ECLI:NL:RBASS:2010:BO8191

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
297555 - CV EXPL 10-6577
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing incassovordering wegens verjaring door ABN AMRO Bank N.V.

In deze zaak vorderde ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABNAMRO) hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag van € 5.000,--. De procedure begon met een dagvaarding op 10 september 2010, gevolgd door een conclusie van antwoord op 21 september 2010. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een rekening-courant verhouding bestaat tussen ABNAMRO en gedaagden, waarbij een ongeoorloofde debetstand is ontstaan. Gedaagden hebben een schuld van € 10.386,49 aan ABNAMRO, maar hebben niet betaald na herhaalde verzoeken en sommaties.

Gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij zij in de eerste plaats betwijfelen of de deurwaarder die voor ABNAMRO optreedt, daartoe wel is gevolmachtigd. Daarnaast hebben zij de vordering bestreden met een beroep op verjaring. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden geen voldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun verweer omtrent de volmacht van de deurwaarder. Wat betreft het beroep op verjaring heeft de kantonrechter vastgesteld dat ABNAMRO niet heeft aangetoond dat de verjaringstermijn is gestuit. Gedaagden stelden dat zij zes jaar lang niets van ABNAMRO hebben vernomen, terwijl ABNAMRO stelde dat er in die periode meerdere pogingen tot contact zijn geweest.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van ABNAMRO is verjaard, omdat er geen schriftelijke aanmaningen of mededelingen zijn gedaan die de verjaringstermijn hebben gestuit. Daarom heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en ABNAMRO veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 25,--. Dit vonnis is uitgesproken op 21 december 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 297555 \ CV EXPL 10-6577
vonnis van de kantonrechter van 21 december 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V.,
die hierna wordt genoemd: ABNAMRO,
gevestigd te 1000 EA Amsterdam, Postbus 283,
eiseres,
gemachtigde: Weggemans Incasso & Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[Gedaagden]
die hierna samen in enkelvoud worden genoemd: [gedaagde],
beiden wonende te [adres]
gedaagden,
die procederen in persoon.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord van 21 september 2010;
- de nadere toelichtingen van partijen.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de navolgende feiten die tussen parijen, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende gemotiveerd betwist, vaststaan.
Tussen partijen bestaat een rekening-courant verhouding, waarop een ongeoorloofde debetstand is ontstaan. Daardoor heeft [gedaagde] een schuld aan ABNAMRO ter grootte van € 10.386,49. ABNAMRO heeft [gedaagde] verzocht en gesommeerd tot betaling van deze schuld, maar betaling is uitgebleven.
De vordering en het verweer
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert ABNAMRO hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ter grootte van ter grootte van
€ 5.000,--.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vordering.
Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, wordt hierna ingegaan.
De beoordeling
De kantonrechter, ambtshalve, stelt bij de beoordeling voorop dat de vordering van ABNAMRO niet hoger is dan € 5.000,-- maar wel wordt gegrond op een rechtstitel met een hoger belang. Daardoor komt de vraag op of de kantonrechter wel bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. [gedaagde] voert geen op de (on-)bevoegdheid van de kantonrechter gericht verweer, zodat de kantonrechter zich bevoegd acht om van het geschil kennis te nemen.
Het verweer van [gedaagde] valt in twee onderdelen uiteen. [gedaagde] vraagt zich in de eerste plaats af of de deurwaarder die voor ABNAMRO als gemachtigde optreedt, daartoe wel is gevolmachtigd. In de tweede plaats bestrijdt zij de vordering met een beroep op verjaring.
Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, valt niet in te zien welk belang [gedaagde] heeft bij beantwoording van de vraag of de deurwaarder wel bepaaldelijk is gevolmachtigd om voor ABNAMRO in deze zaak op te treden. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan al wat in dit verband door partijen over en weer wordt gesteld.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de - voor het overige niet bestreden - vordering van ABNAMRO al dan niet is verjaard. [gedaagde] stelt dat zij zes jaar lang niets van ABNAMRO heeft vernomen.
Daartegen voert ABNAMRO aan dat zij diverse malen heeft getracht om met [gedaagde] in contact te komen en dat zij tot in het jaar 2004 brieven aan [gedaagde] heeft gestuurd en op 25 juni 2004 op haar antwoordapparaat heeft ingesproken. ABNAMRO stelt dat [gedaagde] heeft gereageerd op een brief van 10 juni 2004 door een betalingsvoorstel te doen. Betaling heeft echter nooit plaatsgevonden. ABNAMRO stelt verder dat er in december 2004 ook nog schriftelijk contact is geweest en dat op 22 februari 2010 [gedaagde] met een e-mail heeft gereageerd op aanmaningen.
Met al wat ABNAMRO aldus stelt, stelt zij geen feiten of omstandigheden waaruit volgt dat de verjaringstermijn - die vijf jaar bedraagt - is gestuit. Daarvoor is immers vereist dat de verjaring van de rechtsvordering tot nakoming is gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin ondubbelzinnig het recht op nakoming is voorbehouden.
Dit brengt met zich dat het beroep op verjaring doelt treft. De kantonrechter zal de vordering afwijzen.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal de kantonrechter ABNAMRO in de kosten van de procedure veroordelen. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert begroot de kantonrechter de proceskosten op een bedrag ter grootte van € 25,-- aan de in art. 238 Rv bedoelde reis- en verletkosten.
De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af,
veroordeelt ABNAMRO in de kosten van de procedure die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 25,--.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2010.
typ/conc: BRT/216
coll: