ECLI:NL:RBASS:2011:BU9338
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van reiskostenvergoeding in het kader van CAO voor het Natuursteenbedrijf
In deze zaak vordert de werknemer, die in dienst is bij de werkgever, een hogere reiskostenvergoeding voor zijn woon-werkverkeer dan hij momenteel ontvangt. De werknemer stelt dat hij vanaf 2006 een te lage vergoeding heeft gekregen, die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de toepasselijke CAO voor het Natuursteenbedrijf. De werkgever heeft echter een lagere vergoeding betaald dan de CAO voorschrijft voor werknemers die gebruik maken van een eigen vervoermiddel, maar deze vergoeding is hoger dan die voor werknemers die met het openbaar vervoer reizen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de werknemer de vrijheid heeft gegeven om zelf te kiezen hoe hij naar zijn werk reist, en dat de werknemer niet heeft aangetoond dat hij verplicht was om met eigen vervoer te reizen. De kantonrechter overweegt dat de CAO alleen van toepassing is als de werkgever van mening is dat de werknemer gebruik moet maken van een eigen vervoermiddel. Aangezien de werkgever de werknemer niet heeft verplicht om met eigen vervoer te reizen, kan de werknemer geen aanspraak maken op de hogere vergoeding die in de CAO is vastgelegd.
De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer af en veroordeelt hem in de proceskosten. De beslissing is genomen op 26 april 2011, na een procedure die onder andere een tussenvonnis en een comparitie omvatte. De kantonrechter concludeert dat de werkgever niet in strijd heeft gehandeld met de CAO en dat de vordering van de werknemer niet kan worden toegewezen.