ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
302487 CV EXPL 10-8041
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van tweedehands auto en garantie bij aankoop

In deze zaak gaat het om de non-conformiteit van een tweedehands auto die door eiser is gekocht van gedaagde. Eiser vordert een schadevergoeding van EUR 3.364,83, omdat de auto niet voldoet aan de verwachtingen die hij op basis van de koopovereenkomst mocht hebben. De auto vertoont een ernstig gebrek, namelijk een slecht gemonteerde voorruit, wat heeft geleid tot waterschade. Eiser heeft de auto op 9 maart 2010 gekocht en de schade deed zich voor op 8 juni 2010, binnen de garantieperiode van drie maanden die door gedaagde was gegeven. Gedaagde betwist dat de schade is veroorzaakt door een onjuist gemonteerde voorruit en stelt dat de auto bij de koop APK goedgekeurd was, waardoor deze aan de verkeersveiligheidseisen voldeed. De rechtbank oordeelt dat eiser zijn onderzoeksplicht heeft nageleefd door de auto APK te laten keuren en dat gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd dat de auto aan de overeenkomst voldeed. De rechtbank komt tot de conclusie dat de auto non-conform is, omdat het gebrek zich binnen de garantieperiode heeft voorgedaan. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 302487 CV EXPL 10-8041
vonnis van de kantonrechter van 17 mei 2011
in de zaak van
[Eiser],
hierna te noemen: [eiser],
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: A.E. Everts,
tegen
[Gedaagde, h.o.d.n. Autoservice gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
gemachtigde: P. Hoogewerf.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 november 2010 met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de nadere toelichtingen van partijen.
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.1. [eiser] heeft begin maart 2010 een auto, merk Volvo, bouwjaar 2003, van [gedaagde] gekocht. [gedaagde] heeft de auto APK voor [eiser] gekeurd. Bij de koop is een garantie voor de duur van drie maanden overeengekomen.
2.2. Op 8 juni 2010 heeft de auto waterschade opgelopen.
2.3. [eiser] heeft de auto door [Autobedrijf X) en door [Y] te Hengelo laten onderzoeken. Beide bedrijven hebben geconcludeerd dat de schade het gevolg is van het onjuist monteren en/of kitten van de voorruit.
2.4. [eiser] heeft [gedaagde] in juni 2010 meermalen aansprakelijk gesteld voor de schade en hem verzocht om tot reparatie van de auto over te gaan. [gedaagde] heeft hier afwijzend op gereageerd.
2.5. Op 14 juli 2010 heeft [Autobedrijf X] de auto in opdracht van [eiser] gerepareerd. [Autobedrijf X] heeft [eiser] hiervoor een bedrag van EUR 2.826,33 in rekening gebracht.
2.6. [eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd dit bedrag te betalen. [gedaagde] is niet tot betaling overgegaan.
3. De vordering en het verweer
3.1. [eiser] vordert, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
EUR 3.364,83 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Samengevat stelt [eiser] dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt. De voorruit van de auto is niet goed gemonteerd, waardoor schade is ontstaan. Dit is door twee garages vastgesteld. Hiermee vertoont de auto een ernstig gebrek dat mogelijk een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert. Daarnaast heeft [eiser] [gedaagde] verzocht om de auto zo af te leveren dat er een jaar geen omkijken naar zou zijn. Ook heeft [gedaagde] een garantie voor de duur van drie maanden gegeven die op het moment van het schade-incident nog liep: de auto is gekocht op 9 maart 2010, terwijl het gebrek zich op 8 juni 2010 voordeed.
[eiser] heeft kosten ter reparatie moeten maken bij [Autobedrijf X] ter hoogte van EUR 2.826,33. Daarnaast heeft [eiser] buitengerechtelijke kosten gemaakt ter hoogte van EUR 535,50.
3.3. Het verweer van [gedaagde] strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], althans tot afwijzing van zijn vordering en tot veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] betwist dat de schade is veroorzaakt door een onjuist gemonteerde voorruit: de voorruit van de auto is al zeven jaar geleden aangebracht en van lekkage is niet eerder sprake geweest. Een gebrek aan de voorruit levert daarnaast geen non-conformiteit op. Het gaat om een tweedehands auto met een hoge kilometerstand, die bij de koop slechts APK is gekeurd. Bij een dergelijke auto kan een lekkende voorruit worden verwacht. [gedaagde] betwist dat hij mededelingen heeft gedaan op grond waarvan [eiser] geen kosten hoefde te verwachten. Verder was de bij de koop gegeven garantie van drie maanden op 8 juni 2010 al verlopen.
4. De beoordeling
4.1. De vraag is of de auto die [gedaagde] aan [eiser] heeft geleverd aan de koopovereenkomst beantwoordt. De verplichting voor [gedaagde] om een auto te leveren die aan deze eisen voldoet volgt uit artikel 7:17, eerste lid, BW. Aan deze verplichting is door [gedaagde] voldaan als de auto de eigenschappen heeft die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
4.2. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat zij uitgaat van het bestaan van het gebrek dat [eiser] heeft gesteld. [eiser] heeft zijn stelling op dit punt onderbouwd met een verwijzing naar door twee garagebedrijven uitgevoerd onderzoek. Beiden hebben geconcludeerd dat sprake is van een onjuist gemonteerde voorruit waardoor lekkage is ontstaan. [gedaagde] heeft het bestaan van het gebrek betwist, net als het oorzakelijk verband tussen het gebrek en de waterschade, maar hij heeft deze betwisting niet nader onderbouwd. Het enige dat [gedaagde] in dit verband heeft aangevoerd, is dat de auto voorheen nooit dit probleem heeft gekend. Gelet op de onderbouwde stellingen van [eiser] is het verweer van [gedaagde] daarmee op dit punt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd.
