ECLI:NL:RBASS:2008:BC6738

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
63839 / HA ZA 07-604
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg verzekeringsovereenkomst en vergoeding van schade inclusief BTW

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 12 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en de Onderlinge Verzekeringsmaatschappij Univé Drenthe-Overijssel U.A. De kern van het geschil betreft de vraag of Univé gehouden is om schadevergoeding inclusief BTW te vergoeden aan [eiseres], die als ondernemer is aangemerkt volgens artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiseres] bij het aanvragen van de verzekering op het aanvraagformulier heeft aangegeven het verzekerde object exclusief BTW te willen verzekeren. Dit werd bevestigd door de polis, waarin expliciet stond vermeld dat de verzekerde bedragen exclusief BTW zijn vastgesteld en dat schadebetalingen ook exclusief BTW zullen geschieden.

De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail bekeken, waaronder een tussenvonnis van 14 november 2007 en een comparitie van 21 februari 2008. De vordering van [eiseres] was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding van € 15.420,68, vermeerderd met wettelijke rente, maar Univé heeft de vordering betwist. Univé stelde dat [eiseres] als professionele ondernemer bekend was met de BTW-problematiek en dat de vraag op het aanvraagformulier duidelijk was geformuleerd. De rechtbank heeft de verzekeringsovereenkomst uitgelegd aan de hand van de Haviltex-norm, waarbij de betekenis van de polis bepalend was voor de uitkomst.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de stelling van [eiseres] dat de verzekeringsovereenkomst dekking biedt voor vergoeding van herstelkosten inclusief BTW niet op feiten is gebaseerd. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Univé zijn begroot op € 1.255,34. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke communicatie in verzekeringsovereenkomsten en de verantwoordelijkheden van ondernemers met betrekking tot BTW.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 63839 / HA ZA 07-604
Vonnis van 12 maart 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap
[EISERES],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eiseres,
procureur mr. H.J. de Ruijter,
advocaat mr. E.W. Roessingh te Hengelo,
tegen
DE ONDERLINGE VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ UNIVÉ
DRENTHE-OVERIJSSEL U.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Assen,
gedaagde,
procureur mr. H. Dontje.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Univé genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 november 2007, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 februari 2008;
- de overigens ingebrachte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De rechtbank kan van de navolgende feiten uitgaan.
2.2. Tussen [eiseres] als verzekeringnemer en Univé als verzekeraar is een brand/stormverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen met als ingangsdatum 14 juli 2005. Het verzekerde object betreft een woning aan de [adres].
2.3. Voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekering heeft [eiseres] een aanvraagformulier voor deze verzekering op 28 mei 2005 ingevuld en aan Univé verzonden.
2.4. Op dit aanvraagformulier heeft [eiseres] de vraag of hij het verzekerde object inclusief BTW wil verzekeren, ontkennend beantwoord.
2.5. Op de polis van 5 september 2005 is vermeld:
DE VERZEKERDE BEDRAGEN ZIJN VASTESTELD EXCL. B.T.W. EN SCHADEBETALINGEN ZULLEN DERHALVE OOK EXCL. B.T.W. GESCHIEDEN.
2.6. [eiseres] heeft een beroep op de polis gedaan, omdat in het verzekerde object brand is ontstaan waardoor [eiseres] schade heeft geleden.
2.7. In overleg met Univé heeft [eiseres] de brandschade laten herstellen. De hiervoor ingeschakelde derden hebben de kosten van herstel bij [eiseres] in rekening gebracht. Univé heeft [eiseres] deze kosten vergoed, behoudens voor zover het de over deze kosten verschuldigde BTW betreft. Het gaat om een bedrag aan BTW ter grootte van € 15.420,63.
3. De vordering
3.1. [eiseres] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Univé veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag aan [eiseres] te betalen ter grootte van € 15.420,68 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2007, met veroordeling van Univé in de kosten van de procedure.
