ECLI:NL:RBBRE:2005:AU9964
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boetebeschikking en aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 1 december 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en een boetebeschikking die aan hem waren opgelegd. De aanslag was gedateerd op 16 december 2003 en was berekend op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.918.535, met een boete van 50% van de verschuldigde belasting, wat neerkwam op € 2.772.143. De belanghebbende had op 16 januari 2004 bezwaar gemaakt tegen zowel de aanslag als de boetebeschikking, maar de inspecteur had tot de zitting op 26 augustus 2005 geen uitspraak gedaan op deze bezwaren.
De rechtbank oordeelde dat de boete niet los van de aanslag kon worden beoordeeld, aangezien beide zaken met elkaar samenhangen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en droeg de inspecteur op om binnen vier weken uitspraak te doen op zowel het bezwaar tegen de boetebeschikking als op het bezwaar tegen de aanslag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 805, en werd de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moest vergoeden. De rechtbank gelastte ook dat de Staat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 37 aan hem vergoedde.
De uitspraak biedt inzicht in de procedurele aspecten van het bestuursrecht, met name de vereisten voor het indienen van beroep en de samenhang tussen verschillende rechtszaken. De rechtbank benadrukte het belang van tijdige beslissingen door de inspecteur en de ontvankelijkheid van het beroep van de belanghebbende, ondanks het uitblijven van een uitspraak op het bezwaar.