ECLI:NL:RBBRE:2006:BF0206
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 14 juni 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. Het betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en een daarbij opgelegde boetebeschikking voor het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000. De inspecteur had op 13 september 2005 uitspraak gedaan op de bezwaren van de belanghebbende, maar deze uitspraak werd door de rechtbank vernietigd.
De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet als ondernemer kan worden aangemerkt in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968. De rechtbank concludeerde dat de activiteiten van de belanghebbende, die bestonden uit de verwerving van grond, de realisatie van twee woningen en de verkoop daarvan, slechts als incidentele activiteiten kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat er geen sprake is van het duurzaam bevredigen van behoeften in het maatschappelijk verkeer, wat vereist is voor de kwalificatie als ondernemer.
De rechtbank heeft de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 805. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheden tot hoger beroep of cassatie. De rechtbank heeft daarbij de nodige procedurele aandachtspunten uiteengezet voor het instellen van deze rechtsmiddelen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, met drs. J.M.C. Hendriks als griffier. De uitspraak is aangetekend verzonden aan de betrokken partijen.