Parketnummer : 05/901494-11
Datum zitting : 17 juli 2012
Datum uitspraak : 31 juli 2012
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [Naam verdachte]
geboren op : [Geboortedatum verdachte] 1989 te Arnhem
adres : [Adres verdachte]
plaats : [Postcode, woonplaats verdachte]
thans gedetineerd in PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
raadsman : mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 december 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk[Naam slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die[Naam slachtoffer] een aantal maal met een mes in diens buik / onderlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 09 december 2011 te Arnhem, aan een persoon genaamd [Naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (steekwond in lever) heeft toegebracht, door deze opzettelijk een aantal maal met een mes in diens buik / onderlichaam te steken;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 17 juli 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs1
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 december 2011 wordt [Naam slachtoffer] in Arnhem een aantal malen met een mes in zijn onderbuik gestoken.2 Tijdens de schermutseling waarbij dit plaatsvond was verdachte aanwezig. Verdachte heeft [Naam slachtoffer] aan aantal malen geslagen.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De officier van justitie baseert zijn mening op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, te weten, zakelijk weergegeven: de medische verklaring waaruit de toestand van het slachtoffer [Naam slachtoffer] blijkt alsmede dat medisch ingrijpen geboden was; het aangetroffen mes wat bloed bevat afkomstig van het slachtoffer en DNA-materiaal van verdachte; de verklaring van het slachtoffer [Naam slachtoffer] zelf waaruit blijkt dat hij meermalen is gestoken; de verklaring van de getuigen [Naam getuige 1] en [Naam getuige 2] waaruit naar voren komt dat verdachte een mes toonde en de verklaring van [Naam getuige 2] dat verdachte degene is geweest die gestoken heeft. Op grond van het voorgaande acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gestoken heeft hetgeen het misdrijf poging tot doodslag oplevert.
Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte wordt vrijspraak bepleit. Wanneer de camerabeelden worden bekeken dan is niet of nauwelijks te zien dat iemand stekende bewegingen maakt. De politie zegt in het proces-verbaal van bevindingen dat zij zien dat verdachte stekende bewegingen maakt. Dat is de insteek waarop de politie het onderzoek is aangevangen. Er is met oogkleppen op aan waarheidsvinding gedaan en het geheel is sterk besmet door de getuige [Naam getuige 2] aangezien hij degene is geweest die tegen de politie gezegd heeft dat het deze verdachte is geweest die gestoken heeft. Dat is een conclusie van [Naam getuige 2] aangezien hij op zeker moment verklaart dat bij hem het kwartje viel. Vervolgens richt de politie het onderzoek alleen en uitsluitend op verdachte. Alle getuigen worden gehoord nadat [Naam getuige 2] een verklaring heeft afgelegd en al die verklaringen zijn van horen zeggen.
Aangever [Naam slachtoffer] zegt in eerste instantie dat hij dacht dat ene [Naam 1] hem gestoken had. Van de politie hoorde hij dat zij dachten dat [Naam getuige 2] de dader was. [Naam getuige 1] heeft niet gezien wie gestoken heeft en hoorde achteraf van [Naam getuige 2] dat het verdachte zou zijn geweest. [Naam getuige 2] zelf heeft het steken niet gezien, hij trekt een conclusie. De vindplaats van het mes is ook dubieus. Niet is uit te sluiten dat er sprake is van twee messen. Op de plaats waar [Naam getuige 2] viel wordt een mes aangetroffen. Op dat mes zijn door het NFI twee sporen aangetroffen, één daarvan wijst in de richting van verdachte, maar van wie het tweede spoor is blijft vooralsnog onduidelijk en niet uit te sluiten is dat dat tweede spoor van [Naam getuige 2] is. Verdachte stelt dat hij eerder op de avond, voor het incident, een mes in handen heeft gehad, het vervolgens heeft teruggegeven en verder geen mes in zijn bezit heeft gehad, hetgeen de verklaring zou kunnen zijn dat op dat mes verdachtes DNA is aangetroffen.
Onbekend is wie de tweede donor is waarvan sporen op het mes zijn aangetroffen en alleen [Naam getuige 2] verklaart dat verdachte de dader is geweest. Alle overige verklaringen die zulks bevestigen zijn afkomstig uit een en dezelfde bron, te weten [Naam getuige 2].
