ECLI:NL:RBARN:2012:BY5729

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
230866
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige stopzetting van uitkeringen door de gemeente Nijmegen

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], schadevergoeding van de gemeente Nijmegen wegens onrechtmatige stopzetting van hun uitkeringen op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb). De gemeente had op 26 november 2009 de uitkeringen van eisers ingetrokken en teruggevorderd per 1 januari 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft deze besluiten op 14 februari 2012 herroepen, wat de basis vormt voor de vordering van eisers. De rechtbank oordeelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de uitkeringen te stoppen en dat eisers recht hebben op schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft de vordering van [eiser sub 1] tot schadevergoeding voor de ten onrechte verkochte auto toegewezen, waarbij de schade is vastgesteld op € 10.000,00. Daarnaast zijn de vorderingen van eisers tot vergoeding van niet-betaalde uitkeringen en proceskosten toegewezen. De gemeente heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat de onrechtmatigheid van het handelen van de gemeente niet ter discussie staat. De rechtbank wijst de vorderingen tot immateriële schadevergoeding af, omdat het ongerief dat eisers hebben ondervonden niet voldoende is om als immateriële schade in de zin van artikel 6:106 BW te kwalificeren.

De rechtbank veroordeelt de gemeente tot betaling van een totaalbedrag van € 12.866,72 aan [eiser sub 1] en € 1.682,40 aan [eiser sub 2], vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eisers zijn begroot op € 1.334,73. Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en openbaar uitgesproken op 14 november 2012.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 230866 / HA ZA 12-399
Vonnis van 14 november 2012
in de zaak van
[eisers]
eisers,
advocaat mr. J.M.E. van der Haar te Nijmegen
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. W. Leistra te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [eisers] danwel afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 augustus 2012,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 september 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij besluit van 26 november 2009 heeft de gemeente de uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) van [eiser sub 1] ingetrokken en teruggevorderd per 1 januari 2009.
2.2. Bij besluit van 30 november 2009 heeft de gemeente de uitkeringen ingevolge de Wwb van [eiser sub 2] ingetrokken en teruggevorderd per 1 januari 2009.
2.3. Bij uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 februari 2012 worden de besluiten van 26 november en 30 november 2009 (weergegeven onder rechtsoverweging 2.1. en 2.2.) herroepen en de in deze procedure genomen besluiten in bezwaar alsmede de uitspraak van de rechtbank vernietigd.
2.4. Op 7 januari 2010 is [eiser sub 1] schriftelijk aangemaand tot betaling. Vervolgens heeft Gemeente Nijmegen op 26 januari 2010 een dwangbevel jegens [eiser sub 1] uitgevaardigd. Bij vonnis van 8 september 2010 is de vordering van [eiser sub 1] tot buiten effect stelling van het dwangbevel afgewezen. In hoger beroep is bij arrest van 13 september 2011 dit vonnis bekrachtigd. In beide instanties is [eiser sub 1] in de proceskosten veroordeeld.
2.5. De gemeente heeft conservatoir beslag gelegd op de op naam van [eiser sub 1] staande [auto], bouwjaar 2000, met kenteken [kenteken] (hierna: de [auto]).
2.6. Op het bewijs van ontvangst dat is opgemaakt bij het onder zich nemen en in gerechtelijke bewaring geven van de [auto] door de deurwaarder op 3 november 2009 staat vermeld dat de auto diverse krassen en deuken heeft.
2.7. In een door de gemeente opgemaakt rapportage van 13 november 2009 staat met betrekking tot de [auto] voor zover van belang het volgende:
“Rapporteur heeft de waarde van de auto opgezocht op internet, deze vertegenwoordigt een mogelijke waarde van tussen de € 10.000,00 en € 15.000,00”
2.8. Bij vonnis van 5 januari 2010 is het verzoek tot opheffing van het conservatoir beslag op de [auto] afgewezen. In hoger beroep is bij arrest van 13 september 2011 dit vonnis bekrachtigd. In beide instanties is [eiser sub 1] in de proceskosten van de gemeente veroordeeld.
2.9. De gemeente heeft de [auto] executoriaal verkocht, waarbij deze € 3.750,00 heeft opgebracht.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen samengevat - veroordeling van de gemeente tot betaling van € 25.502,37, te vermeerderen met € 60,00 voor elke maand vanaf juni 2012 dat de gemeente ten onrechte € 60,00 inhoudt op de uitkeringen van [eisers] alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2012 en de kosten van dit geding.
3.2. De hoofdsom van de vordering is als volgt opgebouwd.
a: € 10.000,00 als schadevergoeding voor de [auto];
b: € 526,00 aan motorrijtuigenbelasting;
c: € 1.682,40 aan niet aan [eiser sub 2] betaalde uitkering over de maand november en 14 dagen van de maand december 2009;
d: € 2.477,72 aan niet aan [eiser sub 1] betaalde uitkering over de maanden oktober en november en 23 dagen van de maand december 2009;
e: € 2.340,00 als totaal tot juni 2012 aan op de uitkeringen van [eisers] maandelijks ingehouden betalingen;
f: € 144,00 aan betaald griffiegeld;
g: € 245,00 aan betaalde eigen bijdrage;
h: € 4.987,00 aan proceskostenveroordelingen;
i: € 3.000,00 aan smartengeld.
