ECLI:NL:RBASS:2012:BY1174

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
90702 - HA ZA 12-7
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor letselschade van dochter bij verkeersongeval zonder gordeldracht

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurder van een Volkswagen Polo voor de letselschade van zijn dochter, die ten tijde van een verkeersongeval geen autogordel droeg. Het ongeval vond plaats op 10 april 2009, waarbij de Volkswagen Polo werd aangereden door een vrachtwagencombinatie. De dochter van de bestuurder raakte ernstig gewond, met blijvende beperkingen als gevolg. ASR, de verzekeraar van de Volkswagen Polo, heeft een schadevergoeding betaald aan TVM, de verzekeraar van de vrachtwagen, en vordert nu dat TVM haar bijdrage aan de schadevergoeding terugbetaalt, omdat de bestuurder geen fout zou hebben gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout heeft gemaakt die tot medeaansprakelijkheid zou leiden. Evenmin is aangetoond dat het niet dragen van de autogordel door de dochter heeft bijgedragen aan de letselschade. De rechtbank oordeelt dat de verplichting om een gordel te dragen in civielrechtelijke zin een schadebeperkende maatregel is voor de bestuurder, maar dat dit niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid voor de letselschade van de passagier.

De rechtbank concludeert dat ASR niet gehouden is om bij te dragen aan de schadevergoeding, omdat niet is komen vast te staan dat de bestuurder een fout heeft gemaakt of dat het letsel door het niet dragen van de gordel is verergerd. TVM wordt veroordeeld in de proceskosten, en de rechtbank verklaart dat ASR geen vergoeding verschuldigd is aan TVM. Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 90702 / HA ZA 12-7
Vonnis van 3 oktober 2012
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
TVM U.A. h.o.d.n. TVM VERZEKERINGEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaat mr. H.N. Kuiper te Hoogeveen.
Partijen zullen hierna ASR en TVM genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 22 december 2011;
- de conclusie van antwoord met producties van 22 februari 2012;
- de conclusie van repliek van 27 juni 2012;
- de conclusie van dupliek van 8 augustus 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de navolgende feiten die vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist en/of omdat die feiten blijken uit de in zoverre onweersproken gebleven inhoud van de door partijen overgelegde producties.
2.2. Op vrijdag 10 april 2009, in het begin van de middag, doet zich op een provinciale weg in de gemeente Sommeren een ernstig verkeersongeval voor.
2.3. Bij dat verkeersongeval zijn een Volkswagen Polo en een vrachtwagencombinatie betrokken.
2.4. De Volkswagen Polo bevindt zich ten tijde van het verkeersongeval op de provinciale weg. De Volkswagen Polo heeft ter hoogte van een afrit voorgesorteerd om linksaf te kunnen slaan. De Volkswagen Polo staat echter stil op de rijbaan, omdat de bestuurder aan het hem tegemoetkomende verkeer voorrang moet verlenen.
2.5. De Volkswagen Polo wordt met een snelheid van ongeveer 85 kilometer per uur van achteren aangereden door de vrachtwagencombinatie, doordat de bestuurder van die vrachtwagencombinatie niet of te laat de afremmende en uiteindelijk stilstaande Volkswagen Polo waarneemt.
2.6. De bestuurder van de Volkswagen Polo raakt als gevolg van het verkeersongeval ernstig gewond. Ook een passagier, de negenjarige dochter van de bestuurder, raakt ernstig gewond. Zij droeg ten tijde van het verkeersongeval geen autogordel en wordt na het verkeersongeval tussen de voorstoelen van de Volkswagen Polo aangetroffen. Zij heeft op meerdere plaatsen haar schedel gebroken en zij heeft hersenletsel. Dat hersenletsel is van een zodanige aard en omvang van dat de dochter blijvende beperkingen overhoudt aan het verkeersongeval en zich niet meer op een gelijke wijze als haar leeftijdsgenootjes zal kunnen ontwikkelen.
