1] steeds erger is gaan slaan of schoppen.
Ook de jongere broer van aangever, [slachtoffer2], heeft verklaard dat [slachtoffer1] door verdachte is geslagen. Hij verklaart te hebben gezien dat verdachte [slachtoffer1] op het hoofd sloeg met de vlakke hand en mede met de vuist. Dit heeft hij vaak gezien. Hij heeft bij [slachtoffer1] heel veel blauwe plekken gezien op zijn hoofd, zijn armen en soms zijn benen.
Verder heeft de voormalige buurvrouw van verdachte mw. [getuige1] die van 2000 tot november 2005 naast de familie [van verdachte] in de [adres] heeft gewoond, verklaard dat zij meerdere malen heeft gezien dat verdachte aangever [slachtoffer1] sloeg. Zij heeft regelmatig gezien dat verdachte [slachtoffer1] hard tegen het hoofd sloeg. Verdachte haalde dan uit met zijn arm en gaf [slachtoffer1] een klap tegen het hoofd, zo verklaart zij.
Dan is er nog de verklaring van [getuige2], aangevers leraar Nederlands van het RSG Lingecollege te Tiel, waaruit volgt dat [slachtoffer1] tijdens een les eind augustus 2011 heeft verteld thuis te worden mishandeld en dat al geruime tijd. [slachtoffer1] gaf [getuige2] in een persoonlijk gesprek aan te worden gestompt en geschopt. [getuige2] heeft op de armen, bovenbenen, kuiten en schenen van [slachtoffer1] blauwe plekken gezien. Ook is er de verklaring van [getuige3], medewerker van MEE Gelderse Poort, die in februari 2005 in aanraking kwam met de familie [van verdachte] en een half jaar bij hen heeft gewerkt. Hij verklaart dat [slachtoffer3] in die periode wel eens tegen hem heeft gezegd dat verdachte [slachtoffer1] sloeg. Hij kwam [slachtoffer3] eind september 2011 weer tegen en zij zei hem toen dat verdachte [slachtoffer1] nog steeds sloeg en dat zij de situatie niet langer aankon. Tot slot is er een verklaring van [getuige4], de nicht van [slachtoffer3], waaruit volgt dat [slachtoffer3] haar in de afgelopen vijf jaren (periode 2006-2011) vertelde van het slaan door verdachte van zijn zonen, met name [slachtoffer1].
Op grond van de vorenstaande verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer1] gedurende meerdere jaren meermaals opzettelijk tegen het hoofd en het lichaam heeft gestompt en geslagen en tegen het lichaam geschopt. De periode vangt aan, zo volgt uit de verklaring van aangever maar ook uit die van verdachte zelf, op het moment dat aangever in groep 3 van de Stefanusschool te Tiel zat te weten ongeveer op 1 januari 2005 en eindigt met de aanhouding van verdachte op 2 oktober 2011. Ter zake van het stompen, hetgeen verdachte ontkent, overweegt de rechtbank dat naast aangever diens moeder en broer expliciet spreken van een met kracht slaan met een (gebalde) vuist. Verder neemt de rechtbank in aanmerking verdachtes verklaring bij de politie waarin hij spreekt van ´knallen´ harder dan een corrigerende tik, welke verklaring goed past in het beeld dat moeder en zonen van de klappen geven. Verdachtes ontkennende verklaring in dezen acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk.
Ook acht de rechtbank bewezen dat aangever aan het slaan, stompen en schoppen naast pijn mede letsel overgehouden. Dit volgt uit aangevers verklaring, de verklaring van zijn moeder die een rode plek op zijn lichaam heeft waargenomen vlak na een trap door verdachte en de verklaring van zijn broer. Dit wordt tevens ondersteund door de waarneming van de leraar [getuige2] van blauwe plekken bij [slachtoffer1],Ook verdachte heeft in het verleden bij [slachtoffer1] blauwe plekken gezien. Verdachtes verklaring ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012 dat deze plekken veroorzaakt zijn door broer [slachtoffer2], acht de rechtbank gelet op diens jonge leeftijd en in het licht van de verklaringen van aangever, zijn moeder en broer omtrent de aard en de frequentie van de door verdachte jegens [slachtoffer1] uitgedeelde klappen ongeloofwaardig.