3.3. [eisers] baseren hun vordering op samengevat het volgende. De gemeente heeft onrechtmatig tegenover [eisers] gehandeld door de uitkeringen te stoppen. De gemeente dient de daaruit ontstane materiële en immateriële schade te vergoeden.
3.4. De gemeente voert verweer, niet voor wat betreft de onrechtmatigheid van haar handelen, maar wel voor wat betreft (de hoogte van) de schade.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Niet in geschil is en zo luidt ook het oordeel van de rechtbank, dat de gemeente met de door de CRvB vernietigde en herroepen besluiten tot stopzetting en terugvordering van de uitkeringen van [eisers] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.2. Ten eerste vordert [eiser sub 1] schadevergoeding voor de door de gemeente ten onrechte verkochte auto (rechtsoverweging 3.2. sub a). De gemeente betwist de vordering voor zover deze boven de € 6.000,00 uitkomt, door te verwijzen naar de opbrengst van de executoriale verkoop en staat van de auto zoals weergegeven op het bewijs van ontvangst, afgegeven door de autosleepdienst.
4.3. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het verweer van de gemeente niet op. De opbrengst bij executieveiling is een andere maatstaf dan die van de dagwaarde van de [auto] die bepalend is voor de vaststelling van de hoogte van de geleden schade. Deze dagwaarde is door een schatting van de gemeente zelf (rechtsoverweging 2.7) bepaald tussen de € 10.000,00 en € 15.000,00. Als de [auto] deuken en krassen vertoonde, zoals aangegeven op het bewijs van ontvangst, is dat onvoldoende betwisting van de door de gemeente zelf gemaakte schatting van de minimale dagwaarde die kennelijk is gebaseerd op de toestand van de auto met die genoemde deuken en krassen. De rechtbank stelt de waarde van de auto en dientengevolge de door [eiser sub 1] geleden schade vast op € 10.000,00, welke zal worden toegewezen.
4.4. [eiser sub 1] stelt dat de gemeente de [auto] had moeten schorsen in het kentekenregister bij de RDW en dat nu zij dat heeft nagelaten, zij aansprakelijk is voor de schade bestaande uit de aan [eiser sub 1] opgelegde wegenbelasting over het tijdvak vanaf de inbeslagname tot de uiteindelijke schorsing en verkoop (rechtsoverweging 3.2 sub b). Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [eiser sub 1] naar wat gebruikelijk is bij een inbeslagname door het Openbaar Ministerie. De officier van justitie schorst dan het voertuig. Daarnaast heeft de gemeente de kentekenpapieren van de [auto], die nodig zijn voor het schorsen van het voertuig, tijdens de periode van het beslag onder zich gehouden.
De gemeente betwist dat op haar een schorsingsverplichting rust en voert aan dat zij de autopapieren, zodra daar om verzocht werd, direct aan [eiser sub 1] heeft toegezonden.
4.5. De rechtbank overweegt als volgt. Er is de rechtbank geen wettelijke regeling bekend op basis waarvan de gemeente verplicht zou zijn om een voertuig dat zij in beslag neemt te schorsen. Dat de gemeente kennelijk de papieren onder zich had, maakt dat niet anders. De vordering wordt afgewezen.
4.6. [eisers] vorderen de ten onrechte niet betaalde uitkering, zijnde, in hun optiek, de schade die ze hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen (rechtsoverweging 3.2 c en d). De gemeente erkent de vorderingen als zo danig, maar stelt dat [eisers] niet ontvankelijk zijn omdat er nog een bestuursrechtelijke weg voor hun openstaat.
4.7. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op grond van artikel 112 Grondwet is de burgerlijke rechter bevoegd kennis te nemen van vorderingen met een onrechtmatige daad als grondslag. Uitgangspunt is evenwel dat ook in een zodanig geval de eiser door de burgerlijke rechter niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wanneer, kort gezegd, de bestuursrecht voldoende rechtsbescherming biedt (HR 28-02-1992, NJ 1992, 687). Artikel 79 Wwb maakt het mogelijk bezwaar in te stellen tegen het de ten onrechte niet uitbetaalde uitkering. Artikel 8:73 Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt het de bestuursrechter eventueel mogelijk de gemeente tot een schadevergoeding te veroordelen. De regeling van art 8:73 Awb heeft echter niet ten doel een vordering tot schadevergoeding bij de burgerlijke rechter uit te sluiten. De niet-exclusiviteit van de regeling van art. 8:73 Awb blijkt allereerst uit de inrichting van de regeling zelf. Daarin ligt besloten dat die partij ook een verzoek achterwege kan laten en de voorkeur kan geven aan een vordering bij de burgerlijke rechter. Bovendien is in art. 8:73 Awb de mogelijkheid opengelaten dat de bestuursrechter tot de conclusie komt dat niet hij, maar de burgerlijke rechter beter over de vordering tot schadevergoeding kan oordelen (zie HR 17-12-1999, LJN:ZC3059).