Beoordeling door de rechtbank
[Naam getuige 1] verklaart dat, toen hij stond te wachten om Manhatten in te mogen, naast hen een Hollandse jongen stond, lang, smal gezicht, korte stekels en in de 20. Omdat het latere slachtoffer [Naam slachtoffer], bijnaam [Bijnaam slachtoffer], niet naar binnen mocht ontstond er wat duw en trekwerk waarbij [Naam getuige 2] [Naam getuige 2] [Bijnaam slachtoffer] richting de bioscoop duwde. Toen [Bijnaam slachtoffer] en enkele anderen de Rijnstraat inliepen zag hij [Naam getuige 2] en die Hollandse jongen achter hem lopen. [Naam getuige 1] hoorde toen [Naam getuige 2] tegen die Hollandse jongen zeggen: "ben je gek of zo? Als je dat niet wegstopt dan pak ik jou."4
[Naam getuige 2] verklaart dat bij de kroeg Murphy's een jongen naar hem toekwam die hij kent als [naam 2]. [naam 2] komt uit het [Naam wijk Arnhem] [een wijk in Arnhem, toevoeging rechtbank]. Hij omschrijft deze jongen als lang, tenger postuur, ongeveer 1.86 meter lang, blank uiterlijk, stekelig blond haar, zwarte schoenen. [Naam getuige 2] hoort deze [naam 2] tegen hem zeggen: "als je een paar gasten hebt die veel geld op zak hebben dan pak ik ze voor je." Daarbij liet [naam 2] hem, [Naam getuige 2], een mes zien. [Naam getuige 2] nam die opmerking niet serieus. [Naam getuige 2] kan zich herinneren dat hij op zeker moment tegen [naam 2] gezegd heeft "ben je gek of zo, als je dat niet wegstopt dan pak ik jou."5
Verdachte stelt dat hij in de kroeg Murphy's van iemand uit de groep mensen die bij het incident betrokken waren een mes in handen kreeg waarmee verklaard zou zijn dat zijn DNA op dat mes is aangetroffen. Voorts wordt door de verdediging gesteld dat alle verklaringen, behoudens die van [Naam getuige 2], uit een en dezelfde bron komen, te weten de verklaring van [Naam getuige 2].
Verdachtes stelling, dat hij in de kroeg Murphy's een mes in handen zou hebben gekregen acht de rechtbank, gelet op de verklaringen van [Naam getuige 1] en [Naam getuige 2] zoals hiervoor aangehaald ongeloofwaardig. Ook de stelling van de verdediging dat alle verklaringen die in de richting van verdachte wijzen afkomstig zijn uit een en dezelfde bron, te weten [Naam getuige 2], is niet juist. Immers, [Naam getuige 1] hoort [Naam getuige 2], op het moment dat zij de Rijnstraat inlopen tegen verdachte zeggen "ben je gek of zo, als je dan niet wegstopt dan pak ik jou." [Naam getuige 2] kan zich herinneren dit tegen verdachte gezegd te hebben. Op basis van deze verklaringen van [Naam getuige 1] en [Naam getuige 2] kan vastgesteld worden dat verdachte, op het moment dat hij achter het latere slachtoffer [Naam slachtoffer] aanliep, in het bezit was van een mes.
Verdachte verklaart dat hij [Naam slachtoffer] twee tot drie keer gestompt heeft. Gevraagd waar hij [Naam slachtoffer] geraakt heeft, verklaart verdachte dat dat ter hoogte van de buik/borst is geweest.6
Vastgesteld is dat [Naam slachtoffer] drie steekwonden heeft opgelopen, 1 in zijn linkerzij, 1 in de rug en 1 in de rechterzij. Alle wonden ca. 3 tot 4 centimeter.7
Op het moment dat iemand riep dat [Bijnaam slachtoffer], het slachtoffer, gestoken was, zag [Naam getuige 2] verdachte richting McDonalds lopen. [Naam getuige 2] rende achter hem aan en hoorde verdachte dan zeggen: "kijk kijk hier is het mes, ik heb het mes daar al gegooid." [Naam getuige 2] heeft later de politie gezegd dat het mes verderop lag en de richting aangewezen waarin de dader, verdachte, weggelopen was.8
Verbalisant [Naam verbalisant] heeft daarop ter hoogte van de nachtwinkel een opengeklapt mes gevonden. Hij heeft het mes opgepakt, dichtgeklapt en in zijn jaszak gestopt. Of [Naam verbalisant] op dat moment handschoenen droeg wist hij zich niet meer te herinneren.9 Na confrontatie met het slachtoffer, dat hevig bloedde, heeft [Naam verbalisant] het mes opnieuw bekeken met behulp van een zaklamp. [Naam verbalisant] zag een veeg bloed op het mes en heeft het mes toen onmiddellijk in een plastic handschoen gedaan en even later in een sporendrager, behorende bij een DNA-kit.10
Op de binnenzijde van het heft van het mes is door het NFI een DNA mengprofiel van minimaal twee personen aangetroffen waaruit een combinatie van reproduceerbare DNA-kenmerken is afgeleid van (minimaal) één man. Op de linker en rechterzijde van het lemmet van het mes werd een DNA profiel, bloed, van aangever [Naam slachtoffer] aangetroffen.11
Het DNA-profiel van verdachte matcht met de combinatie van afgeleide, reproduceerbare DNA-kenmerken uit het onvolledige DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering van het mes. Dit houdt in dat verdachte één van de donoren kan zijn van het celmateriaal in deze bemonstering. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de combinatie van afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan één op de één miljard.12
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat de steekwonden bij het slachtoffer [Naam slachtoffer] zijn toegebracht met het door verbalisant aangetroffen en door de getuige [Naam getuige 2] aangewezen mes. Voorts kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die dat mes vast had, gelet op het daarop aangetroffen celmateriaal van hem. De alternatieve wijze die verdachte geschetst heeft van het aantreffen van zijn celmateriaal op dat mes heeft de rechtbank hiervoor al verworpen.
Door de verdediging is betoogd dat geen onderzoek is verricht naar de tweede donor van het dna-mengprofiel zoals aangetroffen op het mes, immers, het NFI concludeert dat op de binnenzijde van het heft een DNA mengprofiel van minimaal twee personen is aangetroffen. In de visie van de verdediging zou dit tweede mengprofiel van [Naam getuige 2] geweest kunnen zijn. Het zou, aldus de verdediging ook [Naam getuige 2] geweest kunnen zijn die de steekwonden heeft toegebracht.
De stelling dat [Naam getuige 2] verdachte gestoken zou hebben vindt geen enkele steun in de bewijsmiddelen. Daarnaast is het heel wel mogelijk dat het tweede door het NFI aangetroffen mengprofiel afkomstig is van de verbalisant die het mes van straat opgeraapt heeft, klaarblijkelijk zonder handschoenen.
Op grond van het voorgaande, zowel het forensisch bewijs als de getuigenverklaringen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat het verdachte is geweest die [Naam slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde slaan vanwege zijn gedrag. Op basis van het voorgaande, concludeert de rechtbank dat verdachte op dat moment een mes in handen had.
Voor wat betreft de vraag of verdachte ook opzet had op de dood van het slachtoffer overweegt de rechtbank als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Verdachte heeft met kracht ten minste drie keer met een mes op het slachtoffer ingestoken.
Het op deze wijze ongecontroleerd insteken op het lichaam van een ander in een gebied waar zich vitale organen bevinden, is zeer gevaarzettend. De verwondingen maakten operatief ingrijpen noodzakelijk in verband met letsel aan de lever.13 Deze handelwijze brengt een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer mee. Door toch te steken, heeft verdachte die kans ook bewust aanvaard.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 09 december 2011 te Arnhem, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [Naam slachtoffer] van het leven te beroven, opzettelijk die [Naam slachtoffer] een aantal maal met een mes in diens buik / onderlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het primaire:
Poging tot het misdrijf: doodslag.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot het beslag vordert de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer van het mes en de teruggave aan beslagene van de overige inbeslaggenomen goederen.