De verdediging stelt dat verdachte uit onmacht handelde en niet de intentie had tot mishandelen. De rechtbank acht die verklaring niet aannemelijk. In dit kader wijst de rechtbank op verdachtes verklaring bij de politie dat [slachtoffer1] bang is door hem te worden geslagen of geschopt en dat sprake is van een macht der gewoonte. Bovendien heeft verdachte meerdere keren aangegeven - namelijk in de verhoren van 5, 6 en 8 oktober 2011 - [slachtoffer1] klappen te hebben gegeven omdat hij deze verdiende, daar hij niets aan zijn huiswerk deed, computerde of ongevraagd iets at. Daar werd verdachte dan kwaad om en ging slaan. Hiermede is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van de door de verdediging geschetste situatie van onmacht en duidt dit op een herhaaldelijk bewust en gericht handelen door verdachte jegens aangever.
Het feit dat verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012 heeft aangegeven dat zijn verklaringen bij de politie niet juist zijn omdat hij toen zichzelf niet was, maakt het vorenoverwogene niet anders. De rechtbank houdt verdachte aan de verklaringen zoals hij die heeft afgelegd bij de politie. Deze verklaringen zijn kort na het incident afgelegd en vinden bovendien steun in de verklaringen van aangever, zijn moeder en broer. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting van 5 juni 2012 wisselend heeft verklaard: Hij onderschrijft zijn verklaringen bij de politie dan wel geeft aan zich het betreffende incident hetzij zijn eigen verklaring daarover bij de politie niet meer goed te kunnen herinneren.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 2 oktober 2011 zijn kind [slachtoffer1] meerdere keren opzettelijk heeft mishandeld waardoor deze pijn en/of letsel heeft bekomen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft zijn zoon, [slachtoffer2] (geboren [geboortedatum] 2003), op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 2 oktober 2011 te Tiel een tik tegen het hoofd en een schop tegen het lichaam gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn kind, meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde bepleit, aangezien verdachte ontkent aangever [slachtoffer2] ooit te hebben mishandeld en er overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de vermeende mishandelingen. De verklaring van [slachtoffer2] is niet duidelijk; hij kan geen concrete voorvallen noemen. [slachtoffer2] zou zijn moeder en broer napraten.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard aangever [slachtoffer2] spelenderwijs wel eens een tikje tegen zijn hoofd en/of een schop onder zijn kont te hebben gegeven. Niet standaard, zo verklaart verdachte, maar het komt wel voor bij het naar school en het naar bed gaan. Ter terechtzitting van 5 juni 2012 heeft verdachte eveneens verklaard [slachtoffer2] spelenderwijs wel eens een tik en een schopje onder de kont te geven. Ook heeft verdachte toen verklaard dat [slachtoffer2] dit wel gevoeld kan hebben, ondanks dat het een en ander spelenderwijs geschiedde.
Aangever [slachtoffer2] heeft verklaard dat hij door verdachte heel veel is geslagen op zijn buik, hoofd en rug. Dit slaan deed hem pijn. Verdachte schopte hem tegen zijn benen en zijn kont. Ook dat deed veel pijn, zo verklaart [slachtoffer2].
Op grond van de vorenstaande verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer2] meerdere keren tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geschopt. Tevens volgt uit de verklaring van aangever [slachtoffer2] dat hij pijn heeft ondervonden, welk gevolg verdachte ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012 zo gevraagd heeft onderschreven.