In onderhavig geval zijn zowel de onrechtmatige daad als de hoogte van de gevorderde schadepost niet, althans onvoldoende betwist. Dat voor [eisers] wellicht ook een bestuursrechtelijk traject openstaat, doet daarom niet af aan hun keuzevrijheid. De onder rechtsoverweging 3.2 sub c en d gevorderde bedragen zullen worden toegewezen.
4.8. [eiser sub 1] vordert betaling van de proceskosten waartoe hij is veroordeeld in de procedures omtrent de opheffing van het conservatoir beslag en de omtrent het buiten effect stellen van het dwangbevel (rechtsoverweging 3.2 sub h). De gemeente betwist deze vordering door te stellen dat de gevoerde procedures in feite executiegeschillen betroffen, waarin [eiser sub 1] terecht in de kosten is veroordeeld en waarin de vonnissen en arresten in kracht van gewijsde zijn gegaan.
4.9. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De proceskostenveroordelingen zijn neergelegd in rechterlijke uitspraken die in kracht van gewijsde zijn gegaan. Dat betekent dat partijen gebonden zijn aan de beslissingen van de rechtbank en het hof. Het past niet in het systeem van gesloten rechtsmiddelen om een proceskostenveroordeling in een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, via de omweg van de schadevergoeding, alsnog aan te tasten. De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.10. [eiser sub 1] vordert € 144,00 aan betaald griffiegeld en € 245,00 aan betaalde eigen bijdrage inzake de gevoerde procedures (rechtsoverweging 3.2 sub f en g). De gemeente stelt dat zij in principe deze kosten via de bijzondere bijstand vergoedt. [eiser sub 1] heeft een aanvraag voor bijzondere bijstand gedaan, maar die is afgewezen omdat deze aanvraag niet compleet danwel niet tijdig gedaan was. Het is dan ook aan een fout van [eiser sub 1] zelf te wijten dat hij deze kosten niet vergoed heeft gekregen. Daarmee is ook het causaal verband met de onrechtmatige daad verbroken. Subsidiair stelt de gemeente dat de vordering afgewezen dient te worden omdat [eiser sub 1] schadebeperkend had moeten optreden wat hij verzuimd heeft door de bijzondere bijstand niet of niet correct aan te vragen.
4.11. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Als met succes bijzondere bijstand was aangevraagd had de gemeente langs die weg de kosten vergoed. Dat [eiser sub 1] niet of niet op de juiste wijze van die voorziening gebruik heeft gemaakt, staat niet in de weg aan zijn vordering. Die wordt dan ook toegewezen.
4.12. [eisers] vorderen € 2.340,00 zijnde het bedrag dat tot juni 2012 op hun beider uitkeringen is ingehouden (rechtsoverweging 3.2 e) en € 60,00 voor elke maand vanaf juni 2012 dat het bedrag op hun beider uitkering wordt ingehouden (rechtsoverweging 3.1). De gemeente stelt dat deze inhoudingen gebaseerd zijn op nog openstaande vorderingen die geen verband houden met de onderhavige onrechtmatige daad. Ter zitting is gebleken dat het [eisers] niet duidelijk was op welke grond deze bedragen op hun uitkering werden ingehouden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben, tegenover de gemotiveerde betwisting door de gemeente, [eisers] onvoldoende (gemotiveerd) gesteld dat er sprake is van een causaal verband tussen de periodieke inhoudingen zoals die teruggevorderd worden en de onderhavige onrechtmatige daad. De vordering zal worden afgewezen.
4.13. [eisers] maken aanspraak op immateriële schadevergoeding ter hoogte van € 3.000,00. Zij stellen diverse ongemakken ondervonden te hebben door het gemis van de [auto] en een zware tijd gehad te hebben doordat zij zonder inkomen zaten.
Het ongerief dat [eisers] zeggen te hebben ondervonden gedurende de periode dat zij zonder auto en zonder inkomen zaten vormt zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, geen grond niet voor vergoeding als immateriële schade in de zin van artikel 6:106 BW. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.14. [eisers] vorderen wettelijke rente vanaf 4 maart 2012. Deze zal als onbetwist worden toegewezen.
4.15. De gemeente zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 103,73 (in debet)
- griffierecht € 73,00
- salaris advocaat € 1.158,00 (2,0 punt × tarief € 579,00)
Totaal: € 1.334,73,
waarvan een bedrag van € 103,73 aan de griffier van de rechtbank dient te worden voldaan, en waarvoor een nota aan de gemeente zal worden toegestuurd.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt de gemeente om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 12.866,72, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 4 maart 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt de gemeente om aan [eiser sub 2] te betalen een bedrag van € 1.682,40, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 4 maart 2012 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.334,73,
5.4. bepaalt dat de gemeente van het totaalbedrag aan proceskosten een bedrag van € 103,73 aan de griffier van de rechtbank te Arnhem dient te voldoen, waarvoor een nota aan de gemeente wordt toegestuurd,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012.