ECLI:NL:RBBRE:2007:BB2124

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/232
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de belastingkamer in belastingzaken en verzet tegen eerdere uitspraak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 17 juli 2007, werd het verzet van de belanghebbende ongegrond verklaard. De belanghebbende had zich tot de rechtbank gewend met verzoeken tot herziening van een arrest van de Hoge Raad en om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de enkelvoudige belastingkamer niet bevoegd was om deze verzoeken in behandeling te nemen. De belanghebbende had in zijn verzet verwezen naar het gemeenschapsrecht en de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, maar de rechtbank concludeerde dat hieruit niet kon worden afgeleid dat de belastingkamer bevoegd was. De rechtbank bevestigde de eerdere uitspraak van 31 januari 2007, waarin de belastingkamer zich ook al onbevoegd had verklaard. De rechtbank benadrukte dat bij het instellen van beroep in cassatie aan bepaalde vereisten moet worden voldaan, zoals het indienen van een afschrift van de uitspraak en het ondertekenen van het beroepschrift. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. Abbing-van Kleef, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/232
Uitspraakdatum: 17 juli 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) juncto artikel 8:55 Awb op het verzet van:
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] (België), opposante, hierna te noemen: belanghebbende,
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb gedane uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank van 31 januari 2007.
Zitting
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 3 juli 2007.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde. De zaken bij de rechtbank geregistreerd met de nummers 07/232 en 07/233 zijn gelijktijdig ter zitting behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
2. Gronden
2.1 In de bestreden uitspraak heeft de enkelvoudige belastingkamer van de rechtbank zich onbevoegd verklaard tot:
- herziening van het door de civiele kamer van de Hoge Raad der Nederlanden gewezen arrest van 17 december 2004 (nr.C 03/114), en
- kennisneming van de vordering tot vergoeding van de schade die de Hoge Raad volgens belanghebbende met zijn arrest zou hebben berokkend.
2.2 De rechtbank heeft het verzetschrift van belanghebbende ontvangen op 7 februari 2007. Zowel in het verzetschrift, als ook ter zitting heeft belanghebbende onder verwijzing naar de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (het gemeenschapsrecht) omstandig betoogd dat de jurisprudentie van de Hoge Raad onjuist is en de rechtbank haar herzienings- en schadevergoedingsverzoek zou moeten inwilligen.
2.3 Uit belanghebbendes verwijzing naar het gemeenschapsrecht en hetgeen zij overigens heeft aangevoerd valt echter niet af te leiden dat de rechter in belastingzaken bevoegd is tot kennisneming van belanghebbendes verzoeken.
2.4 Naar het oordeel van de rechtbank heeft de enkelvoudige belastingkamer in de thans bestreden uitspraak dan ook terecht geoordeeld dat zij onbevoegd is tot kennisneming van belanghebbendes verzoeken.
Gelet op het vorenoverwogene is het verzet ongegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2007 door mr A.A. den Hartog, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. W. Brouwer, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Abbing-van Kleef, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan belanghebbende:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbende en de wederpartij in het bodemgeschil binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag
Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het beroep in cassatie.