ECLI:NL:RBASS:2010:BL0334

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
22 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77362 - KG ZA 10-4
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiser tegen de Landinrichtingscommissie wegens gebrek aan rechtspersoonlijkheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Assen op 22 januari 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en de Landinrichtingscommissie. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Sipma, vorderde dat de voorzieningenrechter de Landinrichtingscommissie zou veroordelen tot rectificatie van een akte van toedeling in de Landinrichting. De Landinrichtingscommissie, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Sportel, voerde verweer tegen deze vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Landinrichtingscommissie geen rechtspersoonlijkheid bezit in de zin van artikel 2:1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de commissie niet zelfstandig kan worden aangeklaagd en dat de vordering van eiser niet ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft daarbij opgemerkt dat de Landinrichtingscommissie moet worden aangemerkt als een orgaan van de Staat, gezien de overheidstaak die aan haar is opgedragen.

De rechtbank heeft eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Landinrichtingscommissie zijn begroot op € 1.078,--. Dit bedrag omvatte het vast recht en het salaris van de advocaat. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77362 / KG ZA 10-4
Vonnis in kort geding van 22 januari 2010
in de zaak van
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P. Sipma,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
LANDINRICHTINGSCOMMISSIE [woonplaats],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. E. Sportel.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Landinrichtingscommissie worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 14 januari 2010;
- de mondelinge behandeling d.d. 22 januari 2010;
- de in het geding gebrachte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
- de Landinrichtingscommissie zal gebieden in de voormelde rectificatieakte als aanpassing op de akte van toedeling in de Landinrichting [woonplaats] d.d. 4 maart 2009, in plaats van [nummer] en [nummer] op te (laten) nemen, dat de in het vonnis van de rechtbank Assen d.d. 8 oktober 2008 genoemde percelen [nummers] met een totale oppervlakte van 9.78.20 hectare in eigendom worden toegedeeld aan [eiser], en deze rectificatieakte te laten inschrijven in de landelijk openbare registers van de Dienst voor het Kadaster en de openbare registers;
- de commissie zal veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2. De Landinrichtingscommissie voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De voorzieningenrechter stelt bij de beoordeling voorop dat ingevolge het bepaalde in art. 2:1 BW de Landinrichtingscommissie geen rechtspersoonlijkheid bezit en de Landinrichtingscommissie, gegeven de aan haar in de Landinrichtingswet opgedragen overheidstaak, niet anders dan als een orgaan van de Staat kan worden aangemerkt. Gegeven de grondslag van de vordering – de rechtbank begrijpt dat [eiser] aan zijn vordering ten grondslag legt dat de Landinrichtingscommissie jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld – moet een onrechtmatige gedraging van de Landinrichtingscommissie hebben te gelden als onrechtmatige daad van de Staat (vergelijk HR 10-02-1984, NJ 1985, 102 en HR 02-09-1994, LJN ZC1432).
3.2. Het één en het ander brengt tezamen genomen met zich dat niet de Landinrichtingscommissie maar de Staat gedagvaard had moeten worden, zodat [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.3. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Landinrichtingscommissie worden begroot op:
- vast recht € 262,--
- salaris advocaat € 816,--
Totaal € 1.078,--
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
1. verklaart [eiser] in zijn vordering niet-ontvankelijk,
2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van landinrichtingscommissie tot op heden begroot op € 1.078,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. Wassenburg-Hazelhoff op 22 januari 2010.