Hiermede acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn kind [slachtoffer2] meerdere keren opzettelijk heeft mishandeld waardoor deze pijn heeft bekomen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft zijn echtgenote, [slachtoffer3], te Tiel en elders in Nederland meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam geslagen, tegen het lichaam gestompt en tegen het lichaam geschopt waardoor zijn echtgenote pijn en/of letsel heeft bekomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote, meermalen gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte betwist aangeefster in het gezicht te hebben gestompt. Ook betwist hij haar met een voorwerp te hebben geslagen. Door de raadsvrouw is voorts aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zijn echtgenote na 2007 nog heeft mishandeld, daar zijn echtgenote zou hebben verklaard dat het is gestopt in 2007. Verdachte geeft zelf ook aan in 2007 te zijn gestopt.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bij de politie verklaard aangeefster [slachtoffer3] te hebben geslagen, meer dan drie en minder dan twintig keer, op haar hoofd en haar schouder. Verdachte weet niet welke periode het betreft. Hij heeft aangeefster een keer geslagen bij zijn vader in Alblasserdam. Dit was met de vlakke hand links tegen het gezicht. Mogelijk had aangeefster hierdoor een blauw oog. Ook zegt verdachte aangeefster te hebben geschopt met de bal/ bovenkant van zijn voet. Tevens geeft verdachte aan aangeefster een keer met de vuist tegen haar borstbeen te hebben geslagen. Verdachte heeft verder nog verklaard te weten dat aangeefster door zijn slaan blauwe plekken heeft opgelopen. Verdachte verklaart aangeefster de laatste tijd niet meer te hebben geslagen.
Aangeefster [slachtoffer3] heeft verklaard ongeveer twee weken na de geboorte van [slachtoffer2] op 29 januari 2003 door verdachte op haar lichaam te zijn geslagen met een standaard van een babybadje. Zij heeft hieraan blauwe plekken op armen en benen overgehouden. Ook verklaart zij door verdachte op haar linkeroog te zijn gestompt bij zijn vader in Alblasserdam ongeveer halverwege 2009. Deze stomp deed haar veel pijn. Aangeefster bloedde bij haar oog en het oog kleurde blauw. Aangeefster geeft aan meermaals door verdachte te zijn geslagen of geschopt en daar meerdere blauwe plekken aan over te hebben gehouden. Ook heeft hij haar met de vuist tegen het borstbeen gestompt, waardoor zij drie weken moeilijk kon ademhalen. Voorts heeft verdachte aangeefster meerdere keren een oorveeg gegeven. Tevens heeft hij haar met zijn elleboog een stoot gegeven. Deze dingen zijn allemaal meerdere keren gebeurd, aldus aangeefster. Zij had hier pijn van. Het slaan door verdachte stopte in 2007. Aangeefster kreeg na 2007 nog wel eens een harde duw en kwam dan ergens tegenaan. Ze kreeg nadien ook nog wel eens een oorveeg van verdachte. Aangeefster werd evenwel niet meer zo heftig geslagen als voor 2007. Recentelijk, dat wil zeggen omstreeks oktober 2011, heeft verdachte aangeefster nog wel een harde duw gegeven hetgeen aangeefster pijn deed. Dit was toen zij de laptop van haar zoon [slachtoffer1] dichtdeed en verdachte [slachtoffer1] begon “af te beuken”.
Ook aangeefsters zoon [slachtoffer1] heeft omtrent het voorval te Alblasserdam verklaard. Hij geeft net als aangeefster aan dat verdachte aangeefster met zijn vuist een blauw oog sloeg. Voorts verklaart [slachtoffer1] te hebben gemerkt dat aangeefster van verdachte een klap kreeg op het moment dat zij de klep van zijn laptop dichtdeed. Hij hoorde zijn moeder zeggen: “Waarom sla je mij?” [slachtoffer1] heeft deze klap echter niet gezien daar hij op dat moment wegdook. [slachtoffer1] geeft aan meerdere keren te hebben gezien dat zijn moeder door verdachte werd geslagen.
De voormalige buurvrouw van aangeefster mw. [getuige1] heeft verklaard in de periode dat zij naast de familie [van verdachte] woonde vanaf 2000 tot november 2005 twee maal te hebben gezien dat aangeefster door verdachte mishandeld werd. Op 4 april 2005 zag zij verdachte aangeefster het huis uit duwen waardoor aangeefster viel. Ook verklaart zij aangeefster in een rolstoel te zijn tegengekomen en dat aangeefster haar vertelde door verdachte op de borst te zijn geslagen.
