ECLI:NL:RBASS:2012:BV6945

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
326800 \ CV EXPL 11-6464
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en derdenverklaring in civiele procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen is behandeld, betreft het een geschil over een derdenverklaring in het kader van een executoriaal beslag. De besloten vennootschap Vrindenboom B.V. heeft als derde-beslagene een verklaring afgelegd nadat Van Gansewinkel Nederland B.R. executoriaal beslag had gelegd op haar debiteur. Van Gansewinkel betwistte de juistheid van deze verklaring, wat leidde tot een procedure waarin Vrindenboom verzocht om ontheffing van een eerder verstekvonnis. De procedure begon met een inleidende dagvaarding op 13 juni 2011, gevolgd door een verstekvonnis op 5 juli 2011 en een dagvaarding in oppositie op 22 september 2011. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Vrindenboom niet adequaat heeft gereageerd op de betwisting van haar verklaring door Van Gansewinkel. Ondanks de mogelijkheid om haar verklaring aan te vullen, heeft Vrindenboom dit nagelaten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verklaring van Vrindenboom niet voldeed aan de eisen, en heeft het verstekvonnis bekrachtigd. Vrindenboom is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van Van Gansewinkel. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 21 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK Assen
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 326800 \ CV EXPL 11-6464
vonnis van de kantonrechter van 21 februari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap Vrindenboom B.V.,
die woonplaats kiest in Groningen,
opposant,
gemachtigde: mr. B.M.B. Gruppen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Gansewinkel Nederland B.R.,
die woonplaats kiest in Zwolle,
geopposeerde,
gemachtigde: Tijhuis & Partners.
Partijen worden hierna Vrindenboom en Van Gansewinkel genoemd.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 13 juni 2011;
- het verstekvonnis van 5 juli 2011;
- de dagvaarding in oppositie van 22 september 2011;
- de conclusie van antwoord in oppositie van 29 november 2011, teven akte voorwaardelijke wijziging van eis;
- de conclusie van repliek in oppositie van 3 januari 2012;
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
Van Gansewinkel heeft onder Vrindenboom executoriaal derden-beslag gelegd om tot incasso te komen van haar vordering op een werknemer van Vrindenboom.
Vrindenboom heeft als derde-beslagene de in art. 476a lid 1 Rv bedoelde derden-verklaring gegeven. Van Gansewinkel heeft die verklaring betwist, omdat Vrindenboom niet verklaart welke bedragen door het beslag zijn en worden getroffen en omdat Vrindenboom niet naar waarheid verklaarde met betrekking tot volgens haar eerder gelegde beslagen.
Van Gansewinkel heeft Vrindenboom daarop in de gelegenheid gesteld haar verklaring te wijzigen en aan te vullen. Die gelegenheid heeft Vrindenboom niet benut.
Op de voet van wat art. 477 lid 2 RV bepaalt heeft Van Gansewinkel vervolgens Vrindenboom gedagvaard.
Tegen Vrindenboom is verstek verleend en op 5 juli 2011 heeft de kantonrechter tegen Vrindenboom een verstekvonnis gewezen.
De vordering en het verweer
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert Vrindenboom, verkort weergegeven, dat de kantonrechter haar ontheft van de in het verstekvonnis gegeven veroordeling en dat haar een termijn wordt gesteld waarbinnen Vrindenboom alsnog of opnieuw de derden-verklaring kan afleggen gevolgd door - voor zover van toepassing - afdracht van gelden die onder het derdenbeslag zijn gevallen, een en ander met veroordeling van Van Gansewinkel in de kosten van deze procedure. Daartoe stelt Vrindenboom, samengevat weergegeven, dat haar veroordeling op een misverstand berust, omdat de inleidende dagvaarding in het ongerede is geraakt zodat zij geen verweer heeft gevoerd en dat zij bereid en in staat is opnieuw een derden-verklaring af te leggen en dat zij dan ook bereid is tot afdracht van dat deel van het loon van haar werknemer dat op grond van de beslagvrije voet onder het beslag valt.