3.2. Daartoe voert [eiseres] aan dat Univé gehouden is de BTW over de herstelkosten aan [eiseres] te vergoeden, omdat bij het vaststellen van de herbouwwaarde de vraag of BTW al dan niet is verschuldigd in de regel niet aan de orde komt. Alleen in uitzonderingsgevallen, zo stelt [eiseres], als het gaat om het verhandelen van nieuwbouw(kavels) is dit anders. Een dergelijke uitzondering doet zich echter niet voor. Het door [eiseres] ingevulde aanvraagformulier gaat uit van vragen die betrekking hebben op de herbouwwaarde. Omdat het gaat om een al bestaande woning heeft [eiseres] op de vraag of zij de verzekerde objecten inclusief BTW wil verzekeren, negatief beantwoord. Op het aanvraagformulier wordt bovendien geen onderscheid gemaakt tussen de herbouwwaarde van het te verzekeren object en de eventuele vergoedbaarheid van gemaakte herstelkosten. Als dat wel het geval zou zijn geweest dan zou [eiseres] het aanvraagformulier op een andere wijze hebben ingevuld. Dat op de polis is vermeld dat de verzekerde bedragen exclusief BTW zijn vastgesteld en schadebetalingen daarom ook exclusief BTW geschieden, heeft volgens [eiseres] in dit verband geen bijzondere betekenis. Dit spreekt voor [eiseres] voor zich wanneer de verzekerde bedragen zijn vastgesteld naar een waarde waarbij BTW in beginsel niet aan de orde is. Voorts voert [eiseres] aan dat op de website van Univé als mogelijkheid wordt aangeboden de herbouwwaarde te bepalen met behulp van de Univé Herbouwwaardemeter. In dit systeem zijn herstelkosten (al dan niet exclusief/inclusief BTW) niet aan de orde. Het is ook mogelijk de herbouwwaarde te laten bepalen door een adviseur van Univé of aan de hand van een taxatierapport. Het is een feit van algemene bekendheid, zo stelt [eiseres], dat dergelijke taxaties een waarde te zien geven waarbij BTW geen rol speelt. Eén en ander brengt volgens [eiseres] met zich dat wanneer de verzekeringsovereenkomst wordt uitgelegd op grond van het Haviltex-arrest, aangenomen mag worden dat wanneer het gaat om de herbouwwaarde van een woning daarin de daarvoor benodigde herstelkosten inclusief BTW zijn opgenomen.
Het door Univé gehanteerde systeem tot bepaling van de herbouwwaarde bevestigt dit, daar waar dit systeem niet uitgaat van herstelkosten maar volgens de toelichting wel een herbouwwaarde te zien geeft, die deze kosten inclusief BTW dekt. [eiseres] voert in dit verband aan dat zij als professionele handelaar in onroerende zaken bekend is met de BTW problematiek in deze handel en zij nu juist als professional wist dat bij de in deze geldende waarde BTW niet aan de orde was, terwijl de vraag op het aanvraagformulier naar de BTW gesteld is in het kader van die bepaling van die waarde.
4. Het verweer
Univé bestrijdt de vordering en voert daartoe tot haar verweer aan dat [eiseres] bij het aanvragen van de verzekering uitdrukkelijk heeft vermeld het pand exclusief BTW te willen verzekeren. De polis vermeldt bovendien uitdrukkelijk dat bedragen exclusief BTW zijn vastgesteld en dat schadebetalingen daarom ook exclusief BTW zullen geschieden. Univé stelt dat zij conform aanvraagformulier en polisvoorwaarden de schade van [eiseres] heeft vergoed. Voorts voert Univé aan dat [eiseres] een professionele ondernemer is en dus als geen ander bekend met de BTW problematiek, omdat de activiteiten van [eiseres] de levering van goederen en diensten betreft die met BTW zijn belast. Bovendien is de vraag op het aanvraagformulier van de verzekering in heldere bewoordingen gesteld. [eiseres] heeft als zij van mening was dat de polis onjuistheden bevatte, dit niet aan Univé kenbaar gemaakt. Voor zover [eiseres] een beroep doet op het Haviltex-arrest geldt wat Univé betreft dat de verzekeringsovereenkomst geen in te vullen leemte bevat. Ook voert Univé aan dat BTW bij elke schade een rol speelt. Elk schadeherstelbedrijf verricht met BTW belaste diensten of levert met BTW belaste goederen. Het is aan de ondernemer om aan te geven of het BTW risico al dan niet moet worden verzekerd.
5. De beoordeling
5.1. Voor de rechtbank staat te beoordelen of Univé op grond van de verzekeringsovereenkomst gehouden was om de onder de dekking van de polis vallende schade al dan niet inclusief BTW aan [eiseres] te vergoeden. Daartoe zal de rechtbank de verzekeringsovereenkomst van partijen uitleggen. Bij het geven van die uitleg stelt de rechtbank voorop dat het aankomt op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de in de polis opgenomen bepalingen mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij vormt onder meer de tekst van de polis een belangrijk gezichtspunt en de context, dat wil in dit geval zeggen de al dan niet bij partijen bekende of bekend te vooronderstellen kennis van de heffingssystematiek van de Wet op de omzetbelasting 1968.
5.2. [eiseres] is ingevolge artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 ondernemer. Uit deze wet volgt dat een ondernemer in beginsel BTW is verschuldigd over zijn omzet en dat de ondernemer van de verschuldigde BTW in beginsel de BTW die rust op de voor zijn onderneming aangeschafte goederen of voor zijn onderneming verrichte diensten, kan aftrekken.
5.3. Meer concreet brengt de aan de BTW-heffing ten grondslag gelegde sytematiek met zich dat wanneer aan een ondernemer goederen worden geleverd of aan een ondernemer diensten worden verleend, BTW aan de ondernemer in rekening wordt gebracht.
Deze BTW, ook wel voorbelasting genoemd, kan ingevolge het bepaalde in artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting onder omstandigheden worden afgetrokken van de verschuldigde BTW.
5.4. Voor een ondernemer die belegt in onroerende zaken is niet altijd vooraftrek mogelijk. In de eerste plaats geldt dat niet ter zake van alle prestaties omzetbelasting is verschuldigd, er zijn prestaties die van de heffing van omzetbelasting zijn vrijgesteld. Bovendien kan de mogelijkheid van aftrek afhangen van het antwoord op de vraag of degene aan wie de levering plaatsvindt of waarvoor de dienst wordt verleend een ondernemer betreft die de onroerend zaak voor een bepaald in de Wet op de omzetbelasting 1968 gegeven percentage gebruikt ten behoeve van belaste prestaties. Wanneer dat het geval is, kan de ondernemer de hem in rekening gebrachte BTW in aftrek brengen. Wanneer de onroerende zaak echter niet voor het in de wet gegeven percentage wordt gebruikt ten behoeve van belaste prestaties, dan bestaat deze mogelijkheid niet.
5.5. Aan een ondernemer in het algemeen, maar zeker aan [eiseres], die zichzelf deskundigheid toedicht als het gaat om de heffing van BTW, mag kennis van de heffingssystematiek van de Wet op de omzetbelasting 1968 worden toegerekend.
5.6. In de context van de hierboven beschreven heffingssystematiek van de omzetbelasting moet naar het oordeel van de rechtbank de vraag worden geplaatst van Univé of de verzekeringnemer de BTW wil meeverzekeren of dat hij daarvan afziet. Een verzekeringnemer die ingevolge artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 ondernemer is, kan in beginsel de BTW in aftrek brengen. Wanneer die mogelijkheid bestaat zal een ondernemer geen belang hebben bij de verzekering van de BTW en daarvoor ook geen premie willen betalen. Voor een ondernemer die belegt in onroerende zaken is dit niet anders. Daaraan kan niet afdoen dat voor een ondernemer in onroerende zaken wellicht meer dan gemiddeld vrijstellingen gelden die aan de mogelijke aftrek van de BTW over bepaalde kosten in de weg staan.
5.7. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank, anders dan [eiseres], van oordeel is dat de vraag van Univé of de verzekeringnemer het object inclusief BTW wil verzekeren niet in de context van de waardebepaling van het verzekerd object moet worden geplaatst, maar in de context van de bepaling van de verzekerde som. In dit verband wijst de rechtbank op de tekst van de polis, zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 2.5. Dit brengt met zich dat wat [eiseres] ter onderbouwing van zijn vordering aanvoert ten aanzien van (de bepaling van) de herbouwwaarde niet noopt tot een andere uitleg van de overeenkomst dan die hiervoor is gegeven.
5.8. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank bij dit alles in de risicosfeer van de ondernemer wanneer door een onjuist begrip van de heffingssystematiek van de Wet op de omzetbelasting 1968 de ondernemer er voor kiest de BTW niet mee te verzekeren, terwijl de ondernemer de BTW over de gemaakte herstelkosten niet kan aftrekken. Van een verzekeraar mag worden gevergd dat hij weet of een (aspirant-)verzekeringnemer een particulier betreft of een ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, maar niet dat hij weet of een verzekeringnemer die ondernemer is de BTW over herstelkosten al dan niet in aftrek kan brengen.
Voor zover [eiseres] aanvoert dat het aanvraagformulier van Univé aan duidelijkheid te wensen overlaat, wijst de rechtbank erop dat in de polis, die strekt tot het bewijs van de verzekeringsovereenkomst, er duidelijk en ondubbelzinnig op wordt gewezen hoe de verzekerde som is bepaald en dat over schadebetalingen geen BTW zal worden uitgekeerd.
6. Slotsom
6.1. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de slotsom dat de stelling van [eiseres] dat de verzekeringsovereenkomst dekking geeft voor vergoeding van herstelkosten inclusief de daarover verschuldigde BTW, niet rust op feiten die die stelling kunnen dragen. De rechtbank zal daarom de vordering van [eiseres] afwijzen.
6.2. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Univé worden begroot op:
- vast recht € 340,00
- overige kosten 11,34
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.255,34.
BESLISSING
De rechtbank
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Univé tot op heden begroot op € 1.255,34
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2008.?