Ter terechtzitting d.d. 5 juni 2012 betwist verdachte aangeefster bij het voorval in Alblasserdam in het gezicht te hebben gestompt. Ook betwist hij haar in 2003 met een voorwerp, te weten de babystandaard, te hebben geslagen, daar hij geen dingen kapot maakt. Voorts geeft hij aan aangeefster na 2007 niet meer te hebben geslagen, waaronder ook geen duw, klap of oorveeg.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte zich, zo hij zelf tijdens de verhoren bij de politie en ook ter terechtzitting herhaaldelijk heeft aangegeven, de verschillende incidenten niet meer helemaal goed herinneren. Dit kan te maken hebben met het tijdsverloop, maar kan ook worden veroorzaakt door bij verdachte ontstane verwarring door woede en een in de loop der jaren veelvuldig gebruik van alcohol. Tegenover verdachtes deels warrige verklaringen staan aangeefsters verklaringen die zeer gedetailleerd en consistent van aard zijn. Daarbij komt dat haar verklaringen in belangrijke mate overeenkomen met de verklaringen van verdachte, met die van zoon [slachtoffer1] voor wat betreft de frequentie van het slaan, de voorvallen in Alblasserdam en met zijn laptop, en met die van de buurvrouw [getuige1] voor wat betreft het meermaals slaan, het harde duwen en het treffen van aangeefster in een rolstoel tengevolge van slagen op de borst.
Gelet de voormelde aard van aangeefsters verklaringen en de belangrijke overeenkomsten met de overige verklaringen, acht de rechtbank aangeefsters verklaringen dusdanig betrouwbaar en consistent dat daarop, als belangrijkste bewijsmiddel, een bewezenverklaring kan worden gebaseerd ook ter zake van de bestanddelen die verdachte ter terechtzitting heeft betwist dan wel waarover hij als zodanig geen verklaring heeft afgelegd. Dit leidt ertoe dat de rechtbank tevens voor de duur van de periode aansluit bij de verklaringen van aangeefster waarin zij heeft aangegeven ook in de jaren na 2007 nog wel eens door verdachte te zijn geduwd en van hem oorvegen te hebben gekregen.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 2 oktober 2011 te Tiel of elders in Nederland meerdere keren heeft mishandeld, waaronder mede het stompen tegen het hoofd, het slaan met een voorwerp, het geven van elleboogstoten en het met kracht duwen, en waardoor aangeefster pijn en/of letsel heeft bekomen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 02 oktober 2011 te Tiel telkens opzettelijk zijn kind, [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 1998, heeft mishandeld, bestaande die mishandelingen uit
- het meermalen stompen en slaan tegen het hoofd en tegen het lichaam en/of
- het schoppen tegen het lichaam, waardoor deze [slachtoffer1] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 2 oktober 2011 te Tiel, telkens opzettelijk zijn kind, te weten [slachtoffer2], geboren op [geboortedatum] 2003 heeft mishandeld, bestaande die mishandelingen uit
- het slaan tegen het hoofd en/of
- het schoppen tegen het lichaam,
waardoor deze [slachtoffer2] telkens pijn heeft ondervonden;
3.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2003 tot en met 02 oktober 2011 te Tiel en elders in Nederland, telkens opzettelijk zijn echtgenote [slachtoffer3], heeft mishandeld, bestaande die mishandelingen uit
- het slaan en stompen tegen het hoofd en het lichaam en/of
- het schoppen tegen het lichaam en/of
- het slaan met (harde) voorwerpen tegen het lichaam en/of
- het geven van elleboogstoten tegen het lichaam en/of
- het met kracht duwen tegen het lichaam,
waardoor deze [slachtoffer3] telkens letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe¬zen. Verdach¬te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feiten 1 en 2, telkens:
Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 632 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden op te leggen de in het reclasseringsrapport opgenomen voorwaarden, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafmaat er rekening mee te houden dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Zij heeft verzocht om het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor een kortere duur dan door de officier van justitie geëist. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om geen contactverbod met aangeefster [slachtoffer3] op te leggen dan wel een minder strikt contactverbod op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om¬stan¬dighe¬den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 20 december 2011;
• reclasseringsadviezen van Iriszorg gedateerd 12 december 2011 en 29 juni 2012, betreffende verdachte;
• een multidisciplinair rapport van drs. Labrijn, psycholoog, gedateerd 15 februari 2012 en van dr. Egmond, psychiater, gedateerd 23 februari 2012.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote en zijn twee zonen. Verdachte heeft jegens zijn echtgenote en zijn oudste zoon bruut geweld gebruikt bestaande uit onder meer slagen met de vuist en schoppen met de voet tegen hoofd en/of lichaam. Echtgenote en zonen hielden pijn en/of letsel aan de mishandelingen over waaronder meerdere blauwe plekken. Verdachte heeft stelselmatig en vaak met kracht geslagen.
