ECLI:NL:RBARN:2012:BX7046

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/700024-12
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot ontuchtige handelingen met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 11 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op een datum in 1995. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde feit. De zaak kwam ter terechtzitting op 28 augustus 2012, waar de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D. Zeewuster. De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om de verklaring van de aangeefster te ondersteunen. De rechtbank erkende dat de aangeefster, die alleen met de verdachte in de woning was, mogelijk geschrokken was van de situatie, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte opzettelijk zijn geslachtsdeel aan haar had getoond. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster op belangrijke punten uiteenliepen, en dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen zoals ontucht met minderjarigen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Promis II
Parketnummer : 05/700024-12
Datum zitting : 28 augustus 2012
Datum uitspraak : 11 september 2012
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] (Somalië),
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
Raadsvrouw : mr. D. Zeewuster, advocaat te Duiven.
Officier van justitie : mr. H.G. Kuipers.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2011 te Zevenaar, ter uitvoering van het
voornemen en het misdrijf om met [slachtoffer], geboren op [datum],
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt
ontuchtige handelingen te plegen, hiertoe - zakelijk weergegeven -:
- voornoemde [slachtoffer] op de fiets naar haar woning is gevolgd en/of
- de woning van voornoemde [slachtoffer] is binnengetreden en/of
- in de woning van voornoemde [slachtoffer] zijn, verdachtes, broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken en/of
- zijn ontblote geslachtsdeel aan voornoemde [slachtoffer] heeft getoond en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] heeft gevraagd om zich ook uit te kleden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 oktober 2011 te Zevenaar, opzettelijk oneerbaar op een
niet openbare plaats, te weten in een woning aan de [adres], zijn
ontbloot geslachtsdeel heeft getoond aan [slachtoffer] (geboren op [datum ]), die daarbij haars ondanks tegenwoordig was;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 28 augustus 2012 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. D. Zeewuster, advocaat te Duiven.
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De verdediging heeft vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit bepleit.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft in haar verhoor verklaard dat verdachte haar op de fiets naar huis is gevolgd, dat hij na haar het huis is binnengelopen en kort daarop zijn lange broek heeft losgemaakt en dat hij onder deze broek een zwembroek aan had. Verdachte zou daarna beide broeken naar beneden hebben gedaan en zijn geslachtsdeel aan aangeefster hebben laten zien. Vervolgens zou hij haar gevraagd hebben zich ook uit te kleden.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woonkamer zijn lange broek heeft losgemaakt, nadat hij van het toilet op de gang kwam. Hij deed dit omdat de korte broek onder zijn lange broek niet prettig zat en hij deze recht wilde trekken. Aangeefster was toen in dezelfde kamer aanwezig en kon de korte broek van verdachte zien. De verklaringen van aangeefster en verdachte komen derhalve overeen op het punt dat verdachte zijn lange broek in het bijzijn van aangeefster heeft losgemaakt en aangeefster de korte broek van verdachte heeft gezien.
Het gedrag van verdachte is merkwaardig te noemen. Allereerst is het opmerkelijk dat verdachte verklaart dat hij aangeefster naar huis is gevolgd omdat hij op haar ouders wilde wachten ten einde hen om hulp te vragen bij het oplossen van een vochtprobleem in zijn woning. Verdachte kende de familie [naam] slechts oppervlakkig omdat zij vroeger in dezelfde flat hebben gewoond. Anderzijds is verdachte alleenstaand, heeft hij klaarblijkelijk geen sociaal netwerk en had hij al eerder tevergeefs bij enkele instanties (waaronder Vluchtelingenwerk) om hulp gevraagd voor het vochtprobleem. Derhalve is niet uitgesloten dat hij zich ten einde raad heeft gewend tot een van de weinige mensen die hij kende.
Het is niettemin opmerkelijk dat verdachte, die al op de fiets van aangeefster had vernomen dat haar ouders die middag niet thuis waren en haar moeder er pas om 15.00 zou zijn, met haar is meegefietst terwijl hij wist dat hij op dat tijdstip op zijn werk diende te zijn, en dat hij vervolgens, kort nadat hij in het huis van aangeefster was aangekomen, zich plots heeft bedacht en besloot om toch niet op de komst van de ouders van aangeefster te wachten.
Voorts is opmerkelijk dat verdachte, komend uit het toilet, als hij merkt dat zijn korte broek onder de lange broek niet lekker zit, besluit om zijn kleding in de woonkamer en in aanwezigheid van het meisje - en mede gezien haar culturele en religieuze achtergrond -
te herschikken en daarom zijn broeksriem losmaakt en zijn lange broek tot op de knieën laat zakken. Het had voor de hand gelegen dat hij was teruggegaan naar het toilet of naar de gang, of zich minst genomen even had omgedraaid om [slachtoffer] de aanblik van zijn afgezakte broek te besparen. Volgens verdachte is het eigenlijk wel uitgesloten dat [slachtoffer] zijn geslachtsdeel heeft kunnen zien. De verklaringen van beiden lopen op dit punt uiteen, evenzeer ten aanzien van de vraag of hij [slachtoffer] heeft gevraagd zich uit te kleden.
De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen dat [slachtoffer] erg geschrokken is door het voorval in de woning. Mogelijk is de korte broek van verdachte verder naar beneden geschoven dan verdachte aanneemt en heeft het meisje wel een gedeelte van zijn geslacht kunnen zien. Bovendien was het zien van de afgezakte broek en de korte broek daaronder van verdachte en de omstandigheden waarin dit gebeurde - aangeefster bevond zich alleen met verdachte in het huis - mogelijk al voldoende om haar flink te laten schrikken. In dit verband is wellicht niet zonder belang dat [slachtoffer] tijdens het studioverhoor te beschroomd was om het woord "seks" zelfs maar uit te spreken en dat moest opschrijven voor de verbalisant, hetgeen past in een mogelijk bij [slachtoffer] ontstaan schrikbeeld. Het dossier bevat evenwel onvoldoende aanknopingspunten c.q. steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer], dat verdachte bewust zijn broeken heeft laten zakken met de bedoeling zijn geslachtsdeel aan het meisje te laten zien.
Dit betekent dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van zowel het primaire als subsidiaire tenlastegelegde feit.
3a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 300,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2011, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen te worden, nu de verdediging algehele vrijspraak heeft bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primaire en subsidiaire tenlastegelegde feit.
4. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primaire en subsidiaire tenlastegelegde feit.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. A.S.W. Kroon (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. dr. N. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2012.