Parketnummer : 05/701138-11
Datum zitting : 17 juli 2012
Datum uitspraak : 31 juli 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [naam verdachte]
geboren op : [geboortedatum verdachte] 1946 te Arnhem
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].
raadsman : mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 september 2010 te Tolkamer, gemeente Rijnwaarden, met [naam slachtoffer] (roepnaam: [naam slachtoffer]), geboren op 17 januari 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het opzettelijk ontuchtig - zakelijk weergegeven -:
- zich uitkleden in het bijzijn van voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- het tonen van zijn naakte lichaam aan voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- het vragen aan [naam slachtoffer] om zich ook uit te kleden en/of
- het over de kleding vastpakken van de vagina van voornoemde [naam slachtoffer];
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 september 2010 te Tolkamer, gemeente Rijnwaarden, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten bij een meertje in het watersportgebied van De Bijland (tegenover camping De Bijland), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 17 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E. Klijn, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Door de raadsman is aangevoerd dat zowel de verklaringen van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie alsmede zijn verklaringen afgelegd ter terechtzitting niet voor bewijs mogen worden gebruikt nu verdachte niet gewezen is op zijn consultatierecht.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet op juiste wijze is gewezen op zijn consultatierecht. Dit houdt in dat de verklaringen van verdachte afgelegd tot het moment waarop hij heeft kunnen spreken met een raadsman voor het bewijs zullen moeten worden uitgesloten.
De raadsman is echter van mening dat, vanwege voornoemd vormverzuim, alle verklaringen van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie en ter terechtzitting voor bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank deelt die mening van de raadsman niet. Het voorafgaand aan een verhoor door de politie verlenen van rechtsbijstand is van belang om een verdachte op juiste wijze te attenderen op zijn rechten als verdachte en hem van rechtsbijstand te voorzien. Nadat verdachte tijdens zijn verhoor op 11 juni 2011 heeft gesproken met zijn raadsman (blz. 94 van het dossier) is voldaan aan de Salduz-norm en zijn de verklaringen die verdachte daarna heeft afgelegd bruikbaar voor het bewijs. Datzelfde geldt voor de verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting. Voorafgaand aan het verhoor van verdachte ter terechtzitting is hij gewezen op zijn recht als verdachte, dat hij niet tot antwoorden verplicht is op hem gestelde vragen. Bovendien was verdachte gedurende de behandeling ter terechtzitting voorzien van rechtsbijstand door een advocaat.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen. De officier van justitie acht op grond van de combinatie van bewijsmiddelen, te weten het studioverhoor van [naam slachtoffer] en de brieven van de andere meisjes en de verklaring van verdachte het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. De verklaring van de betrokken aangeefsters zijn niet betrouwbaar en niet eenduidig en voor zover ze dat wel zijn, is aannemelijk dat ze bewust of onbewust op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast speelt de taalverwarring een rol en bestaat de mogelijkheid dat hetgeen gezegd zou zijn onjuist is geïnterpreteerd.
Beoordeling door de rechtbank
In het dossier bevindt zich een verhoor van [naam slachtoffer], afgenomen in een daarvoor ingerichte studio door daartoe gecertificeerde verbalisanten. Dat verhoor was in ieder geval met voldoende waarborgen omkleed. Daarnaast bevinden zich in het dossier brieven van andere betrokken minderjarigen welke brieven vanuit het Duits zijn vertaald in Nederlands. De rechtbank heeft geen enkel inzicht in de wijze waarop deze verklaringen tot stand zijn gekomen. Daarnaast concludeert de rechtbank dat er een aantal opmerkelijke overeenkomsten zijn te lezen in die verklaringen. Het betreft hier verklaringen van zeer jonge meisjes van rond de 10 jaar en wanneer gebruik wordt gemaakt van die verklaringen dient volledig duidelijk te zijn op welke wijze deze tot stand zijn gekomen om te voorkomen dat er mogelijkerwijs sprake is van (bewuste of onbewuste) beïnvloeding door elkaar of door derden. Tegenover die verklaringen staat een consistente verklaring van verdachte die weliswaar enkele onderdelen van de verklaringen van de meisjes bevestigt, maar op wezenlijke onderdelen daarvan afwijkt.