Het betreft een zeer ernstig feit hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent, temeer daar het geweld binnen het gezin en gedurende een lange periode heeft plaatsgevonden. De lichamelijke integriteit van de echtgenote van verdachte en zijn zonen is op een indringende wijze aangetast. Verdachte heeft bovendien ook het veiligheidsgevoel van de slachtoffers in de huiselijke omgeving aangetast, dit terwijl men zich in de eigen omgeving juist veilig behoort te voelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daar nog lange tijd gevolgen, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, van kunnen ondervinden. Huiselijk geweld heeft, zeker wanneer dit kinderen betreft of in het bijzijn van kinderen gebeurt, een maatschappelijk effect. Dit geweld veroorzaakt maatschappelijke verontwaardiging, ook omdat dit strijdig is met de bescherming die een gezin behoort te bieden.
Hier staat tegenover dat uit de rapportages van de psycholoog Labrijn en de psychiater Egmond volgt dat verdachte persoonlijkheidsproblemen heeft, te weten langdurige alcoholafhankelijk-heid en een stoornis in de impulsbeheersing mogelijk veroorzaakt door een niet aangeboren hersenbeschadiging dan wel ten gevolge van een geconstateerde persoonlijkheidsstoornis. Gelet hierop dient verdachte, aldus beide deskundigen, verminderd toerekeningsvatbaar te worden geacht. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte tevens acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van misdrijven. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank echter mee het recidive risico dat zonder professionele hulp door de reclassering als hoog gemiddeld wordt ingeschat.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank legt voor wat betreft het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf evenwel een hogere straf op gelet op de langdurige en brute aard van het door verdachte gebruikte geweld en de grote impact die dit op zijn gezinsleden heeft gehad. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking de door verdachte op zitting getoonde houding waarbij hij zich weinig bewust lijkt van het door hem veroorzaakte leed. Verdachte spreekt vergoeilijkend in de zin van corrigerende tikken en legt de schuld van het door hem toegepaste geweld, met name voor wat betreft zijn oudste zoon, ten onrechte deels bij zijn slachtoffers. Mede gezien dit gebrek aan bewustheid en gezien het hoge recidive risico, kan verdachte naar oordeel van de rechtbank een stevige stok achter de deur gebruiken ten behoeve van het door hem doorlopen van de klinische behandeling die hij dient te ondergaan. Gelet op de duur en de aard van het geweld, verdachtes houding en het hoge recidive risico zal de rechtbank aan verdachte tevens een hogere proeftijd opleggen dan door de officier van justitie geëist.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Straf¬recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas¬tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 812 (achthonderd en twaalf) dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 540 (vijfhonderd) dagen niet tenuitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Bepaalt dat de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich zal melden bij de reclassering IrisZorg, Prinses Beatrixlaan 25, te Tiel, telefoonnummer 088-6061311. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook als dit inhoudt het toestaan van huisbezoeken. Daarnaast moet verdachte zich houden aan de aanwijzingen die reclassering IrisZorg hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
2. zich zal laten opnemen en verblijven in FPA Kompas te Wolfheze, althans een soortgelijke forensische psychiatrische instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
3. zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
4. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer3] en de zonen van verdachte, zolang de reclassering IrisZorg en/of FPA Kompas dit noodzakelijk acht.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. M.M.L.A.T. Doll (voorzitter), mr. C. van Linschoten en mr. dr. N. Djebali rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2012, zijnde mrs. Doll, Van Linschoten en Van den Bosch buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.