2.7. TVM betreft de WAM-verzekeraar van de vrachtwagencombinatie. ASR betreft de WAM-verzekeraar van de Volkswagen Polo. Beide verzekeraars zijn aangesloten bij het Verbond van Verzekeraars.
2.8. De bij dat verbond aangesloten verzekeraars zijn gebonden aan een bedrijfsregeling die dat verbond heeft vastgesteld. Het betreft de zogeheten "Bedrijfsregeling schuldloze derde". Deze bedrijfsregeling beoogt te voorkomen dat een schuldloze derde problemen ondervindt bij het verkrijgen van een schadevergoeding als betrokken verzekeraars met elkaar een geschil hebben over de aansprakelijkheid voor die schade. TVM en ASR wijzen beide de dochter aan als schuldloze derde.
2.9. TVM is aansprakelijk voor de schade die door het verkeersongeval is ontstaan. TVM erkent haar aansprakelijkheid en is tot vergoeding van schade aangesproken. TVM heeft onder toepassing van de Bedrijfsregeling schuldloze derde, een schadevergoeding uitgekeerd.
2.10. TVM heeft ASR aangesproken tot betaling van een bijdrage in de schade, op de grond dat TVM vindt dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout kan worden aangewreven die met zich brengt dat óók hij aansprakelijk is voor de letselschade van zijn dochter.
2.11. ASR heeft haar gehoudenheid tot betaling van een bijdrage afgewezen. Vervolgens is onder toepassing van de Bedrijfsregeling schuldloze derde, door ASR 50% van de aan de dochter van de bij haar verzekerde bestuurder te vergoeden schade voldaan.
3. Het geschil
3.1. Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert ASR, verkort weergegeven, dat de rechtbank voor recht verklaart dat ASR niet gehouden is enige vergoeding aan TVM te betalen en dat TVM gehouden is om aan ASR een bedrag te voldoen ter grootte van wat ASR tot dusver op grond van de Bedrijfsregeling schuldloze derde aan TVM heeft betaald. Daartoe betwist ASR, samengevat weergegeven, dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout kan worden aangewreven die tot medeaansprakelijkheid van ASR leidt.
3.2. Het verweer van TVM strekt tot niet-ontvankelijkheid van ASR, althans afwijzing van haar vordering, althans tot matiging van de vordering van ASR. Daartoe voert TVM aan, samengevat weergegeven, dat zij weliswaar aansprakelijk is voor de schade die het verkeersongeval heeft veroorzaakt, maar dat de bij ASR verzekerde bestuurder óók aansprakelijk is voor het letsel van zijn dochter, omdat zijn dochter ten tijde van het verkeersongeval geen gordel droeg en dat aan haar vader als bestuurder van de Volkswagen Polo kan worden toegerekend.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak, samengevat weergegeven met het oog op een doelmatige bespreking, om het volgende. ASR heeft op grond van een bedrijfsregeling waaraan zij is gebonden, aan TVM een bijdrage betaald in de schadevergoeding die TVM heeft uitgekeerd aan het slachtoffer van een verkeersongeval. In de door ASR in deze procedure betrokken stellingen ligt besloten dat zij iedere aansprakelijkheid voor die schade afwijst en dat zij daarom vindt dat zij onverschuldigd aan TVM heeft betaald. Gelet op het daarop gerichte verweer van TVM komt het er in deze procedure op aan of de bij ASR verzekerde bestuurder van de Volkswagen Polo voor een deel aansprakelijk is voor de letselschade van zijn dochter. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de rechtbank als volgt.
