ECLI:NL:RBBRE:2008:BI6809

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/4247
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, woonachtig in België, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 26 september 2007, waarin het bezwaar van de belanghebbende tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 werd afgewezen. De belanghebbende ontving in 2005 een W.A.O.-uitkering van bruto € 16.368, waarover € 3.716 aan loonheffing was ingehouden. De rechtbank heeft op 6 maart 2008 de zitting gehouden, waar zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De aanslag inkomstenbelasting is verminderd tot nihil, en de aanslag premie volksverzekeringen is vastgesteld op een premie-inkomen van € 16.368, met een verschuldigde premie AWBZ van 13,45%, onder verrekening van € 3.716 aan voorheffingen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Staat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 dient te vergoeden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de belanghebbende geen ander inkomen had dan de W.A.O.-uitkering en dat hij niet expliciet had gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en België is de uitkering belastbaar in België. De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de inspecteur een fout had gemaakt in de eerdere vaststelling van het premie-inkomen en dat de inspecteur inmiddels aan de bezwaren van de belanghebbende was tegemoetgekomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/4247
Uitspraakdatum: 20 maart 2008
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats], België,
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
verweerder.
Eiser en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 26 september 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2008.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede de inspecteur,
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil;
- vermindert de aanslag premie volksverzekeringen tot een berekend naar een premie-inkomen van € 16.368 waarover uitsluitend premies AWBZ zijn verschuldigd naar een tarief van 13,45%, onder verrekening van € 3.716 aan voorheffingen;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende, geboren op 12 februari 1965, is sedert mei 2004 woonachtig in België.
2.2. In 2005 genoot belanghebbende vanuit Nederland een W.A.O.-uitkering van bruto
€ 16.368. Hierop is € 3.716 aan loonheffing ingehouden.
2.3. Belanghebbende heeft geen ander inkomen dan is vermeld onder 2.2.
2.4. Belanghebbende heeft voor het jaar 2005 niet expliciet gekozen voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Op grond van artikel 18, § 1, onderdeel b van het Verdrag ter vermijding van dubbele belasting gesloten tussen Nederland en België is de uitkering bedoeld onder 2.2 belastbaar in België.
2.5. Met dagtekening 18 juli 2007 wordt aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van nihil en een premie-inkomen van € 2.500, zonder verrekening van voorheffingen, doch met verrekening van het premie-deel van de heffingskorting.
2.6. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbende bij uitspraak van 26 september 2007 afgewezen, het belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van belanghebbende over 2005 nader vastgesteld op € 16.368 en het premie-inkomen nader vastgesteld op € 30.357, onder verrekening van voorheffingen en het premie-deel van de heffingskorting.
2.7. Het beroepschrift van belanghebbende tegen de onder 2.6 bedoelde uitspraak op bezwaar is bij de rechtbank ingekomen op 5 oktober 2007.
2.8. Naar de rechtbank uit het beroepschrift en de ter zitting door belanghebbende
gegeven toelichting verstaat, is belanghebbende van mening dat per saldo in Nederland geen inkomstenbelasting is verschuldigd en dat het premie-inkomen 2005 dient te worden vastge-steld op € 16.368, onder verrekeningen van € 3.716 aan voorheffingen en onder verrekening van het premie-deel van de heffingskorting.
2.9. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat bij de bestreden uitspraak op bezwaar een fout is gemaakt. Ten onrechte werd het premie-inkomen 2005 van belanghebbende herleid tot € 30.357. Bij ambtshalve vermindering de dato 19 december 2007 is de aanslag aangepast op de wijze zoals door belanghebbende onder 2.8 is bepleit.
2.10. Desgevraagd geeft belanghebbende aan dat de inspecteur inmiddels geheel aan de bezwaren van belanghebbende is tegemoetgekomen.
2.11. Naar de rechtbank begrijpt stelt belanghebbende dat hij onder bewind is gesteld en dat de toegang tot de bankrekening, waarop het bedrag van de ambtshalve vermindering is gestort, in verband met deze onderbewindstelling is geblokkeerd. Eerst ter zitting is gebleken dat belanghebbendes grieven voornamelijk betrekking hebben op deze blokkering. De onderbewindstelling en de uitvoering daarvan betreffen echter niet-fiscale kwesties waarin de belastingrechter niet kan en mag treden.
2.12. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
2.13. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 20 maart 2008 door mr. drs. M.G.J.M. van Kempen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.C.W. Hermus, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.