4.3. Daarnaast verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagde] dat [eiser] geen beroep op non-conformiteit kan doen omdat [eiser] zijn onderzoeksplicht heeft verzaakt. [eiser] heeft de auto in het kader van de koop door [gedaagde] APK laten keuren. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] daarmee bij deze koop aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan.
4.4. Voor een auto die bedoeld is om aan het verkeer deel te nemen geldt in zijn algemeen dat deze niet aan de overeenkomst beantwoordt als door een gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, het gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert (HR 15 april 1994, NJ 1995, 614). Het omgekeerde is echter niet juist: dat de auto aan het verkeer kan deelnemen wil niet zeggen dat deze per definitie aan de overeenkomst beantwoordt (HR8 juli 2005, NJ 2006,22). In dat geval zal moeten worden bezien wat de koper, op grond van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper, mocht verwachten.
4.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt omdat deze een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert. [eiser] heeft dit wel aangevoerd maar hij heeft dit onvoldoende concreet invulling gegeven om aan te nemen dat de lekkende voorruit deze verstrekkende gevolgen heeft. Dit is te meer het geval nu de auto bij de aankoop APK is goedgekeurd, waarmee ervan mag worden uitgegaan dat de auto voldoet aan de eisen die de verkeersveiligheid stelt.
4.6. Daarmee is de te beantwoorden vraag of de auto ook verder de eigenschappen heeft die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
4.7. Het gaat om een koop van een tweedehands auto door een particulier bij een professionele autohandelaar. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] van deze koop in elk geval mocht verwachten dat met de auto veilig aan het verkeer kon worden deelgenomen. Zoals al is overwogen gaat de rechtbank hiervan uit. Daarnaast mag [eiser] redelijkerwijs verwachten dat de auto gedurende de daarvoor afgesproken periode die eigenschappen heeft die hem door [gedaagde] zijn gegarandeerd.
4.8. Dat een garantie is gegeven kan niet worden aangenomen op grond van de stelling van [eiser] dat hij [gedaagde] heeft gevraagd de auto zo af te leveren dat hij gedurende een jaar geen kosten aan de auto zou hebben. [eiser] heeft daarbij immers in het midden gelaten of partijen ook langs deze lijn zijn overeengekomen en [gedaagde] heeft een dergelijke afspraak ten stelligste ontkent.
4.9. Niet in geschil is dat bij de koop van de auto een garantie gegeven is voor de duur van drie maanden vanaf aankoopdatum. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de garantie in die zin dat het gebrek zoals de auto van [eiser] dat vertoont niet onder het bereik van de garantie zou vallen. Dit betekent dat als vast komt te staan dat de garantie liep op het moment dat het gebrek zich manifesteerde de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.10. Partijen twisten over de vraag of het gebrek zich in de garantieperiode heeft voorgedaan. Daarbij gaat het erom op welke datum de auto is gekocht en de garantie is gaan lopen. Bij dagvaarding stelt [eiser] zich onder verwijzing naar de factuur van 9 maart 2010 op het standpunt dat de koop plaatsvond op of omstreeks 9 maart 2010. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] zich hierbij aangesloten. In het verweer dat hij bij conclusie van dupliek tegen de garantie voert, stelt hij zich echter op het standpunt dat de koop eerder, namelijk op 6 maart 2010, is gesloten. Dit laatste standpunt is van geen enkele toelichting voorzien: het is gebleven bij de kale mededeling dat de koop toen plaatsvond.
Gelet op het feit dat partijen eerder steeds de datum van 9 maart 2010 hebben genoemd als aankoopdatum en het doorslaggevende belang dat deze datum in dit verband heeft, had van [gedaagde] mogen worden verwacht dat hij concreet had aangegeven waarom van een andere datum dan van 9 maart 2010 moet worden uitgegaan. De enkele vermelding dat de koop eerder plaatsvond volstaat niet. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat ervan dient te worden uitgegaan dat de koop op 9 maart 2010 is gesloten.
4.11. Op grond van het bovenstaande gaat de rechtbank er vanuit dat de garantie is ingegaan op 9 maart 2010. Dit betekent dat het gebrek, dat zich op 8 juni 2010 heeft voorgedaan, binnen de garantieperiode valt. Hieruit volgt dat [eiser] dit gebrek niet hoefde te verwachten en dat de auto met dit gebrek niet aan de overeenkomst beantwoordt.
4.12. Het bovenstaande brengt mee dat de door [eiser] gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal niet worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet voldoende onderbouwd dat deze kosten betrekking hebben op buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen.
4.13. De kantonrechter zal [gedaagde] als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de op de gebruikelijke wijze te begroten kosten van deze procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen EUR 2.826,33 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 september 2008 tot aan de dag van volledige betaling,
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op EUR 87,93 aan dagvaardingskosten, EUR 140,00 aan vast recht en
EUR 350,00 aan salaris gemachtigde,
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2011.
sd