In deze zaak gaat het om een geschil tussen erfgenamen over een gebruiksvergoeding voor een gemeenschappelijke woning, na het overlijden van de erflaatster. De rechtbank Assen heeft op 16 mei 2012 vonnis gewezen in de zaak met zaaknummer 88733 - HA ZA 11-572. De eisers, bestaande uit drie kinderen van de erflaatster, vorderen betaling van een gebruiksvergoeding van € 36.845,00 van de gedaagde, die ook een kind van de erflaatster is. De eisers stellen dat de gedaagde de woning heeft bewoond met uitsluiting van de andere erfgenamen en dat hij daarvoor een vergoeding verschuldigd is. De gedaagde betwist dit en voert aan dat hij nooit een vergoeding aan zijn moeder schuldig was, omdat hij als huismeester optrad en dat hij de woning nooit met uitsluiting van de andere erfgenamen heeft bewoond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfgenamen gezamenlijk recht hebben op het genot van de gemeenschappelijke woning. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde mogelijk een vergoeding verschuldigd is, maar dat de zaak niet bij de rechtbank kan worden behandeld. De rechtbank verwijst de zaak naar de kantonrechter, omdat een geschil over een gebruiksvergoeding bij verzoekschrift moet worden ingeleid. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en geeft partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de bevoegdheid van de rechtbank en het processtuk waarmee de procedure had moeten worden ingeleid.
De rechtbank concludeert dat de zaak niet geschikt is voor behandeling in de civiele sector en dat de kantonrechter de aangewezen instantie is om het geschil te beslechten. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken op 16 mei 2012.