ECLI:NL:RBASS:2009:BH8604

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
72265 / KG ZA 09-53
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter in kort geding bij opheffing strafrechtelijk conservatoir beslag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de Staat der Nederlanden. De eiser vorderde de opheffing van een op 8 juli 2004 gelegd conservatoir beslag op een onroerende zaak, dat was gelegd door de officier van justitie van het functioneel parket. De eiser stelde dat het beslag onterecht was en dat de voorzieningenrechter bevoegd was om hierover te oordelen. De Staat der Nederlanden voerde echter aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat er een andere rechtsgang openstond voor de eiser om zijn klacht in te dienen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad een andere rechtsgang beschikbaar was voor de eiser, namelijk de mogelijkheid om een klaagschrift in te dienen bij de raadkamer van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat deze rechtsgang onvoldoende rechtsbescherming bood aan de eiser. Daarom verklaarde de voorzieningenrechter zich niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen.

In de uitspraak werd ook bepaald dat de eiser, omdat hij in het ongelijk werd gesteld, werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren begroot op € 262,-- aan verschotten. Het vonnis is uitgesproken door mr. B.R. Tromp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. E.M. Harbers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 72265 / KG ZA 09-53
Vonnis in kort geding van 27 maart 2009
in de zaak van
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.M. Jansen,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
gevestigd te 'S-GRAVENHAGE,
gedaagde,
waarvoor is verschenen de officier van justitie van het functioneel parket.
Partijen zullen hierna [eiser] en De Staat der Nederlanden worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van De Staat der Nederlanden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De voorzieningenrechter kan van de navolgende feiten uitgaan.
2.2. Op grond van een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken van het functioneel parket, die is afgegeven op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie van het functioneel parket ex artikel 94-94c jo. 103 Sv, is op 8 juli 2004 ten laste van [eiser] conservatoir beslag gelegd op een onroerende zaak.
2.3. Bij brief van 17 december 2008 heeft [eiser] de advocaat-generaal van het ressortsparket Leeuwarden verzocht dit beslag op te heffen.
2.4. Bij brief van 7 januari 2009 heeft de advocaat-generaal [eiser] bericht dat hij aan het verzoek tot opheffing niet zal voldoen, omdat het Openbaar Ministerie verkregen zekerheden niet wenst prijs te geven.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het op 8 juli 2004 ten laste van [eiser] gelegde beslag opheft en de officier van justitie verbiedt om opnieuw beslag te leggen, met veroordeling van de officier van justitie in de kosten van deze procedure.
3.2. De Staat der Nederlanden voert tot haar verweer aan dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
4. De beoordeling
4.1. Er is sprake van een strafrechtelijk conservatoir beslag, gelegd tot bewaring van het recht tot verhaal als bedoeld in artikel 94a Sv.
4.2. [eiser] wil opkomen tegen het (laten voortduren) van het ten laste van hem gelegde beslag en hij klaagt bij de voorzieningenrechter over het ten laste van hem gelegde beslag en de beslissing van de advocaat-generaal om dat beslag niet op te heffen.
4.3. Artikel 552a Sv biedt - of heeft de mogelijkheid geboden - aan [eiser] om zich schriftelijk te beklagen over de inbeslagneming en/of de beslissing van de advocaat-generaal om het beslag niet op te heffen. Op grond van het derde lid van artikel 552a Sv moet het klaagschrift of het verzoek daartoe worden ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Uit het zesde lid van artikel 552a Sv volgt dat de behandeling van het klaagschrift door de raadkamer in het openbaar plaatsvindt.
4.4. Aldus komt de vraag op of de voorzieningenrechter in kort geding bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. Nu een andere met voldoende waarborgen omkleedde rechtsgang openstaat of heeft opengestaan voor [eiser], is dat niet het geval. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat in dit concrete geval de hiervoor geschetste rechtsgang aan [eiser] onvoldoende rechtsbescherming biedt, zijn gesteld noch overigens gebleken.
4.5. Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, betekent dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
4.6. De voorzieningenrechter zal ambtshalve [eiser], omdat hij in het ongelijk wordt
gesteld, veroordelen in de als volgt te begroten kosten van deze procedure:
- vastrecht € 262,00.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. verklaart zich niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen,
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van De Staat der Nederlanden begroot op € 262,-- aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. Harbers op 27 maart 2009.