4.2. Uit artikel 59 van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990
(hierna RVV) volgt dat de bestuurder van een personenauto een passagier die jonger is dan 12 jaar alleen mag vervoeren als die passagier gebruik maakt van een autogordel. De rechtbank acht het verder een feit van algemene bekendheid dat het dragen van een autogordel de kans op dodelijk en ernstig letsel verminderd. Artikel 59 RVV in samenhang beschouwd met dit feit van algemene bekendheid, brengt met zich dat de in artikel 59 RVV neergelegde verplichting een passagier jonger dan 12 jaar alleen te vervoeren als die passagier een gordel draagt, in civielrechtelijke zin een verplichting van de bestuurder van een auto inhoudt tot het treffen van een schadebeperkende maatregel.
4.3. Het kan daarom een fout van een bestuurder van een auto opleveren als een passagier geen autogordel draagt. Of van een fout sprake is, is echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval zoals de onderlinge verhouding van bestuurder en passagier en hetgeen zich bij de aanvang en tijdens de rit met betrekking tot het dragen van gordel heeft afgespeeld (zie hiervoor HR 1 juni 1990, NJ 1990, 578).
4.4. Feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat het een fout van de bestuurder van de Volkswagen Polo was om (door) te rijden, terwijl zijn dochter geen gordel (meer) droeg zijn door TVM niet gesteld en zijn de rechtbank ook overigens niet gebleken. Dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout heeft gemaakt en dat hij daardoor tekort is geschoten in zijn verplichting een schadebeperkende maatregel te nemen, kan daarom in deze procedure niet komen vast te staan.
4.5. Ware dat al anders, dan had dat TVM niet kunnen baten. Daarvoor is redengevend dat niet alleen moet komen vast te staan dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout heeft gemaakt, maar ook dat het letsel bij het gebruik van een autogordel minder zou zijn geweest of zich wellicht niet had voorgedaan. Alleen dan is het niet dragen van een gordel een risicofactor die voor rekening van de passagier en/of bestuurder kan komen. Alleen dan staat immers vast dat het niet dragen van de gordel ook daadwerkelijk risicoverhogend heeft gewerkt.
4.6. TVM stelt echter geen (voor bewijs vatbare) feiten waaruit in deze concrete zaak een causaal verband kan worden afgeleid tussen het niet dragen van de autogordel en de letselschade. Het ligt wel op de weg van TVM om die feiten te stellen, omdat op haar de stelplicht en bewijslast rust van de feiten op grond waarvan wederzijdse causaliteit kan worden aangenomen. In dit concrete geval kan daarbij worden opgemerkt dat gelet op de toedracht van het ongeval het bepaald niet kan worden uitgesloten dat het hersenletsel en de daaruit voortvloeiende letselschade ook zou zijn ontstaan wanneer de dochter wel een autogordel had gedragen. Uit de vaststaande feiten volgt immers dat een vrachtwagencombinatie met een relatief hoge snelheid is ingereden op een relatief kleine en stilstaande personenauto.
4.7. Eén en ander leidt tot de slotsom dat niet vaststaat dat de bestuurder van de Volkswagen Polo een fout heeft gemaakt en dat evenmin vaststaat dat het niet dragen van een autogordel heeft bijgedragen aan de letselschade. ASR is daarom niet gehouden bij te dragen in de schade. De daarop gestoelde en gevorderde verklaringen voor recht zal de rechtbank geven.
4.8. De rechtbank zal TVM als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- dagvaarding € 94,32
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.573,32.
4.9. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
BESLISSING
De rechtbank
1. verklaart voor recht dat ASR niet gehouden is enige vergoeding te doen ter zake van de aan [X] door TVM uit te keren schadevergoeding,
2. verklaart voor recht dat TVM ter zake van het verkeersongeval geen vordering op ASR heeft en dat TVM gehouden is om aan ASR een bedrag te voldoen ter grootte van het bedrag dat ASR op grond van de Bedrijfsregeling schuldloze derde inzake de schade van [X] aan TVM heeft betaald,
3. veroordeelt TVM in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 1.573,32,
4. veroordeelt TVM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat als TVM niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5. verklaart dit vonnis wat betreft de onder 3. en 4. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R. Tromp en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2012.