Het komt dus geheel aan op de betrouwbaarheid van de verklaringen van meisjes in de leeftijd van 10-12 jaar, die zij zelf aan het papier hebben toevertrouwd en vervolgens bij de politie zijn ingeleverd. Afgezien van [naam slachtoffer], is geen van de meisjes door de politie nader gehoord. Nu de rechtbank geen enkel inzicht heeft in de wijze van totstandkoming hiervan, vormen deze schriftelijke verklaringen onvoldoende basis voor een strafrechtelijke veroordeling.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 september 2010 heeft verdachte zich, te Tolkamer in de gemeente Rijnwaarden op een voor het openbaar verkeer bestemde plaats, een meertje in het watersportgebied van De Bijland, tegenover camping De Bijland, met ontbloot geslachtsdeel bevonden. Daarbij waren enkele kinderen aanwezig.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid. De officier van justitie acht op grond van de verklaring van [naam slachtoffer] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting het feit wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
Vanwege het niet naleven van de Salduz-norm, waardoor, aldus de raadsman, zowel de verklaringen van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie en ter terechtzitting niet voor het bewijs mogen worden gebezigd, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals hiervoor onder de vaststaande feiten is opgenomen, bekent verdachte dat hij zich in genoemde periode met ontbloot geslachtsdeel op een openbare plaats heeft bevonden. [naam slachtoffer] verklaart, tijdens het studioverhoor, dat op het moment dat zij met anderen een zandkasteel aan het bouwen was er een naakte man aankwam. Deze man ging in kleermakerszit zitten waarbij zij de penis en zijn hele naakte lichaam zag.3
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 1 september 2010 te Tolkamer, gemeente Rijnwaarden, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten bij een meertje in het watersportgebied van De Bijland (tegenover camping De Bijland), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Schennis van de eerbaarheid, op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht inclusief de door de reclassering omschreven voorwaarden, alsmede een werkstrafvoor de duur van 100 uur subsidiair te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen. De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege de ernst van de feiten en het fors overschrijdend gedrag van hem tegenover jonge kinderen die, voor wat betreft hun seksuele ontwikkeling, daar absoluut nog niet aan toe zijn.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat, indien het tot een bewezenverklaring komt, een geheel voorwaardelijk straf in deze gerechtvaardigd is.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 27 juni 2011; en
* een voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 25 mei 2012, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie. Dit maakt dat de rechtbank ook tot een andere strafoplegging komt.
De rechtbank kwalificeert verdachtes gedrag als verregaand seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van zeer jonge kinderen. Gezien de context waarin dit gebeurde had verdachte, als volwassen man, zich anders dienen te gedragen dan hij uiteindelijk gedaan heeft.
De rechtbank is van oordeel, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, een onvoorwaardelijke geldboete gecombineerd met een voorwaardelijke werkstraf in deze passend en geboden is.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een betaling van een geldboete van € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 10 (tien) dagen hechtenis.
het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 2 (twee) uren, zijnde 1 (een) dag hechtenis.
Aldus gewezen door:
mrs. F.J.H. Hovens (voorzitter), J. Barrau en N. Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2012, zijnde mr. Djebali buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. 4
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0750 2010089183-18, gesloten op 15 juni 2011 alsmede een aanvullend proces-verbaal, opgemaakt door een verbalisant van de regiopolitie Gelderland-Midden, met proces-verbaalnummer PL07AH 2010089183-19, gesloten op 28 december 2011 beiden voorzien van in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 juli 2012 alsmede de verklaring van [naam slachtoffer] d.d. 20 augustus 2010 (pag. 17 en 20);
3 De verklaring van [naam slachtoffer] d.d. 20 augustus 2010 (pag. 17 en 20);
4