Van Gansewinkel concludeert tot bekrachtiging van het verstekvonnis en veroordeling van Vrindenboom in de kosten van deze procedure.
De beoordeling
Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. Van Gansewinkel zoekt verhaal op een debiteur en legt daartoe executoriaal derden-beslag onder Vrindenboom, de werkgeefster van haar debiteur. Vrindenboom legt een derden-verklaring af, maar Van Gansewinkel betwist die verklaring. Van Gansewinkel biedt Vrindenboom een mogelijkheid om de verklaring aan te vullen en/of te wijzigen, maar die mogelijkheid benut Vrindenboom niet. Daarop dagvaardt Van Gansewinkel Vrindenboom. Vrindenboom wordt bij verstek veroordeeld tot betaling van wat de debiteur van Van Gansewinkel aan laatstgenoemde schuldig is. In het tegen die veroordeling gerichte verzet tracht Vrindenboom het daarheen te leiden dat haar een termijn wordt gegeven om alsnog of opnieuw een verklaring af te leggen. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de kantonrechter als volgt.
Met de wens om daartoe in de gelegenheid te worden gesteld, miskent Vrindenboom dat niet de situatie voorligt dat Vrindenboom als derde-beslagene geen verklaring heeft afgelegd, een situatie waarvoor art. 477a lid 1 Rv is geschreven. Vrindenboom heeft immers een verklaring afgelegd.
Het verklaarde wordt echter door Van Gansewinkel betwist. Voor die situatie geldt art. 477a lid 2 Rv. Dit artikellid ziet op de situatie dat de derde-beslagene een verklaring aflegt die door de executant wordt betwist.
Van Gansewinkel dagvaardt Vrindenboom in deze procedure tot het doen van een juiste gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter Van Gansewinkel blijkt toe te komen.
In haar dagvaarding heeft Van Gansewinkel gemotiveerd aangevoerd dat de verklaring van Vrindenboom niet juist is. In dat verband stelt Van Gansewinkel dat Vrindenboom verklaart dat Gerechtsdeurwaarderskantoor Groenewegen & Partners de eerst beslagleggende deurwaarder is en dat Vrindenboom desgevraagd heeft verklaard dat zij voor dit gerechtsdeurwaarderskantoor inhoudingen en afdrachten uitvoert. Van Gansewinkel stelt dat navraag bij het betreffende gerechtsdeurwaarderskantoor haar heeft geleerd dat er geen beslag is gelegd en ook geen afdrachten worden uitgevoerd. Voorts betwist Van Gansewinkel de verklaring op de grond dat Vrindenboom geen opgave doet van het bedrag dat maandelijks door het beslag wordt getroffen. Van Gansewinkel voert in dit verband verder aan dat stavende bewijsstukken niet aan de verklaring zijn gehecht.
Onder deze omstandigheden lag het op de weg van Vrindenboom om in deze procedure terug te komen op haar verklaring door deze aan te vullen of te wijzigen en/of deze met bewijsmiddelen te onderbouwen. Dat heeft Vrindenboom nagelaten. In plaats daarvan voert Vrindenboom een verweer dat berust op een onjuiste lezing van de (grondslag) van de dagvaarding en volhardt zij in haar opvatting dat haar verklaring voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Vrindenboom voert daardoor een verweer dat niet tot vernietiging van het verstekvonnis kan leiden. De kantonrechter zal het verstekvonnis daarom bekrachtigen.
Vrindenboom zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de op de gebruikelijke wijze te begroten kosten van deze procedure.
De beslissing
De kantonrechter:
bekrachtigt het vonnis waarvan verzet;
veroordeelt Vrindenboom in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de zijde van Van Gansewinkel begroot op € 150,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2012.
typ/conc: 216/BRT
coll: