ECLI:NL:RBASS:2010:BM9993
Rechtbank Assen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van lijfsdwang na niet-nakoming van omgangsregeling
In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen werd behandeld, ging het om de rechtmatigheid van lijfsdwang na de niet-nakoming van een omgangsregeling. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hadden gehad, waren verwikkeld in een geschil over de omgang met hun minderjarige kind. Bij beschikking van het gerechtshof te Leeuwarden was een omgangsregeling vastgesteld, maar de vrouw weigerde deze na te komen. De man had meerdere keren geprobeerd om de regeling uit te voeren, maar de vrouw werkte hier niet aan mee. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat de vrouw een dwangsom zou verbeuren bij niet-nakoming, maar dit bleek niet effectief. De man vroeg vervolgens om lijfsdwang als middel om de vrouw te dwingen de omgangsregeling na te komen.
Tijdens de zitting op 29 juni 2010 werd vastgesteld dat de vrouw zich had verzet tegen de uitvoering van de omgangsregeling en dat eerdere dwangsommen niet hadden geleid tot nakoming. De voorzieningenrechter overwoog dat lijfsdwang een uiterste middel is en dat de belangen van het kind, dat angst vertoonde bij separatie van de moeder, zwaar wogen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van het kind zwaarder woog dan het belang van de man bij de uitvoering van de lijfsdwang. Daarom werd het verzet van de vrouw tegen de rechtmatigheid van de lijfsdwang gegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van gerechtelijke uitspraken, maar ook de noodzaak om de belangen van minderjarigen in overweging te nemen. De voorzieningenrechter besloot dat de vrouw niet onder lijfsdwang moest worden gehouden, gezien de impact op het kind. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman en in het openbaar bekendgemaakt op 29 juni 2010.