ECLI:NL:RBASS:2011:BP3837

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
297927 - CV EXPL 10-6708
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ouders voor tandheelkundige kosten van minderjarig kind

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap DFA Service B.V. hoofdelijke veroordeling van de ouders tot betaling van een bedrag van € 1.421,77, vermeerderd met rente en kosten, voor een tandheelkundige behandeling van hun minderjarige dochter. De ouders werden door DFA aangesproken op basis van het ouderlijk gezag, dat hen volgens DFA verplichtte om de kosten van de behandeling te dragen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat op het moment van betekening van de dagvaarding de dochter meerderjarig was, waardoor de ouders niet in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger konden worden aangesproken.

De kantonrechter heeft de feiten van de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ouders niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de betaling van de tandheelkundige kosten, omdat er geen bewijs was dat zij toestemming hadden gegeven voor de behandeling. De kantonrechter oordeelde dat het enkele feit dat de ouders belast waren met het ouderlijk gezag niet voldoende was om hen aansprakelijk te stellen voor de kosten van de behandeling, aangezien er geen opdracht door de ouders was gegeven aan de tandarts.

De vordering van DFA werd afgewezen en de rechtbank heeft DFA veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van gedaagde sub 1 werden op nihil gesteld, terwijl de kosten aan de zijde van gedaagde sub 2 werden begroot op € 175,00, bestaande uit een vergoeding voor de mondelinge behandeling en het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken door kantonrechter mr. B.R. Tromp op 18 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 297927 \ CV EXPL 10-6708
vonnis van de kantonrechter van 18 januari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap DFA Service B.V.,
hierna te noemen: DFA,
gevestigd te Meppel en kantoorhoudende te Zwolle,
eiseres,
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.,
tegen
[Gedaagden],
hierna te noemen: de ouders,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H.C. Post.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 september 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord van 28 september 2010;
- de nadere toelichting van partijen.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende gemotiveerd, vaststaan.
DFA verzorgt onder meer de facturering en incasso van de vergoedingen voor behandelingen die patiënten bij hun tandarts hebben ondergaan.
Een van de tandartsen die van de diensten van DFA gebruik maakt, heeft de kosten van een tandheelkundige behandeling aan de ouders gefactureerd. De kosten hebben betrekking op tandheelkundige behandeling van de ten tijde van die behandeling minderjarige dochter van de ouders. Ondanks herhaald verzoek en sommatie heeft geen volledige betaling aan DFA plaatsgevonden.
De vordering en het verweer
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert DFA hoofdelijke veroordeling van de ouders tot betaling van een bedrag van € 1.421,77 vermeerderd met rente en kosten. DFA stelt daartoe dat de ouders gehouden zijn de kosten van de tandheelkundige behandeling te ondergaan, omdat de dochter ten tijde van die behandeling minderjarig was en de ouders over haar het ouderlijk gezag uitoefenden.
Gedaagde sub 1 voert geen inhoudelijk verweer. Het verweer van de gedaagde sub 2 strekt tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert hij aan dat hij geen toestemming heeft gegeven voor de tandheelkundige behandeling.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.
De beoordeling
De kantonrechter stelt voorop dat op het moment dat de dagvaarding aan de ouders werd betekend de dochter, zij is geboren op 6 juli 1992, meerderjarig was. De kantonrechter gaat er daarom vanuit gaat dat de ouders niet zijn gedagvaard in hun hoedanigheid van wetttelijk vertegenwoordiger van hun ten tijde van de tandheelkundige behandeling nog minderjarige dochter.
Het voorgaande brengt met zich dat niet te beoordelen staat of de ouders in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger aansprakelijk zijn. Te beoordelen staat of de ouders voor zich gehouden zijn om de kosten van de tandheelkundige behandeling te betalen. DFA stelt in dit verband dat de ouders op grond van artikel 1:247 BW - het artikel dat de omvang van het ouderlijk gezag regelt - verantwoordelijk zijn voor het voldoen van de facturen.
De kantonrechter is van oordeel dat het enkele feit dat de ouders ten tijde van de tandheelkundige behandeling belast waren met het ouderlijk gezag en dat dat ouderlijke gezag hen onder meer verplicht hun kinderen - ook medisch - te verzorgen, op te voeden en de kosten daarvan te dragen, niet met zich brengt dat een tandarts de ouders kan aanspreken tot vergoeding van kosten, gemaakt zonder dat daartoe door de ouders zelf opdracht is gegeven. Dat een opdracht door de ouders is gegeven, is door DFA niet gesteld en kan ook overigens niet blijken. De kantonrechter zal daarom de vordering afwijzen.
De kantonrechter zal DFA als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure veroordelen. De kosten aan de zijde van gedaagde sub 1, die slechts bij brief van 28 september 2010 heeft gevraagd om een uitstel om verweer te voeren, maar ondanks de daarvoor gegeven termijn vervolgens geen verweer heeft gevoerd, worden begroot op nihil. De kosten aan de zijde van gedaagde sub 2 worden begroot op de wijze als hierna wordt weergegeven.
De beslissing
De kantonrechter
wijst de vordering af,
veroordeelt DFA in de kosten van de procedure, die tot op heden aan de zijde van gedaagde sub 1 op nihil worden gesteld en aan de zijde van gedaagde sub 2 op € 25,00 als vergoeding voor de mondelinge behandeling die hij op 28 september 2011 heeft bijgewoond en € 150,-- aan salaris voor de gemachtigde die voor hem de conclusie van dupliek heeft genomen.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2011.
typ/conc: 216/BRT
coll: