ECLI:NL:RBASS:2011:BU9412

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
30 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
82176 / HA ZA 10-740
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van de Rabobank wegens onvoldoende onderbouwing en niet voldoen aan specificatie-eisen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen diende, heeft de rechtbank op 30 november 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen verschillende eisers en de Coöperatieve Rabobank Borger-Klenckeland U.A. De eisers, waaronder [dhr. X] en [mw. X], hebben de vorderingen van de Rabobank betwist. De Rabobank had in een eerdere procedure op 6 juli 2011 de opdracht gekregen om haar vorderingen te specificeren, omdat deze tot dat moment niet voldoende onderbouwd waren. De Rabobank heeft echter in haar akte van 3 augustus 2011 slechts een brief overgelegd waarin het verschuldigde saldo per overeenkomst werd weergegeven, zonder de nodige specificaties te geven.

De rechtbank oordeelde dat de Rabobank niet voldeed aan de eisen die waren gesteld in het tussenvonnis. De boekenclausule in de algemene bankvoorwaarden biedt de Rabobank niet de mogelijkheid om zonder meer bedragen op te sommen zonder deze te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de Rabobank haar vorderingen onvoldoende had onderbouwd en dat de brief van 12 juli 2011 niet als een geldig uittreksel uit de administratie kon worden beschouwd. Hierdoor kon de rechtbank niet vertrouwen op de juistheid van de opgave van de vorderingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van de Rabobank afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen in civiele procedures en de noodzaak voor banken om transparant te zijn in hun vorderingen.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 82176 / HA ZA 10-740
Vonnis van 30 november 2011
in de zaak van
1. [dhr. X],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
2. [mw. X],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
3. [dhr. Y],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
4. [mw. Y],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
advocaat mr. S. van Gessel te Veendam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK BORGER-KLENCKELAND U.A.,
gevestigd te Borger,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.J. Reiziger.
Partijen worden hierna ook (in enkelvoud) [X] en de Rabobank genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juli 2011;
- de akte tevens houdende vermindering van eis van de Rabobank van 3 augustus 2011;
- de antwoordakte van [X] van 28 september 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie en reconventie
2.1. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 6 juli 2011 gelast dat de Rabobank haar vorderingen bij akte specificeert, omdat de Rabobank tot dat moment haar vorderingen niet anders heeft onderbouwd dan met het stellen van bedragen die de kredietnemers haar schuldig zouden zijn, terwijl de kredietnemers die bedragen hebben betwist.
2.2. Bij akte van 3 augustus 2011 heeft de Rabobank - onder verwijzing naar de in
artikel 11 van de algemene bankvoorwaarden opgenomen zogenaamde boekenclausule - een brief in het geding gebracht waarop het volgens haar verschuldigde saldo per overeenkomst is weergegeven. Omdat uit die brief volgt dat de vorderingen zoals bij dagvaarding begroot niet kloppen, heeft de Rabobank in haar akte haar eis verminderd.
2.3. [X] volhardt in zijn antwoordakte in de betwisting van de vorderingen en voert daartoe aan dat de Rabobank op grond van een boekenclausule niet kon volstaan met het opnieuw enkel opnoemen van bedragen. Wieringa concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen en stelt daartoe dat de Rabobank de kans die de rechtbank haar heeft geboden om haar vorderingen alsnog deugdelijk te onderbouwen onbenut heeft gelaten.
2.4. De rechtbank stelt bij de verdere beoordeling voorop dat de Rabobank niet heeft voldaan aan hetgeen de rechtbank bij tussenvonnis van 6 juli 2011 heeft gelast. De Rabobank volstaat opnieuw met het opsommen van bedragen, zonder inzichtelijk te maken hoe deze bedragen zijn samengesteld. Gelet op wat partijen daarover hebben aangevoerd staat te beoordelen of de Rabobank met het verstrekken van een opgave kon volstaan, gelet op de in de algemene bankvoorwaarden opgenomen boekenclausule.
2.5. De in de algemene bankvoorwaarden opgenomen boekenclausule neemt niet weg dat bij een daarop gericht verweer de Rabobank heeft aan te tonen dat de opgave van haar vorderingen overeenkomt met de gegevens uit haar administratie (vergelijk HR: 26 april 1996, NJ 1996,490, rov. 3.8). Het is daarom de vraag of de Rabobank dat in deze zaak heeft aangetoond.
2.6. De Rabobank baseert zich thans op een ongeadresseerde brief van de directeur van de Rabobank Borger-Klenckeland van 12 juli 2011. Die brief luidt, voor zover van belang:
Geachte heer, mevrouw,
Hierbij een overzicht van de schuldenpositie per 23 november 2010 betreffende Adel Personeelsdiensten B.V., [Y] Beheer B.V. en Oikeiosis B.V.
Adel personeelsdiensten B.V.
overeenkomstnummer 1217.95.012 € 123.288,02
[Y] Beheer B.V.
overeenkomstnummer 1217.94.989 € 24.614,50
3092.920.120 - 85.250,00
Achterstallige rente - 3.353,64
Oikeiosos B.V.
overeenkomstnummer 1228.83.500 € 24.994,93
3092.920.147 - 85.250,00
Achterstallige rente - 3.353,64
Hoogachtend
Rabobank Borger-Klenckeland
Drs. [Z]
Directeur Bedrijfsmanagement
2.7. De Rabobank stelt dat met deze brief een uittreksel uit haar administratie in het geding is gebracht zoals in artikel 11 van de algemene bankvoorwaarden bedoeld. Zonder nadere toelichting die de Rabobank niet geeft, kan de rechtbank dat niet begrijpen. De brief van 12 juli 2011 lijkt, gelet op de inhoud en de redactie ervan, niet de strekking te hebben het door de Rabobank bedoelde uittreksel te zijn. De Rabobank kan met de brief van 12 juli 2011 niet aantonen dat de opgave van haar vorderingen overeenkomt met de gegevens uit haar administratie. De Rabobank heeft geen andere feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de opgave van haar vorderingen met de gegevens uit haar administratie overeenkomt.
2.8. Aldus heeft de Rabobank haar vorderingen - in het licht van het daarop gerichte verweer - onvoldoende onderbouwd. Bij die onderbouwing heeft [X] belang, omdat niet op de juistheid van de opgave van de vorderingen door de Rabobank kan worden vertrouwd. De Rabobank heeft immers haar vorderingen moeten verminderen op het moment dat de rechtbank gelastte dat zij haar vorderingen zou specificeren.
2.9. De rechtbank ziet geen aanleiding om de Rabobank opnieuw in de gelegenheid te stellen haar vorderingen te specificeren. De rechtbank zal daarom de vorderingen van de Rabobank afwijzen.
2.10. Gelet op die te nemen beslissing rest bij partijen geen belang bij een bespreking van wat zij verder over en weer aanvoeren.
2.11. De rechtbank zal de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat ieder van partijen zijn of haar eigen kosten draagt. Daarvoor is redengevend dat geen van partijen in overwegende mate in het ongelijk wordt gesteld.
BESLISSING
De rechtbank
in conventie en reconventie
wijst de vorderingen af,
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen aldus dat ieder van de partijen zijn of haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp, bijgestaan door mr. E. Hoekstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2011.