Verdachtes handelen komt uit het niets. Enige aanleiding om het slachtoffer [Naam slachtoffer] met een mes te steken is er niet en enige aanleiding om ruzie te hebben met het slachtoffer was er evenmin. Verdachte is eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van wapens. Ook op 9 december 2011 gaat verdachte naar de binnenstad gewapend met een mes.
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdediging is vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
* het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 04 april 2012;
* een tweetal voorlichtingsrapportage van de Reclassering Nederland d.d. 05 april 2012 (beknopt) en 25 juni 2012, betreffende verdachte;
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Uit het documentatieregister blijkt dat verdachte eerder ter zake geweldsdelicten en de Wet wapens en munitie onherroepelijk is veroordeeld. Ook op 9 december 2011 wanneer hij zich begeeft in het uitgaanscentrum van Arnhem heeft hij een verboden wapen, een mes, bij zich. Zonder directe aanleiding mengt verdachte zich in een groep mensen die ruzie hebben en steekt meermalen met het mes in op het slachtoffer [Naam slachtoffer]. Ter zitting verklaart verdachte dat hij achter die irritante jongen is aangelopen, het een heel lastig iemand was en dat hij hem klappen heeft gegeven. De rechtbank kan uit verdachtes opmerking niet anders concluderen dan dat iemand zich in zijn ogen irritant gedraagt, hij van de zijde van verdachte dus kan rekenen op een geweldshandeling.
Verdachte weigert zijn medewerking te verlenen aan een nader persoonlijkheidsonderzoek. Dat maakt dat de rechtbank geen rekening kan houden met een mogelijke stoornis c.q. verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De maatschappij dient voor langere duur beschermd te worden tegen personen, waaronder verdachte, die op volstrekt zinloze wijze anderen ernstig letsel toebrengen, letsel wat in casu tot de dood van het slachtoffer had kunnen leiden.
Voor wat betreft het inbeslaggenomen mes is de rechtbank van oordeel dat dit moet worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet
Voor wat betreft de overige inbeslaggenomen voorwerpen is de rechtbank van oordeel dat deze aan beslagene kunnen worden teruggegeven.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 45, 63, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 mes.
Beveelt de teruggave aan beslagene van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1 broek, 1 paar schoeisel, 1 trui, 1 shirt, 1 jas, 1 paar schoeisel merk Nike sneaker en 1 sjaal kleur zwart.
Aldus gewezen door:
mrs. J. Barrau (voorzitter), F.J.H. Hovens en N. Djebali, rechters, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2012, zijnde mr. Djebali buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.14
1 Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door[verbalisant(en)] van de regiopolitie Gelderland-Midden, district Arnhem Veluwezoom, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer 2011141483, gesloten op 31 mei 2012 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2 Proces-verbaal van aangifte van [Naam slachtoffer] d.d. 12 december 2011 (pag. 75, laatste alinea, pag. 76, eerste en tweede alinea);
3 De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juli 2012;
4 Proces-verbaal verhoor van L.C.J. [Naam getuige 1] d.d. 14 december 2011 (pag. 128, derde alinea, 129, derde alinea);
5 Proces-verbaal verhoor van J.O. [Naam getuige 2] d.d. 14 december 2011 (pag. 135, derde alinea, pag. 136, vierde, vijfde en zesde alinea);
6 Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 17 juli 2012;
7 Een geneeskundige verklaring d.d. 02 januari 2012 betreffende [Naam slachtoffer] (pag. 91);
8 Proces-verbaal verhoor van J.O. [Naam getuige 2] d.d. 14 december 2011 (pag. 135 laatste alinea, pag. 136, eerste alinea);
9 Proces-verbaal van bevindingen, pg 178.
10 Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2011 (pag. 175, laatste alinea, pag. 176, tweede en derde alinea);
11 Een rapport van het NFI d.d. 16 februari 2012 (pag. 198 e.v.);
12 Een rapport van het NFI d.d. 15 mei 2012 (pag. 204 e.v.);
13 Een geneeskundige verklaring d.d. 02 januari 2012 betreffende [Naam slachtoffer] (pag. 91) alsmede een brief van de chirurg dr. M.J. Koppe d.d. 02 januari 2012 (pag. 92);